De media en de kredietcrisis

De toon is gezet. Tijdens het mediadebat over de media en de kredietcrisis, 10 november, wijzen de ondernemer en de professor met het beschuldigende vingertje naar de media. De afgevaardigden van die media, pareren de kritiek. Het levert het grootste deel van de tijd een welles-nietes discussie op, en die staan vrijwel nooit garant voor een constructieve uitkomst van een debat.

Ulko Jonker, hoofdredacteur van het Financieele Dagblad, krijgt als eerste de wind van voren. Aanleiding: de voorpagina van een maand geleden, waarop een paginagrote, neerwaartse grafiek werd afgedrukt met de kop ‘Vrije val’ erboven. Volgens Jonker is de invloed van de berichtgeving echter minimaal: ‘Wij maken niet uit wat er in de wereld gebeurt, we beschrijven het alleen.’ Maarten Schinkel (NRC): ‘De crisis is heel abstract, en moeilijk te begrijpen. Beurskoersen en media hebben helemaal niets met dat abstracte spel te maken, zelfs al zouden ze dat willen.’

Stel, de media hebben wel invloed op de crisis. Wat is dan het alternatief?, vraagt Peter van Zadelhoff (RTL-Z) zich af. ‘Hadden we dan maar lekker niets moeten zeggen, toen de Britten hun geld bij IceSave begonnen weg te halen?’ Jonker valt hem bij: ‘Wij zouden onze lezers niet serieus nemen als we ze een sentiment aan probeerden te praten dat er niet is.’ Gisele van Cann (NOS journaal) kijkt verveeld na de zoveelste aantijging en zet de hakken in het zand. ‘Ik heb echt geen idee waar je het nu over hebt.’ En daarmee is de kous af.

De enige verrassing komt van voorlichter Jeroen Sprenger, die tot 1 november directeur voorlichting was voor het ministerie van Financiën. Hij vindt dat de journalisten niets te verwijten valt wat de kredietcrisis betreft. ‘De media hebben een reëel beeld gegeven van wat er speelde. Het wás ook spannend. We hebben het over een enorme crisis, laten we wel wezen.’