Yahoo’s opheffingsdrift is een waarschuwing over de vluchtigheid van het internet

In de rubriek Innovatie schrijft Villamedia-redacteur Lars Pasveer over alles met een stekker of internetadres. Dit keer over de paradox van het korte geheugen van internet.
Ruim tien jaar geleden leidde een klacht van een Spaanse man tegen Google Spanje en uitgeverij La Vanguardia tot wetgeving rond vergeetrecht. De man wilde verwijzingen naar oude dagblad-artikelen over hem uit de Google-index verwijderd zien. De zoekgigant weigerde, er volgden rechtszaken en uiteindelijk een bekrachtiging door het Het Hof van Justitie van de Europese Unie van de originele verwijderopdracht van de Spaanse rechter.
Niemand hoeft tot het einde der tijden aan kleine en grote misstappen te worden herinnerd. Het internet onthoudt alles, is de gedachte. Paradoxaal genoeg is het - ik chargeer - moeilijker een begin deze eeuw gepubliceerd online artikel terug te vinden dan het ladingsmanifest van een VoC-schip.
Dat komt door voortschrijdende techniek maar veel vaker het gebrek aan economisch voordeel om materiaal online te houden. Zo ook in het geval van Yahoo, dat na een duikvlucht in beurskoers en prestige onlangs voor een relatieve fooi werd verkocht.
Het bedrijf runde tussen 2015 en 2021 Yahoo Answers, een schatkamer aan serieuze, geestige en vooral bizarre vragen en antwoorden. De dienst had daardoor een zekere cultstatus verworven, maar zulk aanzien is waardeloos in een wereld waar de zakelijke balans regeert.
Begin mei kondigde Yahoo aan dat Answers in juni wordt opgedoekt.
Archivarissen zetten daarop alle zeilen bij om de inhoud te redden, voor de site zonder ceremonie in de kliko der vergetelheid gaat. Tijdschrift The Atlantic noemde Yahoo onlangs terecht een klunzige cultuurvernietiger.
Answers is niet het eerste Yahoo-project dat sneuvelt: opeenvolgende directeuren spendeerden de afgelopen jaren miljarden aan overnames die nergens toe leidden. Eindresultaat was meestal dat het originele project helemaal verdween of - best case scenario - ernstig verzwakt zelfstandig weer verder gaat, zoals in het geval van fotodienst Flickr.
Zelf werkte ik begin deze eeuw voor Planet Internet, de eerste zelfstandige Nederlandse online redactie. We maakten daar memorabele berichtgeving tijdens de vuurwerkramp Enschede, de cafébrand in Volendam en op elf september. Van al die vroege internetjournalistiek is geen letter meer online. Een halfhartige belofte van eigenaar KPN om te zien of het materiaal in enige vorm gehandhaafd kon worden bleef daarbij - een belofte.
Wat ik jaren daarna in Nederland produceerde voor een Vlaamse tijdschriftenuitgever ging offline toen zij zich terugtrokken uit Nederland. Dan hebben we het nog niet eens over sites die nog wel bestaan, maar bij redesigns inhoud verloren lieten gaan. Werk dat ik deed voor een omroep is verdwenen bij een van de diverse verbouwingen aan de site.
Dat programma bestaat nog, maar wat te denken van programma’s die zijn verdwenen of met opheffing worden bedreigd, zoals Andere Tijden? Hoe lang blijft materiaal nog beschikbaar als een programma al jaren is opgedoekt? Soms is vernietiging beleid, ingegeven door bezuinigingen.
Ontelbare manuren zijn de afgelopen decennia vernietigd. De recente internetgeschiedenis gaat een stuk minder ver terug dan gedacht. Het is bijna tijd voor een recht te worden herinnerd.
Als een commercieel bedrijf besluit dat inhoud geen waarde heeft, lijkt me er auteursrechtelijk eigenlijk weinig op tegen om een schijf met het materiaal aan een derde partij over te dragen, zoals bijvoorbeeld het Internet Archive. Alleen in dat laatste geval is het nog te benaderen, maar hun zoekmachine is zeer beperkt en je moet eigenlijk precies weten wat je zoekt.
In The Atlantic zegt Jason Scott van de Web Archive dat het zonder medewerking van de bedrijven zelf lastig is materiaal te redden. Toen online dagboeksite en archeologische vindplaats van animatiegifjes Geocities door Yahoo werd opgedoekt, kregen archivarissen maar een achtste van de inhoud van Yahoo zelf. De rest moest ‘buitenom’ worden gered.
Dat levert weer heel nieuwe problemen op, stelt Scott. Het leegzuigen van sites - zeker tegen de achtergrond van een harde deadline - kan lijken op een denial of service-aanval. Niet zelden worden machines van het Web Archive om die reden geblokkeerd.
Yahoo smoorde Geocities trouwens om het eigen platform Yahoo Groups in het zadel te helpen. Die site werd in oktober 2019 grotendeels opgedoekt. Zo gaat dat.
Beter is als bedrijven uit zichzelf de inspanningsverplichting aangaan om zulk materiaal in enige vorm aan te (blijven) bieden of anders het materiaal aan een betrouwbare derde partij over te dragen. Ook de Koninklijke Bibliotheek (KB) werkt aan het conserveren van het vroege Nederlandse internet, maar blijft afhankelijk van beschikbare bronnen of behulpzaamheid van bedrijven.
In hun zogeheten e-depot was medio januari 2021 zo’n 37 terabyte aan materiaal opgenomen. Dit is niet zomaar te benaderen (links werken alleen binnen het KB, red.) en materiaal is daarmee onzichtbaar voor zoekmachines en de toevallige internetgebruiker.
Dikke pluim voor NRC in dit geval, dat op internet uitstekende dingen doet in het hier en nu, maar via retro.nrc.nl nog altijd een historische editie van hun site aanbiedt.
Het kan natuurlijk hard nodig zijn om een site te vernieuwen. Integreer je oude inhoud waar mogelijk. Als dat niet kan, is het eenvoudig om een oude site als zelfstandig archief te bewaren. Even triviaal is het om zoekmachines te vertellen waar ze die info vanaf dat moment kunnen vinden - handig voor longtail uitbuiten van je waardevolle historische inhoud.
Maar zoals altijd: de eigenaar moet inzien dat het materiaal waarde vertegenwoordigt. Misschien is dat gering en vooral van waarde voor de toekomst. Tot dat besef is ingedaald draait de shredder voor historische internetinhoud geruisloos door.
Praat mee