Nieuw Parool is ode aan dode bomen

Hoofdredacteur Ronald Ockhuysen (49) van het 75-jarige Het Parool wil zijn krant weer aantrekkelijk maken voor de Amsterdammer die ook geïnteresseerd is in de rest van de wereld. ‘De oplage is al zeven jaar aan het dalen. Dat moet stoppen.’
Hoewel de restyling – waarbij Het Parool vanaf 10 februari een volledig vernieuwde inhoud en vormgeving krijgt, inclusief logo – al maanden bezig is vertelde Ockhuysen pas recent over deze operatie tegen presentator Erik de Vlieger in diens radioprogramma Opvliegers (Radio 1, PowNed). Een nogal curieus radioprogramma, zo vindt ook Ockhuysen, waarbij De Vlieger van de hak op de tak springt en soms vriendjes interviewt over projecten waar hij zelf bij betrokken is. ‘Tja, dat is de publieke omroep in 2015’, aldus Ockhuysen.
Toch liet je je anderhalf uur door hem interviewen. Waarom?
‘Als journalist moet je te allen tijde open zijn. Media als PowNed, ThePostOnline en GeenStijl hebben vaak smalende teksten over dode bomen en zetten Het Parool steevast neer als de ‘extreemlinkse verzetskant’ die weigert over Wilders te schrijven. Lariekoek. Grappig is dat het altijd gaat over sentimenten, niet over feiten, terwijl de journalistiek toch over feiten zou moeten gaan. Mijn agenda was juist te laten zien wat onze journalistieke idealen zijn en proberen de pertinente onwaarheden weg te poetsen. Want je kunt wel spotten met dode bomen, maar die verdienen aanzienlijk meer geld dan bijvoorbeeld een site als TPO. Ook Het Parool maakt gewoon een beschaafde winst en dat kunnen zij niet zeggen denk ik.’
Wat gaat er veranderen bij Het Parool?
‘Ontwerper Jacek Utko uit Warschau (die in april van dit jaar met zijn ontwerp voor het Vlaamse De Morgen de prijs voor ‘Best Designed Newspaper’ in de wacht sleepte, red.) heeft samen met onze artdirector John Koning een compleet nieuwe krant ontworpen. Het is mijn wens om terug te grijpen naar de oude, massieve krant uit de jaren 50-60, met veel tekst. Zware letters in mooie typografie; niet zo’n ditjes-en-datjes krant, die zijn overal digitaal te krijgen. We gaan terug naar zwart-wit als basis, de kleur moet zoveel mogelijk uit de fotografie komen. Juist in deze digitale tijden waarin iedereen op zijn telefoon kijkt moet de krant nadrukkelijk een ander soort beleving zijn. We brengen een ode aan de dode bomen.’
Verandert ook de inhoud?
‘We gaan volledig restylen. Op 1 april ben ik formeel als hoofdredacteur begonnen (Ockhuysen was eerder adjunct onder Barbara van Beukering, red.). Ik ben eerst de krant op orde gaan brengen, zowel financieel als qua werkwijze. Er heeft een reorganisatie plaatsgevonden (waarbij 15 fte sneuvelde, red.) om het huishoudboekje kloppend te krijgen en omdat ik meer flexibiliteit wil door meer met freelancers te werken. Met de 60 vaste fte die we over hebben gaan we anders werken. Nieuwsdienst en verslaggeverij komen – ook fysiek – naast elkaar te zitten en de muur tussen digitaal en krant halen we neer.
Iedereen werkt nu voor krant én site. Voor sommigen redacteuren is dat mentaal lastig, maar iedereen beseft ook dat je in deze tijd niet meer kunt volhouden alleen voor de krant te werken. Er komt een aantal nieuwe columnisten en rubrieken. PS de Wereld verdwijnt en maakt plaats voor een bijlage over media en nieuwe economie. Als laatste wilde ik ook graag een nieuw uiterlijk voor de krant, de site en de app. Ik krijg daarin de volle steun van de Persgroep, die heilig gelooft in de toekomst van Het Parool. De vrijheid is groot. Jaak Smeets, directeur-uitgever van het moederbedrijf in Brussel, kijkt op afstand mee naar het nieuwe ontwerp, zoals de eigenaar van een huis zou meekijken als een bewoner zijn huis gaat verbouwen. Ik kan hem raadplegen en hij heeft altijd zinnige opmerkingen. Het gaat nooit over geld maar over kranten maken. Totaal bevlogen.’
Hoe gaat de website eruit zien?
