mgm nvj maart

— maandag 20 oktober 2014, 16:56 | 0 reacties, praat mee

Samenwerking tussen Afrikaanse en Nederlandse journalisten moet centraal staan

Voor Oxfam Novib ontwikkelde Kees Schaepman een programma om de berichtgeving uit en over Afrika te stimuleren. Tijdens het onderzoek vroeg hij zich af of hij met goed fatsoen over Afrika kon beginnen in een tijd dat redacties worden geteisterd door reorganisaties. ‘Er is niet eens geld voor een raadsverslaggever in Winschoten of Geldrop.’ Laatste wijziging: 21 oktober 2014, 04:19

Ooit was ik eindredacteur van Vrij Nederland en vervolgens van het radioprogramma De Ochtenden. Soms denk ik wel eens gegeneerd terug aan mijn reactie als ik een medewerker van een ontwikkelingsorganisatie of een actiecomité aan de telefoon kreeg. Dan hoorde ik weer hoe interessant het zou zijn om een artikel te plaatsen van een Mozambikaanse journalist om de wereld ook eens te bezien vanuit Afrikaans perspectief. Of ik kreeg het verzoek om een Tanza­niaanse verslaggever stage te laten lopen, al schreef of sprak zij geen woord Nederlands. Altijd ging het om goede zaken en mooie doelen die de man of vrouw aan de andere kant van de lijn mij probeerde te verkopen. En altijd wist ik al na de eerste twee zinnen dat ik ‘nee’ zou gaan zeggen en dat ik na de derde zin de ander zou onderbreken: ‘Sorry, geen tijd, stuur maar een briefje dan zal ik er nog eens naar kijken’.

Ik voelde me vaak schuldig na zo’n telefoontje, omdat ik zelf voortkom uit de wereld van goede doelen. Ik begon mijn journalistieke loopbaan bij de afdeling voorlichting van de Novib, daarvoor had ik als onbezoldigd propagandist voor het Angola Comité geopereerd. Van dat verleden kreeg ik nog flink last. ‘Alweer een activist’, schreef hoofdredacteur Rinus Ferdinandusse in de kantlijn van mijn sollicitatiebrief aan Vrij Nederland. Toen ik desondanks werd aangenomen, schepte hij er plezier in over mijn schouder te leunen als ik een stuk zat te tikken en dan te neuriën: ‘Nelson Mandela, Nelson Mandela…’. En als ik een vroegere strijdmakker aan de telefoon kreeg die probeerde mij voor zijn kar te spannen, reageerde die geïrriteerd en vol onbegrip als ik medewerking weigerde. Journalistieke onafhankelijkheid is een begrip dat zich moeilijk uit laat leggen aan wereldverbeteraars.

Aan mijn actiejaren hield ik een blijvende belangstelling over voor internationale thema’s en een liefde voor Afrika. Ik was dan ook vereerd toen mij vijftien jaar geleden werd gevraagd een nieuw format te ontwikkelen voor Vice Versa, een magazine over ontwikkelingssamenwerking. Omdat ik mondiale thema’s centraal wilde stellen en weinig zag in artikelen over rijstteelt in Ghana of religieuze tradities in Tanzania, stelde ik het redactionele beleid radicaal bij. Liever een analyse van het Europese ontwikkelingsbeleid dan een artikel over het religieuze leven in Oeganda. Dat heb ik geweten. Woedende medewerkers verweten me dat ik met die ingreep de Stem van het Zuiden snoerde. Het was bovendien broodroof, want aan wie moesten mijn correspondenten nu hun reportages over verre, exotische oorden slijten?

Ik ben geleidelijk doof geworden voor altijd dezelfde verwijten. Of het nu gaat om Vice Versa, Vrij Nederland of The New York Times, steeds maar diezelfde riedel vanuit de ontwikkelingswereld. Als ik op een conferentie van een ontwikkelingsorganisatie hoor dat westerse media ‘niet geïnteresseerd zijn in het Afrikaanse perspectief’, loop ik naar de bar. Altijd is er ook wel iemand die betoogt dat een Oegandese journalist beter, want ‘van binnen uit’, over het homobeleid in zijn land kan berichten dan een Nederlandse correspondent. Onzin. Zo’n Oegandees kent de Nederlandse lezers, kijkers of luisteraars niet en wie wil communiceren, moet zijn doelgroep aanvoelen. Bovendien is het ons vak om context te herkennen.

Iedere verslaggever krijgt te maken met vreemde werelden die hij moet leren begrijpen voor hij erover kan berichten. Of dat nu de wereld is van Nederlandse binnenschippers, die van woonwagenbewoners of die van de inwoners van een Zuid-Afrikaanse township maakt geen wezenlijk verschil. Natuurlijk heeft het voordelen als een journalist de kleur kan aannemen van de omgeving waarin hij opereert. Maar ik voel weerstand opkomen als iemand beweert dat vrouwen het best over vrouwenzaken, moslims het best over moslims en Afrikanen het best over Afrika kunnen berichten.

