Slow journalism in gekke achtertuin van Rusland

Ze mogen Rusland niet meer in, maar hun Sochi Project is volbracht. Rob Hornstra en Arnold van Bruggen werkten vijf jaar lang in de aanloop naar de Olympische Winterspelen aan verhalen uit de regio rond Sochi. Geld hebben ze er nog niet aan verdiend. ‘We zien dit als een grote investering.’
Terwijl in het Russische Sochi de laatste voorbereidingen worden getroffen voor de openingsceremonie van de Olympische Spelen, posten Rob Hornstra en Arnold van Bruggen twee foto’s uit The Sochi Project op hun Facebook-pagina. Één foto van de Olympische grond in 2009, toen het nog de grond van een voormalig collectieve staatsboerderij was waar vluchtelingen uit Abchazië hun toevlucht zochten in met golfplaten uitgebouwde caravans. En eentje van een paar jaar later: de Abchazen verdwenen, de velden verdwenen, de futuristische Adler Arena in aanbouw.
Tijdens de Spelen blijven ze dit doen: het uitlichten van verhalen die ze de afgelopen vijf jaar maakten om in de aanloop naar de Spelen de regio rond Sochi in kaart te brengen. Niet als boycot – de mannen kijken zelf ook graag naar een schaatswedstrijd en wat dat betreft komt dit interview op een uiterst onhandig moment; Sven Kramer rijdt binnen nu en twee uur de 5 kilometer. Wél om mensen bewust te maken van de verhalen die achter die glimmende nieuwe stadions en skipistes schuil gaan. Want Sochi is een opmerkelijk podium voor de Winterspelen. Niet alleen omdat het aan de Russische Costa del Sol ligt, een subtropisch gebied waar de Russen hun zomervakanties doorbrengen, maar vooral ook omdat het ligt ingeklemd tussen twee conflictregio’s: de afvallige Georgische streek Abchazië aan de ene kant, en aan de andere kant, net over de bergen, het meest gewelddadige en armste gebied van Rusland, de Noord-Kaukasus.
Van Bruggen en Hornstra maakten in het gebied elf grote en een paar kleinere reizen die bij elkaar opgeteld ongeveer een jaar bestrijken. Een bijzondere samenwerking tussen een fotograaf (Hornstra) en een tekstschrijver (Van Bruggen), al maken ze dat onderscheid zelf niet. Liever noemen ze zich documentairemakers of verhalenvertellers, die allebei zo hun eigen inbreng in het project hebben gehad. Van Bruggen: ‘We hebben naar verloop van tijd een dynamiek bereikt waarin het niet meer van belang is wie de foto’s heeft gemaakt, en wie de teksten. Je kunt het een niet meer los zien van het ander. Het is één geheel, dat is de kracht van dit project.’
Met de start vand e Spelen is het project volbracht. Welk gevoel overheerst?
Van Bruggen: ‘Enorme blijdschap en trots om wat het is geworden. We hebben de afgelopen weken krankzinnig veel podia gehad om ons verhaal te vertellen. Met name in Europese landen en in Amerika is de aandacht geëxplodeerd.’
Hornstra: ‘Over de media-aandacht die in oktober over ons heen kwam toen bekend werd dat we geen visa meer kregen, was ik al heel tevreden. Ons project was mooi internationaal gegaan. Maar die aandacht ebde langer door dan verwacht. Alle media brachten de afgelopen tijd achtergrondverhalen over Sochi en klaarblijkelijk kwamen ze allemaal bij ons terecht. Een ideaal scenario natuurlijk, al was ik ook tevreden geweest als we iets minder publiek hadden bereikt. Het gaat mij er vooral om dat wij mooie, goede verhalen hebben kunnen vertellen. Dan maakt het mij niet uit of ik dat voor tienduizend man doe, of een miljoenenpubliek heb. Maar daar denkt Arnold geloof ik iets anders over.’
Van Bruggen: ‘Ja, ik vind het niet leuk om verhalen te vertellen voor een klein publiek. Ik ben heel blij dat het zo’n vlucht genomen heeft, als dat niet was gebeurd had ik dat doodzonde gevonden.’
