‘Maasbommel, middelpunt van Nederland’










Edelsmid wilde hij worden, maar het werd fotojournalist. Koen Verheijden bestrijkt Nederland vanuit Maasbommel. ‘Hier ga ik niet weg, never niet. Kijk eens hoe prachtig!’
‘Ik heb een ontiegelijke hekel aan exposure. Hoef niet op de voorgrond om mezelf verder te helpen. Dat moeten mijn foto’s maar doen. Ik maak liever een foto van Obama, dan dat ik me laat interviewen.’
Het zijn Koen Verheijdens eerste woorden aan de lange keukentafel van het laatste huis in Maasbommel, een afgelegen dorp in het Land van Maas en Waal. De fotojournalist woont er met vrouw en drie dochters en kijkt uit op weilanden, boomgaarden en weelderig fluitenkruid dat in erehagen langs de smalle wegen staat. De voortuin is een slagveld van houtsnippers, rondom het huis staan rijen opgetaste boomstammetjes. Een grote houtkachel blaast warmte in de woonkamer, waar vier honden, twee schilpadden en een bejaarde poes organisch onderdeel zijn van het gezin. Tekenvellen, kleurige lapjes en knotten wol liggen overal.
De stevige openingszinnen passen niet in de gemoedelijke sfeer. Verheijden spreekt ze lachend uit. Maar ze vertolken wel zijn persoonlijkheid en zijn optreden als fotojournalist: ‘Ben graag op mezelf, hier thuis. Maar ik vind het ook een genot om alles te zien, gebeurtenissen mee te maken, om interessante mensen te ontmoeten. Er als fotograaf iets goeds van te maken. Ik hoef niet aan de samenleving deel te nemen, maar ik mag er wel graag zijn. Klinkt dat als een tegenstelling? Zo voelt het niet.’
Edelsmid had hij willen worden. Aan fotojournalist had hij nog niet gedacht, toen hij de middelbare school verliet. De actualiteit was afwezig in de rivierstreek waar hij opgroeide en niet meer wegging. Zijn jeugd sleet hij in Horssen, dorpje met twee kerktorens, net buiten het zicht van Maasbommel, één kerktoren. ‘Dit is het land waar het leven goed is en mensen nog naar elkaar zwaaien,’ zegt hij terwijl hij koffie inschenkt. ‘Hier ga ik niet weg, never niet. Kijk eens hoe prachtig!’ Achter het keukenraam rijdt een rode tractor door het verzadigde groen en wit van gras en bloemen, als in een schilderij van de Haagsche School.
Uiteindelijk koos Verheijden voor de fotografie; de edelsmederij zou zelfs voor hem een te eenzaam vak zijn. Hij moest er voor naar de Fotovakschool. In Amsterdam. Vrijwel dagelijks pendelde hij van de hoofdstad naar Maasbommel. ‘De stad is beton, stenen, auto’s, vuiligheid. Te vol, te druk. Het trekt me niet. Wel voor een klus, hoor, maar dan ben ik snel erna weer vertrokken.’ Verheijden praat vrijuit, alsof het interview hem bevalt, en stuurt intussen met zijn ogen een nieuwsgierige hond weg.
De jonge student was blue, wist niets van de wereld. Pas tijdens een stage bij het ANP leerde hij anders kijken, de nieuwsgebeurtenissen raakten aan een latente interesse. Hij kwam terecht tussen demonstrerende Koerden en politiemannen die charges uitvoerden. Voor het ANP mocht hij op een dag naar het Joegoslavië-tribunaal, waar verdachten terechtstonden voor het plegen van genocide. ‘Oké. Dit is serieus, dacht ik. Hier wil ik mee verder.’ Als jonge freelance fotojournalist zag hij de gevolgen van de vuurwerkramp in Enschede. En mengde zich tussen actievoerders en ME’ers in de tijd dat de Betuwelijn nog niet vanzelfsprekend was. Het was vlak vóór de millenniumwisseling. Kort erna ontving Verheijden de Canon-prijs bij de Zilveren Camera, als grootste fotojournalistieke talent.
Sinds die tijd rijdt hij met zijn blauwe Volvo stationcar kriskras door oost-, midden- en zuid-Nederland, meestal in opdracht van het Algemeen Dagblad en Trouw. Van Maasbommel naar Zwolle, van Zwolle naar Eindhoven en dóór naar Zuid-Limburg en weer terug. Iedere dag één tot drie, soms vier opdrachten. Per week gaan soms drieduizend kilometer onder zijn banden door. In het Westen komt hij vrijwel nooit. Maasbommel is het middelpunt van de cirkel, waar hij iedere dag naar terugkeert.
