Stichtingsvoorzitter Raad belooft daden
Carel Kuyl, de hoofdredacteur van Nova, en zijn redacteur Wim Fortuyn vragen zich af wanneer de Raad voor de Journalistiek met daden komt naar aanleiding van hun klacht over twee uitspraken van de Raad. De voorzitter van de Stichting Raad voor de Journalistiek, Fons van Westerloo: ‘Er is alle reden om de goedbedoelde noodkreet van Kuyl en Fortuyn en anderen op te pakken en de daad bij het woord te voegen. Nu de Stichting de Raad voor de Journalistiek dankzij een subsidie van de overheid verder kan laten professionaliseren is een perfect moment aangebroken om als Stichting namens alle aangesloten mediaorganen het voortouw te nemen om op zo kort mogelijke termijn de beleidsvoornemens in beleid om te zetten zodat het belangrijke werk van de Raad weer in wat rustiger vaarwater komt.’
Nova besloot al eerder niet meer mee te werken aan de klachtenprocedures om een discussie te forceren over de kwaliteit van de journalistieke “rechtspraak”.
Nova tekent daarbij aan dat het besluit om zich niet langer te onderwerpen aan een klachtenprocedure of uitspraken van de Raad niet is ingegeven door minachting ten opzichte van de Raad of de klagers. Van de leiding van een televisierubriek die over lengte van jaren bewezen heeft verantwoorde journalistiek te plegen hadden we niet anders kunnen verwachten.
Nova staat zeker niet alleen in de kritiek op sommige uitspraken van de Raad. Als voorzitter van de Stichting die de Raad moet faciliteren om zijn werk naar behoren te doen heb ik mij sinds mijn benoeming natuurlijk verdiept in de klachten van nieuwsrubrieken, kranten en tijdschriften om te kijken welke rol de Stichting kan en moet spelen om zinnige kritiek om te zetten in voorstellen aan de leden van de stichting ter veranderingen van procedures of aanscherping van de leidraad door de Raad.
Ik heb gesproken met de felste criticasters zoals Harm Taselaar, hoofdredacteur van RTL nieuws, Arendo Joustra, hoofdredacteur van Elsevier en voorzitter van het genootschap van hoofdredacteuren, Jules Paradijs, hoofdredacteur van De Telegraaf en eerder informeel al met Carel Kuyl. Binnenkort spreek ik ook met de meer gematigde critici zoals Pieter Broertjes, hoofdredacteur van de Volkskrant.
Met Arendo Joustra is afgesproken dat wij op de kortst mogelijke termijn een bijeenkomst beleggen met alle hoofdrolspelers om te luisteren naar bezwaren en te zoeken naar zinnige oplossingen.
Ik geloof dat vooral van de Stichting Raad voor de Journalistiek, waaraan alle mediavertegenwoordigingen nog loyaal meewerken, daden verwacht mogen worden. Het is immers de Stichting die verantwoordelijk is voor een het goed functioneren van de Raad en namens de leden moet zorgen dat het draagvlak voor het werk van de Raad, ook met de kritiek die altijd op elke vorm van rechtspraak zal blijven, voldoende draagvlak houdt in de wereld van de journalistiek.
In de eerste vergadering van de Stichting die ik onlangs mocht voorzitten is de rolverdeling tussen Stichting en Raad al meteen aan de orde gesteld. De vraag die op tafel lag is of het juist is dat de Raad zijn eigen leidraad formuleert en tevens recht spreekt. Met andere woorden: of er geen scheiding moet komen tussen een “wetgevende” en de “rechtsprekende” macht.
Naar aanleiding van de felle en levendige discussie tussen redacteuren van NRC en de Raad over het opnemen van telefoongesprekken – naar aanleiding van een uitspraak van de Raad – opperde ik in het Stichtingsbestuur een simpele oplossing. Maak bekend dat telefoongesprekken met journalisten altijd worden opgenomen, opdat geïnterviewden eventueel bezwaar kunnen maken zoals dat ook bij fysieke interviews gebruikelijk is. Al doende leert men, want ik kwam erachter dat een snelle oplossing niet zo eenvoudig is uit te voeren, immers het is niet de stichting maar de Raad die over dit soort zaken gaat.
Ook de geplande herzieningsprocedure die beslissingen van de Raad met betrekking tot ten onrechte als vaststaand of aannemelijk geoordeelde feitenkan corrigeren – niet alleen de journalistiek is feilbaar, maar ook de waakhond kan fouten maken – is dunkt mij snel wenselijk wil de Raad het getergde aanzien weer herstellen. Uit alles blijkt dat de Raad bereid is tot verandering maar intussen niet anders kan dan vasthouden aan de regels en leidraad die thans gelden.
Mijn rondgang langs een aantal hoofdredacteuren heeft in elk geval geleid tot de conclusie dat niemand de Raad wil opheffen of blijvend negeren. Dat uitspraken nog altijd als belangrijk beschouwd worden bleek afgelopen week weer eens toen vrijwel alle kranten het oordeel van de Raad inzake Dales versus AT5 publiceerden.
Er is dus alle reden om de goedbedoelde noodkreet van Carel Kuyl en Wim Fortuyn en anderen op te pakken en de daad bij het woord te voegen. De voorzitterswisseling binnen het stichtingsbestuur en het ontbreken van voldoende financiële middelen heeft daaraan in de weg gestaan. Nu de Stichting de Raad voor de Journalistiek dankzij een subsidie van de overheid verder kan laten professionaliseren is een perfect moment aangebroken om als Stichting namens alle aangesloten mediaorganen het voortouw te nemen om op zo kort mogelijke termijn de beleidsvoornemens in beleid om te zetten zodat het belangrijke werk van de Raad weer in wat rustiger vaarwater komt.
Praat mee