Fröhlich heeft zijn stem hervonden

Vijf jaar geleden stopte Sjors Fröhlich als radiopresentator nadat hij spasmodische dysfonie kreeg, een zeldzame aandoening aan de stembanden. Als adviseur van de NPO bleef hij achter de schermen betrokken bij de radio. in februari werd hij hoofdredacteur van BNR Nieuwsradio. ‘Mijn stemproblemen zijn vrijwel volledig genezen’.
Een gesprek met Sjors Fröhlich (45) zou een jaar geleden nog een lastige exercitie zijn geweest. Al na enkele zinnen schoot zijn stem naar verschillende toonhoogten en volumes, wat hem vrijwel onverstaanbaar maakte. Fröhlich: ‘Een gesprek zoals wij nu voeren ging niet meer. Het klonk heel gek. Je krijgt allemaal verkrampingen (spreekt krampachtig) die hoorbaar zijn. Mensen die je kennen begrijpen dat wel, maar als je iemand aan de telefoon hebt, denken ze een geestelijk gehandicapte aan de lijn te hebben. Heel vervelend.’
Bij de chronische, neurologische aandoening spasmosdische dysfonie geven zenuwen verkeerde signalen naar de spier, vergelijkbaar met een trillend spiertje boven het oog. ‘Ik had dat op mijn stembandspieren. En dat is gewoon vette pech. Ik heb wel het geluk gehad dat ik het rond mijn 40ste kreeg, want als je deze ziekte als tiener krijgt slaat het over naar alle spiergroepen van je lichaam. Ik heb ook mensen gesproken die na een half jaar in een rolstoel kwamen en er ook niet meer uitkomen.’
Een tijdje was het goed onder controle te houden met botox-injecties die mijn stembanden verlamden. Het was mijn voorland om de rest van mijn leven iedere drie maanden te spuiten. Tot een chirurg uit het VUMC met een methode uit Korea kwam waarvan hij vermoedde dat het mij kon helpen. Zoals je hoort hebben ze het heel goed kunnen herstellen. Ik zit weer op 95 procent van de stem zoals ik die had.’
Wat voor behandeling kreeg je?
‘Ik ben inmiddels expert. Wat ze hebben gedaan is heel knap. De twee spiertjes van de stembanden – een soort elastiekjes – zijn doorgesneden zodat ze niet meer kunnen verkrampen. Andere spieren nemen het over zodat je stembanden zich wel kunnen sluiten. Vroeger kon dit niet omdat, als je in je keel gaat snijden, er heel veel bloed vrijkomt waardoor je zou stikken. Nu snijden ze die spieren door met een laser, die gelijk de wond dichtmaakt.’
Was er een risico?
‘Er is altijd een risico omdat die spier tegen de stemband aanzit. Dus je moet op tijd stoppen met die laser. Maar op een gegeven moment besluit je je uit te leveren aan de expertise. Ik ben een van de eerste die op deze manier in Nederland is geopereerd. Toen ik na de operatie wakker werd probeerde ik meteen te praten, in principe kan dat. Maar je bent toch een soort mishandeld in je keel. Dat was voorzien. Ik kon geluid maken en was helemaal gelukkig. Het herstel ging snel en mijn leven is ongelooflijk in kwaliteit verbeterd. En nu ik die stap heb genomen doen heel veel andere patiënten dat ook, omdat ik toch iets bekender ben. Inmiddels doen ze deze operatie ook in Leiden (LUMC). Er zijn ergens tussen de tweehonderd en driehonderd patiënten. Veel patiënten benaderen mij en ik verwijs ze allemaal door naar de artsen die mij hebben geholpen en moedig ze vooral aan.’
Dus eigenlijk kun je gewoon weer Standpunt.nl en Cappucino gaan presenteren, zoals je jarenlang deed bij de NCRV?
