‘Van klef, naar koel, tot kil’: Huisvesting Tweede Kamer weerspiegelt verhouding tussen politiek en journalistiek
In het net verschenen boek ‘Wantrouwen in de wandelgangen’ trekt 40 jaar parlementaire persgeschiedenis voorbij. En wat blijkt? De huisvesting van de Tweede Kamer weerspiegelt de verhouding tussen politiek en journalistiek: ‘Van klef, naar koel, tot kil.’
Auteurs Jan Tromp (74, de Volkskrant) en Coen van de Ven (31, De Groene Amsterdammer) spraken in hun hoedanigheid als Nieuwspoort-rapporteurs met tientallen journalisten en politici uit verschillende tijdvakken. Het perscentrum stelt op onregelmatige basis deze rapporteurs aan om de vinger aan te pols te houden van de verhoudingen tussen de Haagse politiek, de parlementaire journalistiek en de lobby-sector.
Aanvankelijk nodigde de sociëteit hen uit een boek te maken over de – tijdelijke - verhuizing van de Tweede Kamer, van het Plein naar het voormalige ministerie van Buitenlandse Zaken aan de Bezuidenhoutseweg.
Coen van de Ven: ‘Dat leek ons toch wel wat saai. We hebben het thema daarom verbreed naar “plek en cultuur”; Hoe hangen die samen? Hoe wordt de dagelijkse cultuur gevormd door de omgeving?’
In het boek wordt eerst ingezoomd op de ‘kleffe’ periode (vanaf de jaren 70) dat het parlement was gevestigd aan Binnenhof 1a: ‘De huiskamer’ – met de oude vergaderzaal en een wirwar aan trappetjes, nisjes en kamers in aanpalende gebouwen; een tijd waarin politici, journalisten en fractiemedewerkers er een amicale omgang op nahielden.
Dat wordt al minder als in 1992 het nieuwe gebouwencomplex (Plein 2), inclusief perstoren, in gebruik wordt genomen - naar een strak ontwerp van Pi de Bruijn. ‘Het kantoor’, volgens de auteurs, waarop prompt ook de verhouding tussen pers en politiek bekoelt. Ronduit kil wordt het na 2021, als het parlement naar de Bezuidenhoutseweg verhuist. ‘De Bunker’, dopen de twee dit gebouw, omdat er nauwelijks daglicht toetreedt en over en weer wantrouwen sterk overheerst.
De twee halen de Britse premier Winston Churchill aan die als weinig andere politici besefte wat de betekenis is van een plek voor de politieke cultuur. In een beroemde speech uit 1943 sprak hij de legendarische woorden: ‘We shape our buildings, and afterwards our buildings shape us.’
Jan Tromp: ‘We hebben de plek - de fysieke omgeving - metaforisch kunnen gebruiken voor een schets van de ontwikkeling in omgangsvormen en verhoudingen tussen pers en politiek. Daar zit onmiskenbaar - denken wij - een zekere parallelliteit: van klef naar koel tot kil.’
Het lijkt me geen ongezonde ontwikkeling als pers en politiek wat afstand van elkaar houden. Jullie geven zelf munitie aan dat idee door een aantal voorbeelden uit het verleden te noemen waarbij journalisten – vanwege de goede verhouding - de hand boven het hoofd hielden van bewindslieden of Kamerleden door bepaalde feiten niet te publiceren of te onderzoeken.
JT: ‘Dat was inderdaad veel te klef. Het is heel goed dat de journalistiek dat nu veel afstandelijker benadert. Maar het is altijd een broos evenwicht, die verhouding. En die broosheid maakt, die veronderstelt denk ik met recht, dat er ook af en toe wel eens wat fout gaat. Maar, alsjeblieft, neem het niet al te zwaar. Kijk, destijds domineerde een sfeer van onbevangenheid en openhartigheid. Er bestond een levendige debatcultuur tussen politiek en journalistiek, waarin ieder heus wel begreep dat je een ander, een verschillend, domein diende. Er werd echt niet “van alles onder het tapijt geschoven”, zoals iemand laatst tegen me zei.’
Zie jij dat ook zo Coen?
CvdV: ‘Traditioneel benadert de parlementaire journalistiek de politiek langs twee assen, die eigenlijk met elkaar in strijd zijn: begrip en controle. We zitten nu heel stevig aan de kant van controle. In de tijd dat Jan in Den Haag rondliep was er meer ruimte voor begrip. Je merkt dat als journalisten nu te vertrouwelijk met politici verkeren hen dat op hoon komt te staan van de buitenwereld; dus voor hen waarvoor journalisten het zeggen te doen, namelijk de lezers en de kijkers.
En wat ik eigenlijk heel leuk vond om bij het schrijven van dit boek te ontdekken is dat beide kanten van die assen wat opleveren; je hebt ze allebei nodig. Door de huidige nadruk op controle zie je nu veel meer dan vroeger uitgebreide reconstructies die gebaseerd zijn op onderliggende documenten, verkregen via onder meer de WOO. De onderzoeksjournalistiek floreert. Er is dus ook iets heel moois voor in de plaats gekomen.
