Publieke omroep voert nieuw sociaal plan in zonder draagvlak werknemersorganisaties

Vorig jaar beëindigde de publieke omroep eenzijdig de geldende sociale regeling bij reorganisaties per 1 januari 2019. De oude regeling, op basis van de kantonrechtersformule, was volgens de omroepen te duur. Gesprekken met de bonden over een ander sociaal plan liepen op niets uit. Nu heeft de publieke omroep zelf een regeling opgesteld en bekrachtigd, zonder zegen van de werknemersorganisaties.
De publieke omroep (NPO, RPO, landelijke en regionale publieke omroepen) verkiezen een transitievergoeding, die meestal goedkoper uitpakt dan de oudere kantonrechtersformule. Werkgevers zeggen in een bericht aan werknemers dat ze niet anders konden dan zelf met een oplossing te komen, omdat goedkeuring aan een onderhandelaarsakkoord tot twee keer toe zou zijn ingetrokken.
“Wij achten het doen van verdere concessies richting de werknemersorganisaties in het licht van de financiële situatie van de landelijke en publieke omroepen niet verantwoord”, schrijven ze. De eigen regeling biedt omroepen de mogelijkheid om “op een verantwoorde wijze om te kunnen gaan met het eventueel vervallen van banen van omroepmedewerkers.”
De regeling die op 22 januari is vastgesteld en goedgekeurd door de Raad van Bestuur en een bestuurder van de Regionale Publieke Omroep zou overeenkomen met een regeling waar op 8 januari door de bonden nog mee werd ingestemd. Op 15 januari lieten de werknemersorganisaties juist weten dat de onderhandelingen waren mislukt.
Bronnen melden dat er vandaag nog een informeel overleg tussen NPO/RPO en bonden plaatsvindt.
Omroepen mogen overigens afwijken van de regeling - NPO/RPO “bevelen te toepassing ervan aan”. Het sociale plan heeft een looptijd van 24 maanden en geldt met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2019.
De brief aan werknemers somt de volgende hoofdpunten van de sociale regeling op:
- Er wordt afscheid genomen van de kantonrechtersformule en aan werknemers toe te kennen vergoedingen worden voortaan gebaseerd op de wettelijke transitievergoeding.
- Bij einde contracten voor bepaalde tijd met een looptijd van 18 maanden of meer (het maximum is 48 maanden) wordt de wettelijke transitievergoeding vermenigvuldigd met een correctiefactor 2.
- Bij einde contract voor onbepaalde tijd geldt een correctiefactor van 1.6 voor medewerkers tot 40 jaar, 1.75 voor medewerkers van 40 tot 50 jaar en geldt er een factor van 2 voor medewerkers van 50 jaar of ouder.
- De aanzegtermijn van vier maanden wordt voor de groep werknemers in de leeftijd van 50 jaar en ouder met minder dan 10 dienstjaren met 2 maanden verhoogd (van 4 naar 6).
- De vergoeding wordt afgetopt op een maximumbedrag van 189.000 euro.
Er is verder budget vrijgemaakt voor ‘schrijnende gevallen’ van 400.000 euro, gelijk te verdelen tussen NPO en RPO.
Praat mee