Hebben jullie het gevoel dat je invloed hebt uit kunnen oefenen op het debat dat in de media losbarstte over Rusland?
Van Bruggen: ‘Ik denk wel dat we invloed hebben gehad op de manier waarop de regio is benaderd, op hoe de verhalen zijn verteld. Je merkt dat veel mensen ons project kennen of gevolgd hebben, en langzamerhand werden onze verhalen steeds vaker opgepikt.’
Hornstra: ‘Wat ik wel jammer vind is dat er een aantal voorspelbare relletjes waren, zoals die over de homorechten, die behoorlijk zijn uitgekauwd. Homorechten zijn heel belangrijk maar ik had het idee dat die discussie soms een rookgordijn opwierp voor andere onderwerpen die in mijn optiek nóg ernstiger zijn, maar blijkbaar niet mediageniek genoeg. Dat er jonge mannen verdwijnen in de Noord Kaukasus zou absoluut op de kaart moeten staan. Daar proberen wij aan bij te dragen. We hebben een groot verhaal gemaakt over het geweld, de armoede en corruptie in de Noord Kaukasus. Die verhalen zijn de afgelopen tijd heel weinig gemaakt.’
Waren de Spelen voor media niet een mooie aanleiding om daar zelf iemand naar toe te sturen?
Van Bruggen: ‘Er zijn niet veel journalisten die daar zin in hebben, want het is een relatief gevaarlijke en grimmige regio waar het moeilijk werken is. Degenen die wel eens gaan zijn vaak correspondenten met weinig reisbudget, die doorgaans twee dagen verslag doen van een incident en het gebied dan weer verlaten. Ze moeten alles wat in Moskou en de rest van Rusland gebeurt ook bijhouden. Wij hebben de Noord Kaukasus maandenlang uitgekamd. Van dorp naar dorp, van deur naar deur. Al die verhalen samen vertellen de geschiedenis van die rare achtertuin van Rusland.’
Wat waren jullie afwegingen om zo lang in gevaarlijk gebied rond te reizen?
Van Bruggen: ‘De dreiging van de Veiligheidsdienst FSB, die je het werken onmogelijk probeert te maken, gaat op een gegeven moment wel onder je huid zitten. Maar het verhaal over de Kaukasus was het meest urgente verhaal van de afgelopen jaren, cruciaal voor het project.’
Hornstra: ‘We hebben ons er in het begin ook niet zo veel van aangetrokken. Het klinkt spectaculair, dat het gevaarlijk was, maar we reden niet de warzone van Syrië binnen ofzo hè? Wij wisten ook wel dat ze ons, buitenlandse journalisten, waarschijnlijk niet zouden mishandelen. Als ze ons in elkaar hadden gerost, hadden we een foto op Twitter gezet en waren de media wereldwijd over ze heen gevallen. Intimideren is alles wat ze kunnen doen.’
Het werken werd jullie wel steeds lastiger gemaakt. Op het eind zijn jullie vier keer opgepakt.
Hornstra: ‘Ja, dan ben je elke keer twee dagen kwijt en dat is balen. Maar we hadden ons daarop voorbereid. In moeilijke gebieden hadden we altijd fixers met veel ervaring bij ons. De arrestaties waren ook wel een beetje onderdeel van ons verhaal. Arnold kon dat soort dingen prima gebruiken voor zijn schrijfwerk.’
Van Bruggen: ‘Het voordeel is dat we twee grote, buitenlandse mannen zijn met een perskaart en accreditatie. We voelden ons altijd redelijk immuun. Misschien is het een gevaarlijke veronderstelling, maar we dachten: als er iets misgaat, dan komen we er wel uit. Dat bleek ook wel. Na een onderhoud met de politie, de migratiedienst en daarna de FSB, stonden we na een dag of twee altijd wel weer buiten.
Het kon soms wel intimiderend zijn hoor. In Dagestan werden we op een gegeven moment naar de kelder van het politiekantoor gebracht – van die martelkelders die je wel kent uit de verhalen. Lokale veiligheidstypes drukten ons tegen de muur om mugshots van ons te maken, terwijl er verder alleen maar foto’s hingen van mannen met ruige baarden en vrouwen in hijab. Maar als je gewoon rustig en beleefd blijft, en niet bijdehand doet, komt het wel goed. Aan het einde van het verhaal kregen we een boete en een fles cognac.’
