Taaltip: ‘ontwaren’ en ‘ontwaarden’

Ontwaren en ontwaarden zijn twee werkwoorden die, vooral in de verleden tijd, vaak verward worden. Ontwaren is een wat verouderd woord voor 'in het oog krijgen, bespeuren'; ontwaarden betekent 'in waarde verminderen' en soms ook 'van zijn waarde beroven'. In een zin als 'Ook bij haar ontwaarde ik enige arrogantie' is ontwaarde met één d juist. In het hele werkwoord ontwaren komt geen d voor; de stam is dus ontwaar, en in de verleden tijd wordt daar de uitgang -de(n) achter gezet. Andere voorbeelden: 'Wij ontwaarden zeven schepen, die langzaam naderden', 'Ik ontwaarde een opgeruimde sfeer.' Ontwaardde met dubbel d is juist in bijvoorbeeld 'Tijdens de periode van hyperinflatie in de vorige eeuw ontwaardde het geld elke dag enorm.' In het hele werkwoord ontwaarden zit wél een d; toevoegen van de verledentijdsuitgang -de(n) leidt tot ontwaardde(n). Andere voorbeelden: 'Toen de munt ontwaardde, vielen binnen enkele weken de eerste ontslagen' en 'Besloten werd om voorraden die snel ontwaardden zo snel mogelijk te verkopen.' Let ook op de tegenwoordige tijd: 'Zij ontwaart een zekere arrogantie bij hem' (met alleen t) en 'Het geld ontwaardt in perioden van hyperinflatie enorm' (met dt). In allebei de gevallen stam plus t. Het voltooid deelwoord is overigens bij beide werkwoorden ontwaard: 'Ik heb hem ontwaard', 'Het geld is flink ontwaard.'