Gezocht: democratieverslaggevers

Het is bijna een vertrouwd dilemma, stelt Frits van Exter. Wat moet de journalistiek met extreemrechts: negeren of benoemen, uitsluiten of uitnodigen? Nu antidemocratische krachten zich dreigender en gewelddadiger manifesteren, lijkt een antwoord dringend gewenst.
De journalisten Anet Bleich en haar dochter Natascha van Weezel deden dit jaar op uitnodiging van Nieuwspoort een poging. Na vele gesprekken met collega’s op en rond het Binnenhof constateren zij in het boekje ‘De Houdgreep’ dat er vooral onzekerheid heerst over de omgang met extreemrechts.
De journalistiek is gevoelig voor de beschuldiging dat zij deel uitmaakt van de elite. Dat zij vaker gepaard gaat met intimidatie en geweld draagt daaraan bij. Maar sommige media zijn natuurlijk óók gevoelig voor de aantrekkingskracht van populisten die je verzekeren van ophef en vertier (ik weet uit eigen ervaring hoe je kunt scoren met Baudet).
Er lijkt onder journalisten eensgezindheid op één punt: negeren is geen optie, een cordon sanitaire is nu ondenkbaar. Het belangrijkste argument is dat Geert Wilders, Thierry Baudet c.s. kiezers vertegenwoordigen en dat hun geluid gehoord moet worden. Tegelijkertijd willen de meeste bevraagde collega’s ook geen platform bieden voor de verspreiding van haat. Maar waar de grens ligt, kan niemand zeggen.
Ja, presentator Charles Groenhuijsen stelde 17 november een grens: ‘Mensen die anderen bedreigen zijn niet welkom bij Op1.’ Pepijn van Houwelingen (de FvD’er van ‘uw tijd komt nog wel, er komen tribunalen’) deed daarop meteen zijn beklag over de ‘uitsluiting’ voor de camera van Ongehoord Nederland – toen nog op sociale media, binnenkort te zien op de publieke omroep.
Maar het bleek bij Op1 geen duidelijke lijn in het zand en het bood ook geen antwoord op de vraag wat te doen met volksvertegenwoordigers, die niet zozeer een collega als wel de democratie bedreigen. Bleich en Van Weezel concluderen dat het daarom goed zou zijn een breed debat te voeren over de rol van de journalistiek als waakhond van de democratie.
Daar kan niemand tegen zijn, maar het is de vraag of je erop moet wachten. Journalisten van verschillende pluimage mogen zich in het dilemma herkennen, maar dat betekent niet dat zij zich daardoor gezamenlijk hoeven te laten gijzelen. In een pluriform medialandschap verwacht je geen collectief antwoord - liever niet zelfs. Elke journalist, elke redactie moet het eigen antwoord zoeken. Het debat heeft meer baat bij praktijkvoorbeelden. De grenzen moeten immers dagelijks aan de midden-tafel ter redactie bewaakt worden.
Waar te beginnen? Misschien bij de verslaggeving. De democratie zou een belangrijk redactioneel thema (‘democracy as a beat‘, zeggen Amerikaanse collega’s) kunnen zijn zoals het klimaat. Het functioneren van de rechtsstaat – de bedreigingen van buiten en binnen – overstijgen de reikwijdte van politieke verslaggeving.
Hoe je publiek ook is samengesteld, het verwacht ter zake doende informatie. De columnisten komen allemaal aan de beurt en in het hoofdartikel kun je alle grenzen stellen, maar de feiten en hun (historische) context moeten wel op tafel. Als je meent dat er sprake is van een bedreiging van de democratie, moet je daar een journalistieke investering tegenoverstellen. Het vraagt niet om een voortdurend ‘verslag’ van alle oploopjes en ophef maar om onderzoek: volg het geld, ontbloot de netwerken, licht de doopceel, zoek de kiezers, ga ook na wat er op regionaal en lokaal niveau gebeurt – wacht niet tot de gemeenteraadsverkiezingen op 16 maart.
Negeren of benoemen, uitsluiten of uitnodigen – het zijn valse dilemma’s, goed voor de roeptoeterende praatprogramma’s. Het gaat erom hoe de journalist zijn werk doet. In alle bescheidenheid overigens, want zelfoverschatting ligt op de loer. De kunst is daarbij onderscheid te blijven maken tussen wat populisten zeggen en wat populisme beweegt: de burgers die menen dat zij geen stem hebben.
Frits van Exter is voorzitter van de Raad voor de Journalistiek, maar heeft geen stem bij de beoordeling van klachten. Hij verwoordt slechts zijn eigen mening.
Praat mee