Door die non-discussie lijkt het of niemand zich druk maakt over het feit dat de wereldkaart nogal wat witte plekken vertoont als gaat over zaken die mij meer interesseren dan de Stem van het Zuiden. Welke partijen beheersen bijvoorbeeld de grondstoffenhandel ten zuiden van de Sahara? Mijnbouwondernemingen in Congo kunnen vrijwel ongehinderd door persmuskieten hun gang gaan. En hoe zit het, ik noem maar iets, met de macht van grote brouwerijen in Afrika? Om die dossiers uit te zoeken is internationale research nodig. Daarbij zal het mij worst wezen of de machinaties van politici en grootondernemers aan de kaak worden gesteld vanuit Afrikaans of Europees perspectief, zolang de feiten maar worden bloot gelegd.

Daarvoor is vakmanschap, lef, tijd voor research en geld voor verslaggeving nodig. Gerard Legebeke, jarenlang de spil van het onderzoeksprogramma Argos en de hardnekkigste onderzoeksjournalist die ik gekend heb, had als motto: ‘De waarheid en niets dan de waarheid’. Als hij dacht die waarheid te pakken te hebben, bleef hij doorgraven omdat hij er altijd nog een andere waarheid onder vermoedde. Wat zou ik graag een expeditie van tien erfopvolgers van Legebeke aan het dossier Congo laten werken om het land, in het voetspoor van Stanley, opnieuw op de kaart te zetten. Maar helaas, Afrika heeft weinig prioriteit bij redacties. Correspondenten als Koert Lindijer of Kees Broere behoren tot een uitstervend ras. Als zij ermee ophouden, is de kans groot dat hun netwerk verloren gaat. Daar komt bij dat de traditionele correspondent nauwelijks tijd heeft voor onderzoeksjournalistiek omdat hij het nieuws moet volgen en daar de achtergrond bij moet verschaffen.

Eind vorig jaar vroeg Oxfam Novib mij of ik samen met Bob van der Winden een programma wilde ontwikkelen om de berichtgeving uit en over Afrika te stimuleren. Samenwerking tussen Afrikaanse en Nederlandse journalisten moest daarbij centraal staan. Dat sprak mij aan, omdat ik ervan overtuigd ben dat journalistiek onderzoek steeds afhankelijker wordt van (internationale) samenwerking. De lone woolf die op pad gaat met een opschrijfboekje, voorzien van een stevig paar schoenen om zijn voet tussen deuren te krijgen, redt het niet meer als hij complexe affaires wil ontrafelen. Onthullingen die de voorpagina’s of het journaal halen zijn meestal het resultaat van teamwork. Daar komt bij dat zaken die om journalistiek onderzoek vragen zich niet alleen binnen de landsgrenzen afspelen. Als hoofdredacteur van de VPRO Radio zag ik dat het programma Argos regelmatig nauw samenwerkte met Duitse, Amerikaanse of zelfs Japanse collega’s en media. Zonder die samenwerking zou veel onderzoek onbetaalbaar en onmogelijk zijn geweest.

Ik had bij de VPRO destijds het geluk dat ik over een redelijk budget beschikte. Er zijn inmiddels nog maar weinig redacties die het zich nog kunnen veroorloven een team van ‘muckrakers’ in dienst te houden. Dat wil niet zeggen dat onderzoeksjournalistiek ten dode is opgeschreven, maar het werk wordt nu vaak gedaan door freelancers. Ook bij die kleine zelfstandigen zie je teamvorming, er ontstaan Gideonsbendes die vaak voor eigen rekening en risico belangrijk spitwerk verrichten.

Collegiale netwerken, zoals het International Consortium of Investigative Journalists en de VVOJ worden steeds belangrijker als de journalistiek de pretentie wil blijven waarmaken dat zij een vierde macht vormt. Overal in de wereld vormen zich nieuwe collectieven en netwerken, internationaal worden conferenties georganiseerd waar onderzoeksjournalisten elkaar ontmoeten en ervaringen uitwisselen. Afrika valt bij die ontwikkeling buiten de boot. Daar zijn vele redenen voor, zoals gebrek aan persvrijheid in veel landen; een pover ontwikkeld medialandschap; onvoldoende publicatiemogelijkheden in geloofwaardige media; gebrek aan geld en vooral ook onvoldoende bescherming voor journalisten die hun nek uitsteken. Het gevolg is dat er weinig onderzoeksjournalisten zijn. Dat heeft consequenties voor de berichtgeving over Afrika in ons eigen land. Jan Bonjer, hoofdredacteur van Het Financieele Dagblad, vertelde mij dat zijn krant voor artikelen over Europese bedrijven die in Afrika opereren vaak afhankelijk is van persvoorlichters en officiële woordvoerders.

