Esther Hageman (1957 - 2009)
Esther Hageman had al naam, toen ze in 1994 de Wibautstraat overstak naar Trouw, vanaf de Volkskrant, waar ze op de parlementaire redactie werkte. Ze moest er een geruchtmakende serie bekopen met een zitting voor de Raad voor de Journalistiek, vanwege ‘grievende berichtgeving’ over een adviesbureau dat VROM in zijn greep had (klacht ongegrond).
In de onderwijswereld gold ze als ‘zwaargewicht’, aldus de toenmalige onderwijsvakbond ABOP. Haar deskundigheid gebruikte ze bij Trouw als chef onderwijs, zei ze, ‘soms met een zweepje, soms als kloek’. Onder haar leiding begon de krant in 1997 met Schoolprestaties, waarin de cijfers van de inspectie over de middelbare scholen voor het eerst inzichtelijk werden. De bekroning bij onderwijs was haar boek ‘Een beslissend jaar – Vier seizoenen in groep 8’.
Haar carrière, in 1981 begonnen bij Delta op de Delftse TH, heeft ze bij Trouw voltooid als founding mother van de immense in-memoriam-rubriek ‘Naschrift’. Voor de International Association of Obituarists in 2007 in de VS noemde ze haar taak ‘een verademing. Mensen in de rouw zijn op hun best. Die vertellen wat ze voelen en doen niet aan politiek.’ Zij verdeelde ‘haar’ doden in drie categorieën: ‘A is morgen in de krant (Beatrix), B-doden zijn maar een klein beetje beroemd (de uitvinder van de ballpoint), en C: nooit van gehoord, maar een mooi leven om te beschrijven.’ Lezers op de Trouw-site getuigen van hun ontroering om haar nauwgezette schrijfstijl die nooit te close is maar zo’n onbekende dode toch tot ook jouw dode maken.
Toen ze op 22 april 2009 was aangereden op een fietsvakantie tussen New Orleans en Nashville, op de Natchez Trace Parkway, haalde het ongeluk de Clarion Ledger. Had zij daar zelf in een ‘Naschrift’ misschien een fijne terzijde van gemaakt? Het liefst concentreerde zij zich op de kern van het métier dat zij als weinig anderen verstond: het beschrijven van een mooi leven.
Ze zwoor bij haar prehistorische Mercedes. Op 3 oktober zat ze aan de hutspot van het Leidens Ontzet. Ze droeg nooit formele kleding, behalve toen ze bij een Trouw-lezing door Irene over een colbert bleek te beschikken. Ze hield van en speelde zelf jazz; ze wist alles van de Beatles. Op Paul McCartney’s ‘Penny Lane’ componeerde ze, als CD-cadeautje bij haar afscheid als chef: ‘Geen straat zo lelijk in de hoofdstad als de Wibautstraat’ – en dan zingt haar stem het refrein: ‘O want Trouw zit in mijn hoofd en in mijn huid’.
Joost Divendal