Taaltip: hebben / zijn gereden
Het voltooid deelwoord van rijden is met zijn én met hebben te combineren, afhankelijk van de context.
Richting of niet?
Werkwoorden als lopen, fietsen, vliegen en rijden, die een beweging uitdrukken, kunnen met hebben en met zijn worden gecombineerd. Zijn wordt gebruikt als er sprake is van een duidelijke richting of een (concreet) doel.
Ik ben naar de bakker gefietst.
Martijn is tegen een paaltje gereden.
Zijn jullie nog naar Peru gevlogen?
Lia en Arno zijn door het park gelopen.
Hoe is ze hier nog op tijd gekomen? Ze is door de duinen gefietst.
Als de richting niet direct van belang is of helemaal niet genoemd wordt, gebruik je hebben.
Ik heb vandaag twee uur gefietst.
Martijn heeft de hele nacht gereden.
Hebben jullie al vaak gevlogen?
Lia en Arno hebben samen door het park gelopen.
Wat heeft ze vanmiddag gedaan? Ze heeft door de duinen gefietst.
Praat mee