‘Die wordt lokaler dan de krant. De nieuwsdienst gaat achter alles aanbellen. We hebben tipgevers in de wijken en de bedoeling is dat de lezer niks mist van wat er in Amsterdam gebeurt. Daar hebben we bewust voor gekozen omdat de nieuwskrant breder wordt. We kijken vanuit Amsterdam naar de wereld. Dat kan de buurt zijn, maar ook Brussel of Buenos Aires. Onze lezers zijn doorgaans redelijk goed opgeleid en vroegen zich af waarom ze op de voorpagina lazen over een gifgrondje in het Westerpark terwijl er op dezelfde dag in Turkije tweeduizend mensen onder het puin lagen. We gaan niet meer de eerste drie pagina’s geforceerd met Amsterdams nieuws vullen. Want als het er niet is ga je gekke dingen doen en dat hebben we de laatste jaren misschien net iets te vaak gedaan. We zaten iets te diep in de stadsdelen en hadden onze prioriteiten niet meer zo goed op een rijtje. We schuiven nu al inhoudelijk op naar een lokale krant met landelijke uitstraling, waarbij de ene dag de aanslagen in Parijs of Brussel op de voorpagina staan en de volgende dag de Stopera. Verder blijft de krant overigens doordrenkt van Amsterdam. Net als de site, die ook een gids krijgt met heel veel informatie over de stad en die ook voor bezoekers van buiten een baken zal worden. We geven straks veel nieuws online weg maar er komt ook een betaalmuur. Abonnees zetten we in de VIP-box, zij krijgen alles. Ongeveer volgens het Volkskrant-model.’
Wat kun je als lokale krant nog toevoegen aan het landelijke nieuws?
‘Er is een vruchtbare samenwerking met het AD en Trouw. De zaken die wij niet kunnen belopen delen we met hen. We hebben vrijwel geen dubbellezers, dus dat zit niemand dwars, behalve collega-journalisten en wat PR-mensen.’
Het wordt dus een soort Persgroep-krant: met sport en binnenland van het AD, en parlementair nieuws van Trouw.
‘Ho ho, we nemen gedeeltelijk sport over van het AD en delen ook met die krant een Haagse redactie. Buitenland betrekken we gedeeltelijk van Trouw. Natuurlijk, door het delen van kopij ontstaat het gevaar dat je identiteit verwatert. Een krant gaat over clubgevoel. Daarom heb ik een specialistenteam van twintig journalisten opgezet dat eigenzinnige stukken gaat schrijven, die we heel duidelijk gaan profileren. Op het gebied van onder meer misdaad, zorg, eten en drinken en gemeentepolitiek. Die bepalen de geur en de kleur van de krant. Het gaat om wat we zelf maken. Dat versterken we met het fundament van kopij van die andere kranten, waarmee we de krant volledig maken. Mijn opdracht is de komende jaren de identiteit van Het Parool herkenbaar te houden. Stukken die net wat beter en met een net wat schevere blik zijn opgeschreven; ik wil die oude Parool-pen en -blik terug, met in de kern een neiging naar het licht. Wij richten onze blik eerder naar boven dan naar het riool en zijn altijd iets brutaler en eigenzinniger. We zijn niet van de rechttoe-rechtaan-stukjes.’
Je wordt niet benijd, sommigen in het journalistieke wereldje verwachten dat je de laatste hoofdredacteur van Het Parool zult zijn.
‘Het pessimisme dat mensen op je loslaten komt echt van buitenaf. Ik begrijp het wel; als je de oplage ziet (circa 55.000) en hoort dat er wéér een reorganisatie plaatsvindt. In verhouding zijn we een kleine krant. In voetbaltermen spelen we met acht tegen elf. Normaal verlies je dan, behalve als je de bal behendig rond speelt.
In de dagbladwereld heeft de afgelopen jaren een terechte correctie plaatsgevonden. Vroeger kwam het geld met bakken binnen. Alles kon. Als een journalist met een half idee voor een reis aankwam zat hij bij wijze van spreken al in het vliegtuig. En als iemand zeven maanden chef was geweest behield hij dat salaris. Die tijden zijn voorbij. Een bezetting van 60 fte voor deze krant is heel reëel. Je kunt er 100 neerzetten maar ik vind dat potsierlijk gedrag. Het grappige is dat ik me eerder spekkoper voel; ik ben op 1 april begonnen en op 8 februari ligt er een nieuwe krant en is er een nieuwe site. Ik ben eerder verwend, want welke hoofdredacteur mag meteen zijn krant gaan verspijkeren?
Er is een roep om meer culturele diversiteit in de media. De stichting Democratie en Media subsidieert projecten die dit bevorderen. Hoe zit dat bij de krant van multiculturele hoofdstad Amsterdam?
‘Met die diversiteit is het slecht gesteld, we hebben een zeer blanke redactie, met drie of vier journalisten die een allochtone achtergrond hebben. We duiken wel in alle hoeken en gaten van de stad, ook in extremisme. Maar als het lastig wordt kom je als Nederlander niet echt de Marokkaanse gemeenschap binnen. Freelancer Heiba Targhi Bakkali schrijft voor ons. Het helpt als je iemand hebt die ook Arabisch spreekt. Dat geeft ook meer vertrouwen. Want de relatie tussen media en Marokkaanse jongeren, als ik even generaliseer, is niet optimaal. Het is een punt van zorg. Door divers te zijn begrijp je de stad beter. Maar we kunnen geen ijzer met handen breken als ze zich niet aandienen – of wel, maar niet goed zijn. Ik heb er geen onderzoek naar gedaan maar succesvolle allochtonen doen blijkbaar geen journalistiek. Er melden zich ook weinig stagiairs met een allochtone achtergrond. Best zorgwekkend.