Beslist: ‘Nee. Ik heb altijd gestreefd echt top te zijn in alles wat ik doe voor de radio. Ik hoor die 5 procent kwaliteitsverlies zelf en ik wil dan niet op de radio. Ik heb nog wel stemproblemen als er veel omgevingsgeluid is en ik echt mijn stem moet verheffen; dan slaat-ie nog een beetje op slot. Spontaan spreken gaat heel goed, maar als ik een tekst moet voorlezen is het niet meer zoals het was. Daarbij: als hoofdredacteur ga je ook over de presentatoren. Het is niet handig als ik BNR-presentatoren Paul van Liempt of Roelof Hemmen mijn ideeën over presenteren moet vertellen terwijl ik zelf ook op die stoel zit. Dat wil ik niet.’
De afgelopen jaren werkte Fröhlich achter de schermen bij de NPO, als adviseur van de zendermanager. Met chef nieuwsdienst Erik Wijnholds (NOS) pakte hij de nieuwsformats van Radio 2 aan. Vorig jaar werd hij door Laurens Borst gevraagd co-hoofdredacteur te worden van de Radio 1 Sportzomer.
Was het frustrerend om aan radio werken zonder je stem ervoor te gebruiken?
‘Ik heb die gevoelens niet gehad, juist omdat ik betrokken bleef bij radio. Ik heb presenteren nooit als het hoogste ambt binnen de radio gezien. Het is heel erg leuk om te doen. Maar ik heb ook vaak uitzendingen geregisseerd, eindredactie Met het Oog op Morgen gedaan en verslaggeving bij de Tour de France.’
Waarom is radio zo leuk?
‘Omdat het je verbeelding vraagt. Radio is een van de weinige media waarbij je andere dingen kunt doen. Je kunt autorijden, strijken, een boek of krant lezen. In je hoofd vormt zich een beeld van de presentator, of je gaat in gedachten mee in een mooie reportage. Als ik in de Tour de France achterop de motor zat probeerde ik te beschrijven wat ik zag. Radio geeft een sterk gevoel van urgentie en onmiddellijkheid dat geen ander medium heeft. Meer dan internet, waar het stukje dat je leest al weer enige tijd daarvoor is getikt. Maar radio wordt gemaakt terwijl je het hoort. Dat fascineerde mij van jongs af aan.’
Bij een commerciële radiozender moet je meer op de kleintjes letten.
‘Ik heb een bedrijf geleid (Fröhlich & Plaisier Mediaproducties), dus ik weet dat je op kosten moet letten. En ook in Hilversum is er de afgelopen jaren veel veranderd. Ik heb er dertig jaar gewerkt. Ik kan me nog letterlijk voor de geest halen dat we iets speciaals wilden doen en dat er werd gezegd: ‘We hebben een vliegtuig nodig.’ Het was zo geregeld. De NOS (toen niet alleen een omroep maar een soort voorloper van de NPO) had op een gegeven moment zelfs twee eigen vliegtuigen. Voor verbindingen en zo. Dus als je een uitzending vanuit Bangladesh wilde maken: doen! Ik heb twee live-uitzendingen vanuit Suriname gedaan. Niemand vroeg zich ook maar af wat het kostte. Het hoorde er allemaal bij, begin jaren ’80. Maar die tijden zijn nu echt voorbij. Die vliegtuigen zijn al lang weg. De bezuinigingen hakken er nu echt in. Ik heb de afgelopen jaren al heel erg geleerd op kosten te letten. Dat is niet anders dan hier.’
Je benoeming verliep geheimzinnig.
‘Het was een inhoudelijk, stevige procedure met andere kandidaten. Vooraf stelde ik me voor dat ik tijdens de procedure zou kunnen gaan denken: moet ik dit wel doen? Want ik kom uit een ongelooflijke prettige en comfortabele positie, met leuke projecten en veel vrijheid. Maar het werkte andersom. In de procedure merkte ik juist dat het een kant op ging die ik heel graag wil. Dus ik had al snel zoiets van: go for it. Maar als ik had ontdekt: er wordt hier alleen maar geprobeerd geld binnen te harken – dat kan, want het is een commercieel bedrijf – dan had ik me daar niet senang bij gevoeld. Dus ik heb heel erg afgetast; wat kan ik doen, wat is mijn mandaat en heb ik echt wat te vertellen. Maar ik kan me heel inhoudelijk richten. En dat is heel bijzonder met de huidige stand van de media en in deze crisistijd. 2013 wordt een moeilijk jaar maar ik ben ervan overtuigd dat we er goed uitkomen. De redactie heeft mij warm ontvangen. Veel mensen vonden het fijn dat iemand van de radio aan het hoofd van de zender komt te staan en er niet een manager uit een hele andere hoek komt. Er is veel synergie tussen de bedrijven binnen de FD Mediagroep.’
