Waar is de aandacht voor antiglobalisten?
De antiglobalisten vierden onlangs hun tiende verjaardag. Maar het valt Paul van Seters (hoogleraar globalisering en duurzame ontwikkeling, UvT) op dat het eerste verhaal daarover nog in de media moet verschijnen. Tot voor kort had deze groep over belangstelling niet te klagen. De huidige oorverdovende stilte is temeer merkwaardig omdat de maatschappelijke en politieke invloed van de antiglobalisten nog steeds toeneemt.
Tien jaar geleden, van 30 november tot 2 december 1999, vond de tweejaarlijkse ministeriële conferentie van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) plaats in Seattle. Ruim 50.000 mensen verzamelden zich in de straten van downtown Seattle om te protesteren tegen het neoliberale WTO-beleid. Zij blokkeerden de toegang tot de conferentie, en de politie trad hard op. De media spraken van de ‘Battle of Seattle’ en noemden de demonstranten ‘antiglobalisten’. Een nieuwe maatschappelijke beweging was geboren.
De reacties in de media op deze beweging liepen nogal uiteen. Thomas Friedman, als journalist van de New York Times lijfelijk aanwezig in Seattle, was extreem negatief over de antiglobalisten, die hij afschilderde als een stelletje wereldvreemde raddraaiers. In zijn bestseller De aarde is plat (2005) wenst Friedman de nieuwe beweging zelfs een ‘beleidsamputatie’ toe. Alleen voor een aantal goedwillende niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) maakt hij een uitzondering. Maar het probleem van die ngo’s is volgens hem dat zij zich in Seattle op sleeptouw lieten nemen door de raddraaiers, en dat zij sindsdien een steeds marginalere rol speelden in de beweging.
Friedman heeft het echter bij het verkeerde eind. De demonstraties in Seattle waren georganiseerd door ngo’s, en het zijn de ngo’s geweest die al die jaren de beweging hebben gedomineerd. Wie daaraan nog twijfelt, moet zich eens verdiepen in het World Social Forum, dat zich vanaf 2001 heeft gemanifesteerd als het belangrijkste platform van de beweging.
Een geheel andere mening dan die van Friedman is te vinden in het nieuwe boek van de Amerikaanse ecoloog en journalist Paul Hawken, Blessed Unrest (2008). Vooral de ondertitel van dat boek is veelbetekenend: ‘How the Largest Social Movement in History Is Restoring Grace, Justice and Beauty to the World’. Hawken schetst een wereldwijde beweging die zich inzet voor duurzaamheid, en de antiglobalisten spelen daarin volgens hem een voortrekkersrol.
Waar Friedman de antiglobalisten overduidelijk tekort doet, overschat Hawken de invloed van de beweging waarschijnlijk. Maar wat van beide prominente vertegenwoordigers van de media onvoldoende aandacht krijgt, is dat de afgelopen jaren de beweging sterk van karakter is veranderd. De antiglobalisten ontleenden hun bestaansrecht aan hun kritiek op het neoliberale beleid van instanties als de WTO, Wereldbank, IMF, EU en G8. De laatste jaren, mede onder invloed van de financieel-economische crisis, hebben al die instanties dat beleid echter grondig bijgesteld.
Voorafgaande aan de bijeenkomst van de G20 in Londen in april van dit jaar hebben premier Balkenende en kanselier Merkel in een gezamenlijk stuk opgeroepen tot een beleid van ‘duurzame globalisering’ door aanvaarding van een ‘Handvest voor Duurzaam Economisch Handelen. Ook de recente G20-top in Pittsburgh heeft de noodzaak van duurzaamheid onderschreven, en studeert nu op een ‘Framework for Strong, Sustainable, and Balanced Growth’.
De boodschap die de antiglobalisten de afgelopen tien jaar hebben uitgedragen is dus aangekomen bij de tegenstanders van weleer, en is thans in ieder geval op retorisch niveau gemeengoed. Dat verklaart ook waarom de antiglobalisten zich vandaag de dag heel anders manifesteren dan in Seattle. Bij de G20-top in Londen bracht een bonte gelegenheidscoalitie van ngo’s onder de naam ‘Put People First’ nog 35.000 demonstranten op de been. Maar de sfeer van die demonstratie was compleet anders, minder grimmig, dan de jaren daarvoor.
Twee belangrijke ontwikkelingen zijn thans gaande binnen de beweging. In de eerste plaats leidt het nieuwe, gemeenschappelijke doel van ‘duurzame globalisering’ ertoe dat ngo’s steeds meer samenwerken met, in plaats van strijd leveren tegen, overheid en bedrijfsleven. De recente partnerschappen tussen ngo’s en bedrijven om de afzet van duurzame chocolade te bevorderen zijn daarvan duidelijke voorbeelden.
In de tweede plaats krijgen ngo’s steeds meer invloed via wereldwijde netwerken. Een van de jongste voorbeelden daarvan is de ‘Global Call to Action Against Poverty’. GCAP bestaat sinds 2003, profileert zich als ’s werelds grootste civil society beweging tegen armoede en ongelijkheid, en is vooral bekend van de speciale concerten en de witte polsbandjes met de tekst ‘make poverty history’. Bij een actie in oktober jl., ‘Stand Up and Take Action Against Poverty and Inequality’, werden wereldwijd meer dan 173 miljoen mensen gemobiliseerd, bij meer dan 3000 evenementen, in meer dan 120 landen.
Bij de Klimaattop in Kopenhagen (7–18 december) manifesteren de antiglobalisten zich vooral via het Climate Action Network (CAN), een wereldomspannende coalitie van meer dan 450 ngo’s die proberen te bevorderen dat regeringen en individuen actie ondernemen om de door mensen veroorzaakte klimaatverandering te beperken tot een duurzaam niveau. Veel van de acties en demonstraties in Kopenhagen worden gecoördineerd door CAN.
De antiglobalisten zijn dus allerminst van het toneel verdwenen. Hun tactiek is aangepast aan veranderde omstandigheden. Hun inzet voor een andere, meer duurzame vorm van globalisering is zichtbaar toegenomen. Maar in de media zijn zij praktisch uit beeld verdwenen. Is het niet hoog tijd ook daar wat aan te doen?
Paul van Seters is hoogleraar globalisering en duurzame ontwikkeling TiasNimbas Business School, Universiteit van Tilburg
Praat mee