Openbaar Ministerie nog voorzichtiger met journalisten

Het Openbaar Ministerie gaat nog voorzichtiger om met journalisten die in strafzaken opduiken. Daarvoor wordt de Aanwijzing dwangmiddelen tegen journalisten nog dit jaar aangepast. Dat schrijft Gerrit van den Burg, voorzitter van het College van procureurs-generaal aan de NVJ.
Volgens Van den Burg wordt ‘hiermee een reeds op de werkvloer bekend gemaakte werkwijze vastgelegd’. De aanpassing is dus al in werking getreden maar moet nog formeel worden bekrachtigd.
De NVJ drong eerder dit jaar bij Van den Burg aan op een betere bescherming van journalisten nadat journalist Ans Boersma Turkije was uitgezet. Volgens de Turken omdat ze van de Nederlandse justitie informatie hadden ontvangen dat Boersma terroristische contacten onderhield.
Van den Burg schrijft dat in de nieuwe aanwijzing wordt vastgelegd dat als journalisten betrokken raken bij informatie-uitwisseling in het kader van de wederzijdse rechtshulp in strafzaken er een verzwaard regime geldt voordat er van informatie-uitwisseling sprake kan zijn.
In dergelijke gevallen is toestemming nodig van de hoofdofficier van justitie en dient het College van procureurs-generaal geïnformeerd te worden. Pas daarna mogen Nederlandse en buitenlandse opsporingsdiensten informatie uitwisselen of verzoeken aan elkaar doen mensen te volgen of aan te houden.
Door de aanwijzing aan te passen, verplicht Van den Burg opsporingsinstanties voortaan Nederlandse journalisten in binnen- en buitenland hetzelfde te behandelen. De NVJ is tevreden met de nieuwe aanwijzing.
Tom de Boer, de civiele advocaat van Ans Boersma, is blij dat hiermee de bijzondere positie van journalisten wordt bevestigd. ‘De feiten laten zien dat dit in de zaak van Ans Boersma niet goed is gegaan.’
Boersma bereidt een zaak tot schadevergoeding voor en zal de Staat binnenkort aansprakelijk stellen.
Praat mee