Hornstra: ‘Eigenlijk werd het de laatste tien dagen van de laatste reis pas echt vervelend. Toen hadden we het idee dat we werden achtervolgd en dan word je toch wel paranoïde. Alsof we in een foute James Bond speelfilm waren beland. Opeens werden we aangehouden en doorgelicht bij checkpoints waar we tot die tijd moeiteloos voorbij reden. En onze tolk had het gevoel dat haar telefoon werd afgeluisterd omdat ze er een klik in hoorde. Ze wilde alleen maar naar huis en zei dat ze nooit meer met journalisten naar de Kaukasus zou gaan. Ze had ervaring zat en toch was ze bang, dus dat er iets speelde was wel duidelijk.’
Uiteindelijke kregen jullie in oktober allebei geen visum meer.
Van Bruggen: ‘Achteraf hadden we het wel aan kunnen zien komen, want we werden er steeds vaker uitgepikt op het vliegveld in Moskou. En de laatste keer dat we onze accreditatie wilden ophalen, moest dat ineens persoonlijk op het ministerie in Moskou. Kregen we een reprimande.’
Hornstra: ‘Uiteindelijk zijn we natuurlijk zoveel tijd in de Noord Kaukasus gaan besteden dat het ging opvallen. En dat allemaal in de context van de Olympische Spelen. Ik denk dat we tegen teveel schenen hebben geschopt. Maar dat we geen visum meer kregen, vind ik wel een hele zware maatregel. Temeer omdat dat bijna nooit voorkomt.’
Is het jammer dat jullie er nu niet kunnen zijn?
Hornstra: ‘Voor het project maakt het niet uit, dat is af. En we weten natuurlijk al maanden dat we het land niet meer in mogen.’
Van Bruggen: ‘Maar het had me wel leuk geleken. We hebben vijf jaar naar deze deadline gewerkt. Wij verslaan de Spelen natuurlijk niet, maar het is toch een soort… eindmoment.’
Jullie manier van werken is ook kostbaar. Het project is voor een groot deel gefinancierd middels crowdfunding. Hoe is dat bevallen?
Van Bruggen: ‘Het is heel veel werk geweest. Destijds had niemand het nog over crowdfunding dus we hebben gaandeweg zelf het wiel moeten uitvinden. We hadden een systeem uitgedacht dat was gebaseerd op kleine donaties, omdat we dachten dat dat de grootste groep donateurs zou worden en dat duizenden tientjes bij elkaar een substantieel bedrag zouden vormen. Uiteindelijk bleek dat de mensen die jaarlijks honderd of duizend euro doneerden een flink deel van het project financierden, en dat de tientjes verwaarloosbaar waren en in verhouding het meeste werk opleverden.’
Hornstra: ‘Maar het leuke van die tientjes donateurs was dat het de beste ambassadeurs waren voor het project, want ze waren razend enthousiast. En dat enthousiasme werd groter naarmate het project meer impact kreeg. Ik denk dat ze trots zijn dat ze eraan hebben meegeholpen, dat ze niet voor niets hebben gedoneerd. Dat gevoel proberen we ook te voeden, want het is ook dankzij hun ambassadeurschap dat dit project bestaat. Tegenwoordig kun je Facebook en andere social media die functie natuurlijk laten overnemen. Je klikt op Like en je wordt op de hoogte gehouden, kunt verhalen sharen enzovoort. Maar dat was er allemaal nog niet, toen wij in 2009 begonnen.’
Viel het uiteindelijk mee of tegen, dat crowdfunden?
Hornstra: ‘Ik vind het een mooi fenomeen, maar ik ben er niet oneindig positief over. Mensen die denken: ik heb een project, ik zet het op internet en puur op de inhoud ga ik geld binnenhalen: forget it. Je gaat het niet redden. Als je het gaat onderzoeken, zie je dat veel crowdfunding projecten niet worden gehaald. Of artificieel; omdat de laatste 50 procent is ingelegd door degene die er zelf om heeft gevraagd. Het is een veel minder groot succes dan mensen doen geloven.’