Maar ik deel de mening van Jan dat er nu te weinig ruimte is voor wederzijds begrip. Er werd tussen journalisten en politici vroeger veel meer gesproken over drijfveren en idealen. Het levert inzichten op die ook heel relevant zijn voor je lezers. Als je kijkt ook naar de speeches van oud-politici als Joop den Uyl, Hans van Mierlo en Ruud Lubbers, zie je hoe die doorspekt zijn van complexiteit, gelaagdheid en ambivalentie. Interessante en visionaire verhalen waarbij ze het ook aandurfden om in een retorische opbouw af en toe een hele andere straat in te slaan, waarvan je niet weet hoe dat uitpakt. En ik ben me gaan afvragen: zou dat nu nog kunnen? Want als je dat nu doet, dan staat iedereen klaar om te wijzen op de inconsistentie.’
JT: ‘Ja. Er is geen tolerantie voor inconsistentie en ambivalentie. Daar kom je als politicus niet meer mee weg in deze tijd. De journalistiek gaat roepen: “Dat is tegenstrijdig met wat u eerder zei”.’
‘Ze kwamen om me te verneuken’
De twee spraken voor het boek met onder meer Sybrand van Haersma Buma die vertelt dat hij het ‘circus van politiek entertainment’ – met krampachtigheid en beeldvorming als kernwoorden – zag ontstaan, vanaf de moord op Pim Fortuyn in 2002, en blij was dat hij eraan kon ontsnappen omdat het “te zwaar” werd. Als fractievoorzitter, zo vertelt hij, kon hij in de Tweede Kamer op ieder moment van de dag worden benaderd door een cameraploeg. Hij wist vaak niet met welke intentie. ‘Het enige wat ik zeker wist was dat ze naar me toe kwamen om me te verneuken’.
JT: ‘Hij weet dat aan de zucht naar kijkcijfers – je mag ook zeggen oplagecijfers. Voor de duidelijkheid: voor een groot deel van de - inmiddels irrelevant verklaarde - serieuze pers geldt dit natuurlijk niet. Niet voor de Volkskrant en ook niet voor de Groene Amsterdammer. Maar dat veel journalistiek aan ophef en heisa doet - aan hoepla-journalistiek - dat is geloof ik waar.’
CvdV: ‘Ik heb een grote belangstelling voor waarom politici doen wat ze doen. En waarom ze denken wat ze denken en hoe zich dat ontwikkelt. Dus ik schrijf ook stukken over de sociaaldemocratie, de christendemocratie of de strijd binnen de VVD tussen de liberalen en de conservatieven. Ik probeer dan vanuit dat perspectief met politici af te spreken om een uur te praten over hun ideeën, idealen en drijfveren. Inmiddels lukt dat. Maar toen ik net in Den Haag kwam merkte ik dat ze dat niet per se gewend waren.’
Krijg jij het vertrouwen om langdurig met een politicus te praten, zonder dat een voorlichter zich ermee bemoeit?
(CvdV): ‘Ja, inmiddels wel. Het verschilt overigens erg per partij en per politicus. Er zijn gelukkig nog steeds Kamerleden en partijleiders die dat doen. Met wie je gewoon anderhalf uur kunt gaan zitten. Maar er zijn ook politici die zo streng zijn ingesnoerd door de afdeling voorlichting, dat ze dat niet mogen.’
Is de toename van het aantal voorlichters en woordvoerders het werkelijke kwaad in Den Haag?
JT: ‘Nee, het grootste kwaad is het kwaad dat daar achter schuilt. Namelijk het gebrek aan zelfvertrouwen. Noem het de angst van de politiek. En het vehikel waarmee ze dat als het ware in bedwang probeert te houden is het verschijnsel van de spindoctor, de mannetjesmaker en de voorlichter. Maar het kwaad zit echt bij de politiek zelf.’
CvdV: ‘Dat ben ik helemaal met Jan eens. Laat ik één voorbeeld geven om het te illustreren. Vorig jaar had ik een interview met een nieuwe minister (Van de Ven wil haar naam niet noemen, red.). Ik kon met haar een half uur videobellen, waarbij tot drie keer toe de voorlichter er dwars doorheen komt en de minister onderbreekt om te zeggen: “Ja, laten we ons even aan de lijn van het gesprek houden.” Waarop ik moet zeggen: “Volgens mij zitten we midden in die lijn”. Ik vind het echt waanzinnig wanneer je als bewindspersoon toestaat dat je de hele tijd wordt onderbroken door een voorlichter. Maar sterker, ze ging helemaal mee met wat de voorlichter voorstelde.’
Wordt het opgeknapte Kamergebouw aan het Plein straks een betere plek dan ‘De Bunker’?
JT: ‘Nee, ik denk dat ze de architectuur zo aanpassen dat er straks geen wandelgangen meer zijn en de beveiliging nog wat strakker is geregeld. In die zin ben ik niet zo positief. Ik vind dat de journalistiek in het defensief is beland.’
‘Wantrouwen in de wandelgangen - Hoe pers en politiek van elkaar vervreemd raakten’, van Jan Tromp (de Volkskrant) en Coen van de Ven (De Groene Amsterdammer) is verschenen bij uitgeverij Balans.
Praat mee