Infographics; hoe goed zijn de data?
Waar vroeger een foto bij een artikel stond, of helemaal niks, wordt nu gekozen voor een illustratie, een infographic of een kaartje, of minimaal een pull quote om de zaak visueel op te fleuren. De Volkskrant had op 3 april als illustratie alleen een infographic op de voorpagina. De concurrentie tussen media is een goede reden om je boodschap zo te verpakken dat aandacht wordt getrokken. Maar de belangrijkste bestaansreden voor de infographic is dat verhalen, vooral bij complexe processen en cijfers, zich beter laten vertellen via visuele middelen, vindt Piet Bakker, lector Crossmedia & Journalistiek aan de Hogeschool Utrecht.
Een verhaal moet er beter van worden: inzichtelijker. Je moet verbanden, trends, ontwikkelingen en plekken laten zien.
In de discussies over infographics ligt vaak de nadruk op de inzichtelijkheid. Bij de hierboven aangehaalde Volkskant-infographic kan je er over twisten of de plaatjes duidelijk zijn: wonen er meer AOW-ers in sociale-huurwoningen dan uitkeringsgerechtigden? Of kunnen ze daar wonen? Ook kan je discussiëren over de kleur, de cijferweergave of de hoeveelheid gegevens die je kwijt kan.
Mijn voornaamste vragen zouden gaan over de cijfers zelf. Journalisten lijden aan cijferfetisjisme. Cijfers liegen niet, ze zijn bij voorbaat hard. Het tegendeel is waar, veel cijfers zijn boterzacht, dubieus of van onduidelijke herkomst. Maar als ze eenmaal gepubliceerd zijn, worden er geen vraagtekens geplaatst. Terwijl de achterdocht van journalisten ook die cijfers zouden moeten betreffen.
Nogmaals de Volkskrant-infographic. Waar komen die cijfers vandaan? Ze zijn in opdracht van wooncorporaties verzameld. Die wooncorporaties zijn die het financiële slachtoffer van het Woonakkoord. Wordt de Volkskrant hier gebruikt door de corporaties? (Ik zeg niet dat die cijfers niet kloppen, maar dat een betrokken partij cijfers presenteert zou tot extra waakzaamheid moeten leiden – iets dat best gebeurd kan zijn bij de Volkskrant, ik heb dat niet gecheckt.)
Op 2 april had Het Parool een ingezonden brief met een infographic van Kantorenmonitor, een commerciële partij die informatie over kantoren verkoopt. Op de website van het bedrijf is niet te zien waar de cijfers vandaan komen.
Zaterdag 30 maart, NRC Handelsblad: Een artikel over de dubieuze onderzoeksmethodes van Maurice de Hond: rare vraagstellingen, ongefundeerde conclusies en onduidelijke steekproeven, maar, zoals de auteur opmerkt: ook NRC publiceert met regelmaat deze ‘resultaten’.
Afgelopen weekend brachten alle media berichten over het aantal toeristen dat Nederland met Pasen bezocht (750.000 – 100.000 minder dan vorig jaar) of naar het buitenland trok (175.000). Cijfers van het National Bureau voor Toerisme. Maar hoe komen ze aan die cijfers? Het vreemde is dat het persbericht al een week vóór Pasen op hun website stond. Ik ben zelf ook een paar dagen weggeweest maar heb dat nooit bij ze gemeld. Hoe weten ze dat? En waarom van die mooie ronde cijfers?
De Volkskrant publiceerde woensdag 27 maart een keurige grafiek over de papieren krantenoplage. Merkwaardig was wel dat de kop over de digitale oplage gaat – die niet in de grafiek is verwerkt (zo moeilijk is dat toch niet) en dat in het artikel zelf oplage, abonnees en lezers door elkaar worden gehaald.
Naar aanleiding van publicatie van de tijdschriftoplages op diezelfde dag is er op het blog Bladendokter aandacht voor de dalende verkoopcijfers van tijdschriften. Er wordt gelinkt naar een overzicht met alle cijfers. Daar staat echter een overzicht van de verspreide oplage, iets dat bij sommige tijdschriften enorm afwijkt van de verkochte oplage.
Discussies over infographics gaan vaak over hoe informatief de visualisatie is, hoe mooi die eruit ziet, hoe goed de data verwerkt zijn, hoe innovatief de vormgeving is. Mijn eerste vraag zou zijn: hoe goed zijn de data eigenlijk?
Praat mee