Gelukkig hebben we stadschroniqueur Yasmina Aboutaleb, die anders kijkt omdat zij een jonge vrouw is met een andere achtergrond. Meestal zijn het immers vijftigers, die in een café gaan zitten en een kelkje jenever drinken. Maar zij komt op heel andere plekken en ziet een andere stad dan ik bijvoorbeeld.’
Parool-redacteur Bas Soetenhorst zei in het programma Opvliegers dat je stabiel bent en een positivo die de indruk wekt dat hij veel weet en met iedereen kan mee lullen. Een ander noemde je, anoniem, een gladde glibber, herken je je daar in?
‘Mijn vader was heftruckchauffeur, en dan is het op zich niet vanzelfsprekend dat je gaat studeren. Ik heb me van jongs af leren aanpassen en ben het gewend me oprecht te bewegen in alle lagen van de bevolking. Ik groeide op in het Gooi, in Ankeveen, aan zeg maar de verkeerde kant van het spoor. Maar ik zat wel op een kakschool in Hilversum. Ons huis was zo groot als het tuinhuis van mijn vriendjes. Daar schaamde ik me niet voor. Maar in een gladde glibber herken ik me niet, al ben ik best een praatjesmaker, denk ik. Als het suggereert dat ik geen ruggengraat heb dan klopt het niet. Ik ben van de rechte lijn. Zo heb ik ook de reorganisatie gedaan. Hoewel het onder journalisten niet erg gewoon is hecht ik er aan altijd de waarheid te spreken.’
En je hebt blijkbaar een sterk aanpassingsvermogen.
‘Ik heb een wat curieuze achtergrond. Mijn moeder was een ernstige psychiatrische patiënt. Ze had een compulsieve dwangneurose; op elke handeling die ze deed moest ze grip hebben. Ze moest blijven herhalen, en wist ook dat dit onzin was maar ze kon het niet stoppen. Ze schreef schriften vol met wat ze deed: zes uur journaal gekeken, toen kwam Jan thuis (haar man, red.), toen Ronald… Uiteindelijk werd elke handeling haar teveel. Ze heeft jaren op de bank gelegen en gedacht: ik doe niks want dan hoef ik niks te onthouden.
Ze is vaak opgenomen geweest, maar dat hielp nooit dus kwam ze weer terug. Toen ik 12 was werd het ernstig. Iedere dag werd ze gillend en met doodsangst wakker en moest ik haar angsten bezweren. Nu ik zelf kinderen heb vind ik dat tamelijk hartverscheurend, maar op het moment wist ik niet beter. Er was ook liefde, maar ik was toch een ander kind dan anderen. Op school miste ik vaak het eerste uur omdat er met mijn moeder dan geen land te bezeilen was, mijn oudere broer en zus waren al het huis uit. Ik zorgde voor mijn ouders toen ik 16 was, fungeerde als contactpersoon voor de Riagg en deed de intake gesprekken voor mijn moeder. Ik had tenslotte “doorgeleerd”. Als kind moest ik snel inschatten, een situatie lezen; o, jee ze zakt weg en gaat gillen; daar ging ik op anticiperen. Dat heb ik meegenomen naar mijn volwassen leven. Het heeft ervoor gezorgd dat ik erg oplossingsgericht ben. Dat klinkt goed, maar dat is niet per se goed, want je gaat ook dingen oplossen die je niet hoeft op te lossen. Ik was wel snel zelfstandig, schreef mijn eigen briefjes voor school en kon al jong koken. Ik schaamde me niet voor mijn arbeidersafkomst, maar wel voor die gillende moeder die tamelijk vervuild op de bank lag. Mijn spraakwaterval heeft misschien te maken met het feit dat ik zes jaar lang moest praten als Brugman op het VWO om vriendjes buiten de deur te houden omdat ik ze niet durfde te zeggen dat mijn moeder ziek was. Ik heb iedereen altijd om ons huis heen gekletst. Er kwamen nooit vrienden thuis. Met hulp en door ouder te worden heb ik dat positief kunnen ombuigen. Ik heb zelf de indruk dat ik het nu effectief kan inzetten. Ik zou bijna willen zeggen: elk nadeel heeft zijn voordeel.’
Ronald Ockhuysen (1966)
1988-1992 Culturele Studies UvA
1990-1992 Dramaturg bij Theater van het Oosten in Arnhem
1993-2008 De Volkskrant. Toneelrecensent, mediajournalist en filmredacteur
2002-2008 VPRO Programmamaker. Presentator van filmjournaals en het tv-programma Cinema.nl
2008 Het Parool. Chef kunst & media
2011 Adjunct-hoofdredacteur
2015 Hoofdredacteur
Praat mee