Toen Van der Winden en ik met ons onderzoek begonnen, schroomde ik om collega’s op sleutelfuncties te bellen om onze ideeën over een mogelijk programma te toetsen. Kon ik met goed fatsoen over Afrika beginnen in een tijd dat redacties worden geteisterd door reorganisaties? Er is niet eens geld voor een raadsverslaggever in Winschoten of Geldrop, laat staan voor onderzoek in landen ver van ons bed. Ik was me bovendien bewust van het wantrouwen bij veel redacties tegen NGO’s zoals Oxfam Novib. Moest ik nu aankloppen bij hoofdredacties en chefs buitenland met het risico dat ik net zo zou worden afgepoeierd zoals ik zelf vroeger anderen afpoeierde? Ik hoorde in mijn fantasie de reacties al: laat Oxfam Novib zich bezig houden met gezondheidszorg of onderwijs in Afrika en journalistieke problemen aan journalisten overlaten.

Gelukkig bleken de collega’s waarmee ik contact opnam toeschietelijker dan ik zelf vroeger was. We voerden gesprekken met onder meer het ICIJ in Washington, met The Guardian in Londen, met de VVOJ, de NVJ, met journalistieke opleidingen en met redacteuren van omroepen en landelijke kranten. Al onze gesprekspartners erkenden dat er ernstige lacunes zijn in de bericht­geving over Afrika. Geld en tijd om zelf overal mensen op af te sturen ontbreekt. En ze beschikten ook niet over een eigen netwerk van betrouwbare en onafhankelijke lokale correspondenten. Ze voelden dat zelf ook als een pijnlijk gemis voor hun eigen medium.

Met hulp van enkele bevlogen kenners van het continent, legden wij contacten met Afrikaanse collega’s en organisaties zoals FAIR (Forum of African Investigative Reporting) om inzicht te krijgen in netwerken die daar al bestaan en de mogelijkheden om die verder te ontwikkelen. Ook daar kregen wij bemoedigende reacties.

Deze maand werd de eerste opzet van ons programma voorgelegd aan een internationaal gezelschap van journalisten, potentiële donoren en mediaorganisaties. Centraal daarin staat een fonds dat onafhankelijk journalistiek onderzoek financiert. Voorwaarde daarbij is dat Afrikaanse en westerse journalisten samenwerken en op basis van hun research ieder in eigen land publiceren. We doen voorstellen voor een breed pakket aan activiteiten (trainingen op maat, coaching) waarmee zulke projecten begeleid en ondersteund kunnen worden. Daarmee is het werk van Van der Winden en mij voltooid, het skelet is klaar, Oxfam Novib moet er nu mee verder om ervoor te zorgen dat het vlees op de botten krijgt.

Kees Schaepman (1946) was sinds 1976 redacteur van Vrij Nederland. Daarvoor was hij eindredacteur van het blad ‘Onze Wereld’ van de Novib. In 1986 werkte hij een jaar als buitenlandredacteur voor de VPRO radio, waarna hij bij Vrij Nederland terugkeerde. In 1998 vertrok hij naar Praag als hoofdredacteur van het maandblad Transitions, een Engelstalige publicatie over de ontwikkelingen in de voormalige Sovjetlanden. Na zijn terugkeer was hij achtereenvolgens freelance journalist en hoofdredacteur van Vice Versa, adjunct directeur van de School voor de Journalistiek in Utrecht, eindredacteur van het programma De Ochtenden van de VPRO en hoofdredacteur van de VPRO radio. Schaepman was van 2003 tot 2006 voorzitter van de NVJ.

Tip de redactie

Logo Publeaks Wil je Villamedia tippen, maar is dat te gevoelig voor een gewone mail? Villamedia is aangesloten bij Publeaks, het platform waarmee je veilig en volledig anoniem materiaal met de redactie kunt delen: publeaks.nl/villamedia

Praat mee

Colofon

Villamedia is een uitgave van Villamedia Uitgeverij BV

Uitgever

Dolf Rogmans

Postadres

Villamedia Uitgeverij BV
Postbus 75997
1070 AZ Amsterdam

Bezoekadres

Johannes Vermeerstraat 22
1071 DR Amsterdam

Factuurgegevens

Villamedia Uitgeverij BV
Johannes Vermeerstraat 22
1071 DR Amsterdam

Contact

redactie@villamedia.nl

Redactie (tips?)

Chris Helt, hoofdredacteur

Marjolein Slats, adjunct-hoofdredacteur

Linda Nab, redacteur

Lars Pasveer, redacteur

Trudy Brandenburg-Van de Ven, redacteur

Rutger de Quay, redacteur

Nick Kivits, redacteur

Sales

Sofia van Wijk

Emiel Smit

Teddy van der Laan

Webbeheer

Marc Willemsen

Vacatures & advertenties

vacatures@villamedia.nl

Bereik

Villamedia trekt maandelijks gemiddeld 120.000 unieke bezoekers. De bezoekers genereren momenteel zo’n 800.000 pageviews.

Rechten

Villamedia heeft zich ingespannen om alle rechthebbenden van beelden en teksten te achterhalen. Meen je rechten te kunnen doen gelden, dan kun je je bij ons melden.