Bij crowdfunding moet je ervan uit gaan dat het grootste deel van je donateurs gewoon je familie, je vrienden en je kennissen zijn. Donaties zijn gebaseerd op vertrouwen, en veel minder op inhoud dan je zou willen. Iemand uit Amerika die je project misschien mooi vindt maar jou niet kent, geeft je echt geen geld. Iemand die jou heel goed kent en je project waardeloos vindt, geeft je wel geld. Dus als je een donatieprogramma begint is mijn advies: zorg dat je veel vrienden hebt. Dat was voor ons wel een eyeopener.’
Met crowdfunden alleen red je het niet. Jullie hebben ook subsidies aangevraagd, maken exposities en zijn een uitgebreide webshop begonnen waar je naast boeken ook posters en ansichtkaarten kunt kopen.
Van Bruggen: ‘In het begin dachten we dat The Sochi Project een online project zou worden. Maar gaandeweg kwam er steeds meer bij. We merkten dat we met die ansichtkaarten en posters niet alleen kleine verhalen konden vertellen, maar ook wat geld konden verdienen.’
Hornstra: ‘Crowdfunding is maar een radartje in iets veel groters. We hebben op een gegeven moment ook het principe van een verhuurtentoonstelling bedacht. Daar hebben we tienduizend euro in geïnvesteerd en berekend dat die na vijf, zes keer verhuren rendabel zou moeten zijn. Dat is gelukt, dus de volgende keer dat we ’m verhuren, levert het geld op.’
In het begin zeiden jullie: er zit geen verdienmodel aan dit project. Is dat ook zo?
Hornstra: ‘Ja, we hebben nooit inkomsten voor onszelf kunnen genereren, met uitzondering van wat losse artikelen en publicaties die we hebben verkocht.’
Van Bruggen: ‘Maar vanaf nu zou het wat op moeten gaan leveren, omdat we uit de kosten zijn. Een maand geleden zaten we op break even. Maar het is inderdaad geen verdienmodel om van te leven.’
Is dat niet frustrerend?
Van Bruggen: ‘Nee, slow journalism past bij ons. Het is kostbaar, maar het is ook hoe wij willen werken. We gaan ook zeker een volgend project doen samen. We zien The Sochi Project als een grote investering. We hopen dat we daar op kunnen voortbouwen, en volgende keer niet weer op punt nul hoeven beginnen. We denken dat er dan een verdienmodel uit moet kunnen rollen. We zijn dit jaar allebei vader geworden, dan kun je niet nog eens vijf jaar onbezoldigd aan een project werken en alle tijd die overblijft gebruiken om je geld te verdienen met andere dingen. Bovendien schreef ik het grootste gedeelte van de verhalen ’s nachts. Dat vond ik heerlijk, maar dat moet je ook niet te lang doen.’
Hornstra: ‘Met wat we nu nog gaan verdienen aan The Sochi Project, willen we kapitaal opbouwen voor ons volgende project – waarvan we nog niet weten wat dat gaat zijn. We keren het niet aan onszelf uit.’
Het is prijzenswaardig. Maar is het niet tegelijkertijd ook treurig dat het zo moet, omdat er geen medium meer is dat er geld voor op tafel legt?
Van Bruggen: ‘Er is inderdaad geen medium meer dat dit had kunnen doen. Maar daar is dan weer crowdfunding voor uitgevonden. Nu kunnen we het helemaal zelf en dat vind ik ook wel weer een leuke tendens. Toen we met dit project begonnen werd er elke week wel een debat georganiseerd over het einde van de journalistiek of de fotografie. Ik vond dat heel vermoeiend. Maar ik heb het gevoel dat het ondernemerschap in deze sector enorm is gegroeid.’
Hornstra: ‘Het geklaag onder fotografen en journalisten is gelukkig weer een beetje voorbij. Er gebeurt weer van alles, het besef heerst dat we aan de situatie niets kunnen veranderen, maar wel met energie nieuwe dingen kunnen doen.’
Praat mee