Liefde in tijden van data








Als u de volgende termen kent, dan bent u klaar voor de digitale revolutie, beste letterknecht. Clickbait! AB-testen! Mandverband-distributie!
Het pessimisme over het einde van de journalistiek verdampte in een oude melkfabriek langs het Amsterdam-Rijnkanaal. Om te zeggen dat het slagschip van de drukinkt-journalistiek niet meer zinkt, gaat misschien wat ver, maar op het podium spraken bladenmakers een taal die vroeger alleen werd gebezigd door jongens met petjes achter Apple’s.
Hilmar Mulder, de nieuwe akela van Libelle, orakelde over het nut om covers eerst voor te leggen aan een digitaal lezerspanel. ’Bladenmakers die op hun onderbuik afgaan, terwijl je alles kunt testen, tja…’, zei ze.
Mulders liefde voor data is zo groot dat een jonge redacteur haar recent al misprijzend vroeg of de vrouwentitel wordt geleid door populariteitspolls. ’En waarom mogen koppen in een tijdschrift niet scoren?’, kaatste ze terug.
En waarom moeten tijdschriften per se worden uitgestald tussen andere tijdschriften in een boekhandel, vroeg Femmetje de Wind, uitgever van Wendy en egotijdschriften zich af. De producten van De Wind liggen tussen inlegkruisjes, tandenstokers en mondverfrissers bij de Etos, maar bereiken wel miljoenen mensen. Kijk, dat is de innovatie waar we op zitten te wachten.
De toehoorders reageerden niet langer verschrikt en onthielden zich van sinister ondergangsdenken, meestal onder woorden gebracht door een recent weggepromoveerde eindredacteur. Die types zwegen dus.
De fotograaf van dit stukje stond in zo’n lange file dat hij ternauwernood op tijd kwam voor de borrel. ’Ik rij nu langs een zandpad, omdat alles vaststaat’, belde hij, waarna hij een apodictische aankondiging deed. ’Ik vrees dat de crisis voorbij is.’
Praat mee