De teller van zijn auto staat op 560.000 kilometer. De Volvo is doodmoe. Een uitgewoond huis, met halflege zakjes eten, kauwgomresten en lege flessen water. De auto is Verheijdens tweede woning. Zijn loyaliteit is grenzeloos. Toch moet hij binnenkort van de Volvo afscheid nemen. Zoals hij gisteren ook zijn enige camera heeft weggedaan. Zijn Nikon 3DS heeft hij verkocht, zonder nog een nieuwe te kopen. De fotograaf is tijdelijk zonder gereedschap. De opvolger, een 4DS, komt spoedig en zal een paar jaar zijn gezelschap zijn. Terwijl zijn collega’s tassen vol camera’s, lenzen en statieven meezeulen, om zeker te zijn dat ze alle foto’s kunnen maken, vertrouwt Verheijden op dat ene toestel, zoals op zijn Volvo. Geen achterwandjes, geen reflectieschermen, geen lampen en geen flitser. ‘Ik heb er wel eentje, een flitser, maar gebruik hem misschien één keer per jaar. Moet ik wel eerst de vastgeroeste batterijen vervangen’, zegt hij.
De beperking van één camera is een bewuste keuze. Het maakt hem beweeglijker: ‘Je bent zo flexibel als de spullen die je meeneemt’. Hij kan zich ook beter concentreren op de dingen die hij voor zich ziet. Als het donker is, neemt hij dat voor lief. Sfeer in de foto is van wezenlijk belang. Een flits maakt veel kapot. De nieuwste camera’s, met instellingen tot 5000 iso, kunnen zelfs duisternis zichtbaar maken.
Het gaat Verheijden om die ene foto, die zoveel mogelijk moet vertellen. Zoals Dorothea Lange’s beroemde foto van een Amerikaanse migrantenmoeder met kind, die hij een paar jaar geleden op de kop tikte en aan een muur van zijn woonkamer hing. Het is de enige zichtbare fotojournalistieke foto in zijn huis. Zelfs in zijn krappe kantoortje zijn de muren kaal. De fotograaf hangt geen eigen werk op, dat vindt hij raar. Daar zijn kranten voor. En het is onbescheiden. Verheijden loopt op de beroemde foto af en begint te vertellen: ‘Het is de kunst om een onderwerp in één beeld vast te leggen. Zoals door mij gezien. Een smaakvol, gelaagd beeld. Een tafereel in een klein, nauw veld. Een moment dat blijft. Daarin is fotografie anders dan video of radio, waar nieuws al snel vervliegt.’
Zijn werkwijze is niet langer dead and glory, de wilde haren zijn er af. Er is méér dan alleen acties en demonstraties, hij kan ook genieten van een man die in hoog water bij zijn caravan staat. Of de versierde huizen van prinsen carnaval. Het serieuze schuwt hij niet. De begrafenis van een F16-piloot moet ook in de krant. ‘Mijn keuze van onderwerpen, maar ook mijn fotografie, zijn verfijnder dan vroeger’, zegt hij. ‘Ik hou van de diversiteit. Bij mij past geen specialisme, zoals portretten of sport. Ik ben een echte allrounder geworden, ik kan uit de voeten met alle onderwerpen.’ De woorden komen in bescheidenheid.
Of het bezoek nog koffie wil, vraagt hij. Bijna vergeten, hij is nogal veel aan het woord. Collega’s ziet hij niet veel. Alleen met zijn goede vriend Volkskrant-fotojournalist Marcel van den Bergh, paar dorpen verderop, bespreekt hij dagelijks het vak. Terwijl hij de kopjes vult: ‘Ik ben niet zo sociaal. Ben tevreden bij mijn vrouw en kinderen. Liever bouw ik een schommel voor de kinderen, dan dat ik een praatje maak. Ja, een eenzame wolf in het Land van Maas en Waal.’ Zelf moet hij het hardst om dat beeld lachen.
Na bijna twee uur praten leunt Verheijden ontspannen achterover. Het vraaggesprek viel hem alleszins mee, laat hij opgelucht weten. ‘Heb je iets aan mijn antwoorden? Beetje te vaag misschien?’ vraagt hij hardop. ‘Als het onvoldoende is, moet je maar een ander bellen. Ga ik intussen Obama fotograferen, ha, ha!’
Koen Verheijden, Horssen, 1977
Opleiding: Fotovakschool Amsterdam
Prijzen: 2000 Canon Prijs Zilveren Camera
Diverse andere prijzen Zilveren Camera
Belangrijkste opdrachtgevers: Algemeen Dagblad, Trouw, AD Magazine
Praat mee