Een voorbeeld?
‘We maken elke maandagavond Newsroom samen met het FD vanuit Dauphine. FD houdt daar een leuk verhaal van over voor de krant, wij een mooi radioprogramma. En er is een evenement in ons huis (de redacties van FD en BNR Nieuwsradio zijn boven mediacafé Dauphine gevestigd, red.). Iedereen blij. Daar zoeken we de meerwaarde in.’
Is Radio 1 een belangrijke concurrent?
‘Niet echt. BNR richt zich echt op de ondernemende Nederlander, veel bussines-to-bussines. Radio 1 moet heel Nederland bedienen, dat hoort tot haar taak. Wij hebben de ongelofelijke mazzel dat er nu zoveel financieel-economisch nieuws is. De nationalisatie van SNS Bank, de Europese crisis, de woningmarkt – dat is core business voor ons. Dit station was daar al jarenlang mee bezig, alleen was het toen nog niet zo heel groot nieuws. Bij de NOS komen ze er nu langzaam achter dat het toch wel handig is een stevige economieredactie te hebben. Wij laten niet eerst een verslaggever met een bandrecorder een reportage monteren, maar schakelen gelijk. Via de telefoon meteen mensen in de uitzending krijgen, ook al is dat misschien jammer voor de geluidskwaliteit. Daar is BNR heel goed in en dat moet zo blijven.’
Jouw voorgangers, met name Michiel Bicker Caarten, waren nog wel eens kritisch over de oneerlijke concurrentie van de publieke omroep.
‘Ik denk niet in vijandsbeelden, nooit. Ik ben heel goed weggegaan bij de publieke omroep en heb afgesproken de lijnen heel erg open te houden. Een keer per maand heb ik overleg met Laurens Borst. We kunnen elkaar helpen, facilitair en op andere vlakken. Denk aan grote evenementen als de kroning op 30 april of de verdeling van frequenties in de lucht.’
In je column in Broadcast uitte je stevige kritiek op de fusieplannen van KRO en NCRV.
‘Die fusieperikelen lopen niet lekker in Hilversum. Zelf denk ik: als je twee grote bedrijven bij elkaar voegt krijg je één directeur. Maar wat doen KRO en NCRV: die benoemen drie directeuren. Je geeft daarmee een raar signaal af aan de mensen die er werken. Er worden ook redacties in elkaar geschoven. Van de samenstellers en eindredacteuren daarboven blijft er per redactie één, van NCRV of KRO. Tja, als je niet aan de top begint en het voorbeeld geeft heb je volgens mij een lastig verhaal.
Ik begrijp echt niet dat de omroepen niet de urgentie en het belang zien om samen op te trekken met de NPO en er wat moois van te maken. Dat ze niet meegaan in het zenderprincipe, maar blijven steken in denken in omroepen, en niet zelf met goede plannen komen. Er bestaat een soort constante animositeit tussen de NPO en de omroepen. Terwijl ik denk: samen zijn jullie de publieke omroep. Maar de omroepverenigingen onderling vormen een front tegen de NPO en andersom. Waardoor ze in Den Haag denken: ‘Wat is er aan de hand in Hilversum; ze vechten elkaar de tent uit?’ Ik denk zelf dat de kans heel groot is dat Den Haag op een gegeven moment zegt: we zijn er helemaal klaar mee en het de NPO allemaal laat regelen. Dan sta je als omroepvereniging gewoon aan de kant te kijken.’
