Raad voor de Journalistiek: geen ambtshalve uitspraak over kwestie Van Hout; maar heeft wel een mening

UPDATE De Raad voor de Journalistiek meent dat het onnodig is een uitspraak te doen over samenwerking tussen journalisten en inlichtingendiensten. De NVJ had om een ambtshalve uitspraak gevraagd, na ophef over de samenwerking tussen journalist Bas van Hout en inlichtingendienst AIVD tijdens de Algemene ledenvergadering (ALV) van de beroepsvereniging. Volgens de Raad is het voldoende duidelijk dat journalisten niet dienen samen te werken met inlichtingendiensten, misschien op een uitzondering na. Toch overweegt de Raad haar leidraad aan te passen op dit punt.
NVJ-leden hadden tijdens de ALV van 22 juni aangedrongen op het royement van Van Hout na publicaties over zijn contacten met de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. De vergadering nam vervolgens twee moties aan; samenwerken met inlichtingendiensten is in geen enkel geval aanvaardbaar en het bestuur van de NVJ wordt verzocht de Raad voor de Journalistiek te vragen een ambtshalve uitspraak te doen.
De voorzitter van de Raad, Frits van Exter, schrijft aan het NVJ-bestuur, dat een uitspraak van algemeen, principieel belang uitzonderlijk is. Daarbij moet het gaan om journalistieke praktijken die binnen en buiten de beroepsgroep omstreden zijn en waarover de bestaande gedragsregels geen duidelijkheid bieden. Naar de mening van de Raad is daar in dit geval onvoldoende sprake van.
Verder geeft Van Exter aan dat de Leidraad wel handvatten bevat om iets over de kwestie Van Hout te vinden. Van Exter: ‘In de leidraad zijn zowel de algemene uitgangspunten als bronbescherming relevant:
‐ Journalisten verrichten hun werk in onafhankelijkheid en vermijden (de schijn van) belangenverstrengeling;
‐ In publicaties wordt de identiteit beschermd van de bronnen aan wie de journalisten vertrouwelijkheid hebben toegezegd, en van bronnen van wie zij wisten of konden weten dat zij hen informatie hebben toegespeeld in de verwachting dat hun identiteit niet zou worden onthuld.
Op grond van de Leidraad is het wat ons betreft helder dat het aangaan van een vorm van samenwerking met inlichtingendiensten in het algemeen in strijd is met het
onafhankelijkheidsbeginsel. Hoewel de door NVJ-leden aanvaarde motie stelt dat ‘het in geen enkel geval aanvaardbaar is’, sluiten wij niet uit dat er zich uitzonderlijke situaties kunnen voordoen waarin een journalist het als zijn plicht ziet informatie te delen met opsporings- of inlichtingendiensten, bijvoorbeeld wanneer er mensenlevens in gevaar zijn of de staatsveiligheid in het geding is.
De Leidraad beperkt zich in de passage over bronbescherming tot ‘in publicaties’. De Code van Bordeaux, waarnaar het NVJ-bestuur verwijst is verstrekkender: ‘Hij zal het beroepsgeheim in acht nemen ten aanzien van de bron van in vertrouwen verkregen informatie.’
De Raad meent dat de Leidraad voldoende houvast biedt, maar overweegt wel de tekst op dit punt aan te passen. De beoordeling van journalistieke zorgvuldigheid beperkt zich immers niet tot publicaties’.
De NVJ is de Raad erkentelijk dat hij zich over deze kwestie gebogen heeft. “Alhoewel het niet heeft geleid tot een ambtshalve uitspraak, geeft de raad in zijn overwegingen een toetsingskader, dat de beroepsgroep kan gebruiken en uitdragen. We zullen de reactie van de Raad inbrengen in onze ledenvergadering van 20 november aanstaande.” Meer bij de Raad voor de Journalistiek
Lees ook:
Ledenvergadering stuurt bestuur NVJ naar Raad voor de Journalistiek rond ‘kwestie Van Hout’ (25 juni 2019)
Bas van Hout reageert op de kritiek op zijn AIVD-rol: ‘Ik was geen traditionele informant’ (3 juli 2019)
Frits van Exter over Bas van Hout, de NVJ en het risico van willekeur (19 juni 2019)
Misdaadjournalist Bas van Hout bedreigd na onthulling rol als informant (11 juni 2019)
‘Een journalist is geen werktuig van een geheime dienst’ (11 juni 2019)
Praat mee