Waar komt dat mechanisme vandaan; jij hebt dertig jaar bij de publieke omroep gewerkt?
‘Ik begrijp het een béétje. Als omroepvereniging heb je leden en een bedrijf. Maar ook als programmamakers bij de NCRV dachten we al aan de zender en gezamenlijke belangen. Het gold zowel voor Stand.nl als voor Cappuccino; programma’s die hartstikke belangrijk waren voor de zender, maar ook hartstikke belangrijk voor de NPO. Je kunt dat doortrekken: Spijkers met Koppen kwam erna, en was eveneens belangrijk voor zowel de Vara als de hele zender, ook voor mij bij de NCRV. Op het moment dat die zender het goed doet is dat belangrijk voor al die omroepen die erop zitten. Dat heb ik de hele tijd geprobeerd duidelijk te maken.
Er zijn wel stappen gezet. Vroeger deed elke omroep zijn programmaatje en werd er totaal geen rekening gehouden met de zender. Dat is veranderd met de komst van de zendermanagers. Er gaan ook dingen goed. Maar het is een erg traag proces waarvan ik niet weet hoe het afloopt. Gelukkig ga ik er niet over. Wat mij betreft vechten ze elkaar de tent uit. Maar het gaat me wel aan het hart.’
Hoe kijk je naar je vakgenoten?
‘Ik vind het belangrijk dat we elkaar niet zo ongelofelijk de maat nemen. Er mag meer respect zijn voor elkaars werk en acceptatie dat iedereen – en elk medium – dat op zijn eigen manier doet. Journalisten kunnen slecht tegen kritiek.
Eind vorig jaar gooide ik in een opiniestuk in de Volkskrant en in Nieuwsuur een steentje in de vijver over de berichtgeving in Haren. Ik vond dat de televisie er mede oorzaak van was dat het uit de hand is gelopen. Maar het is voor journalisten verdomd moeilijk om te zeggen: “Nou, je hebt wel een punt, dat heb ik niet goed gedaan”. Journalisten moeten altijd hun gelijk halen. We zouden er ook wel eens voor open kunnen staan dat kritiek soms klopt’.
Kun jij dat zelf?
‘Ja, ik denk dat ik wel open sta voor kritiek’
Oké, je rol als verslaggever in de Tour de France?
‘Tja, lastig. Alle tourzeges van Lance Armstrong heb ik verslagen van achter op de motor. Mijn eerste Tour van 1998 was de beruchte dopingtour met TVM en Festina. Met NOS deden we verslag vanaf het ziekenhuis, het politiebureau en we ondervroegen renners. De dopingvragen zijn ook altijd gesteld. Maar wat moet je als mensen zeggen, zoals Armstrong tot voor kort deed: ik gebruik geen doping. Je kunt wel kritische vragen stellen aan renners die ineens heel hard gaan rijden, en dat hebben we ook gedaan. Maar het is niet zo – daar verzet ik me tegen – dat er een soort bondje is gesloten tussen renners en journalisten. Zo van: jongens, hier lullen we niet over.’
Wat zijn je toekomstplannen bij BNR?
‘De FD Mediagroep – dat via Company info en de Redactiepartners ook tijdschriften voor bedrijven produceert – is een breed media-informatiebedrijf aan het worden. Daar zit nog geen televisietak bij. Ik ben aan het kijken naar de mogelijkheden voor visual radio, er bestaan voorbeelden in het buitenland waar dit tot kunst is verheven.
Bij de NPO ging een van mijn laatste projecten over visual radio; radio op beeld zonder dat het een televisieprogramma wordt, maar meer is dan het ophangen van een webcam. Het werkt wel als je het geluid van BNR nieuwsradio hoort terwijl je op beeld de redactie ziet en een tickertape laat lopen met nieuws en de AEX. En mensen die nu inbellen kunnen ook via Skype in de uitzending komen. Maar het is een dure tak van sport. Mijn prioriteit hier is de programmering goed op orde krijgen en de programma’s nog meer urgentie te geven. En dan de volgende stap.’
Praat mee