word studentlid

— maandag 14 juli 2014, 11:54 | 0 reacties, praat mee

Journalisten stellen te weinig kritische vragen

Journalisten stellen te weinig kritische vragen

Kritische vragen door journalisten blijven in de 'oorlog tegen het terrorisme' veelal achterwege. Politici komen daardoor te gemakkelijk weg met obligate bezweringen. Misschien zijn Nederlandse journalisten te netjes en te weinig hardnekkig als het gaat om doorvragen, denkt historicus en publicist Thomas von der Dunk. Laatste wijziging: 27 februari 2015, 12:11

Meten met twee maten is voor de politiek onvermijdelijk. Dat geldt in het geval van democratieën vooral voor buitenlands beleid. Democratieën zijn op het internationale toneel nu eenmaal in de minderheid. Wie in zijn contacten met andere regeringen exact dezelfde morele criteria hanteert, als hij thuis zou (moeten) doen, komt in het diplomatieke spel niet ver. Democraten aller landen verenigt u? Wie die oproep doet om daarmee alle dictaturen uit te willen sluiten, zorgt ervoor dat vooral die dictaturen zich tegen jou verenigen - en dat zijn er meer. In grote delen van deze wereld, die ook voor ons van groot belang zijn, zijn fatsoenlijke staten schaars. Om volledig buitenspel staan in zulke regio’s te vermijden, is het soms onvermijdelijk dat democratieën samenwerken met dictaturen waaraan menig vlekje zit.

Dat democratische politici zodra zij de Bosporus oversteken soms noodgedwongen met twee maten meten, betekent echter niet dat ook journalisten hierin mee moeten gaan. En vooral niet dat een politiek begrijpelijke gedachtegang inclusief de deze legitimerende retoriek zonder tegenspraak wordt geaccepteerd. Te makkelijk nemen journalisten soms het frame over van de ‘eigen’ politici, zeker als het gaat om de strijd tussen het Westen en het Midden-Oosten, kortom: tussen de eigen ‘moderne’ wereld en die van de islam.

Dat een westers journalist zichzelf eerder terug herkent in het taalgebruik van een gladgeschoren gladde prater in maatpak die met een heel scala aan vertrouwde positieve kernbegrippen als vrijheid, gelijkheid en mensenrechten aan het eigen normen- en waardenstelsel appelleert, dan in een woest bebaarde figuur in soepjurk die archaïsche taal vol oorlogszuchtige verwijzingen naar Heilige Boeken van millennia her uitslaat, is menselijk gezien op zich ook niet verbazingwekkend.

Maar als gevolg daarvan wordt toch wel te vaak ook het zwart-wit-beeld geadopteerd dat politici zeker in oorlogstijd hanteren, en blijven kritische vragen, juist over dat meten met twee maten, daardoor achterwege. Dat geldt speciaal voor de ‘oorlog tegen het terrorisme’ die nu woedt, en, in de beste Amerikaanse tradities, als een slag tussen Goed en Kwaad wordt neergezet. Goed zijn we daarbij uiteraard zelf, en ook van de meer dubieuzen onder onze bondgenoten willen we dan even geen kwaad woord horen. Wie niet voor ons is, is tegen ons, en van wie voor ons is vragen we ons in het heetst van de strijd niet af of hij misschien niet op bepaalde punten in kwalijkheid onze gedemoniseerde tegenstander evenaart.

Ook Nederlandse journalisten stellen de vraag over het meten met twee maten op het cruciale moment te weinig, en gaan daardoor ongemerkt in de zienswijze van de door hen geïnterviewde politici mee. Misschien komt dat wel omdat ze, de pubers van PowNed uitgezonderd, te netjes en te weinig hardnekkig zijn. Als een politicus geen antwoord op een bepaalde vraag wil geven of om de hete brij heen blijft draaien, gaan de meeste interviewers braaf over naar de volgende vraag. Eigen kritisch commentaar geven, of dat in die volgende vraag door een scherpe opmerking verwerken, gebeurt te weinig. Daardoor komen sommige geïnterviewden veel te makkelijk met obligate bezweringen weg.

Zo was op woensdag 18 juni in Nieuwsuur een spreekbuis van de ABN AMRO-directie te gast. Hij verdedigde de buitensporige salarisverhogingen van het topmanagement met het argument dat anders al onze bankiers naar het buitenland zouden vertrekken. De interviewer had teveel de rol van neutraal spelleider aangenomen en liet het weerwoord aan de andere, vrij zwakke gesprekspartner over, in plaats van zelf de voor de hand liggende tegenvraag te stellen: ‘Goede bankiers? Hadden we die dan? Wie bedoelt u daarmee? Rijkman Groenink? Sjoerd van Keulen? Lopen wij, als die salarisverhoging niet doorgaat, de nieuwe Nick Leesons mis?’

In dezelfde uitzending werd ook de Amerikaan Paul Bremer door Twan Huys ondervraagd, nu over de strijd tegen de fundamentalistische terreurorganisatie ISIS in Irak. Geen misverstand: dat is een zeer onfris en gewelddadig gezelschap, en het is noch in het belang van de Irakezen noch in dat van ons dat zij het land veroveren. Maar dat betekent niet dat geen enkel argument om het contrast tussen Goed en Kwaad te beklemtonen en de uitzonderlijke kwaadaardigheid van ISIS te adstrueren, voor relativering vatbaar zou zijn. Op een gegeven moment kwam Bremer namelijk aanzet¬ten met het argument dat ISIS in ‘haar’ deel van Irak de sharia heeft ingevoerd, inclusief niet alleen de vergaande achterstelling van vrouwen, maar ook barbaarse strafpraktijken als openbare onthoofdingen, amputaties en geselingen.

De vraag die Huys daarop vergat te stellen: ‘U bedoelt dus dat ISIS in heel Irak dezelfde juridische praktijken wil invoeren als bij onze trouwe bondgenoot Saoedi-Arabië al decennialang bestaan?’ Een dergelijke tegenwerping is des temeer van belang, omdat iedereen in het Westen bij dit soort zaken in het geval van Saoedi-Arabië voortdurend wegkijkt - Riyad staat in de geopolitieke slag in het Midden-Oosten immers aan onze zijde - maar ze wel in het geval van Teheran voortdurend hekelt, als bewijs van de kwaadaardigheid van dat land. Nu valt er zeer veel op Iran aan te merken, maar er worden daar in ieder geval - anders dan in Saoedi Arabië - nog verkiezingen gehouden die iets voorstellen.

Terecht zijn er westerse protesten als in Iran homo’s worden opgeknoopt, maar in Saoedi-Arabië is recent een vrouw tot honderdvijftig zweepslagen veroordeeld omdat ze achter het stuur van een auto was gekropen. Daarop verneemt men in het Westen in dat geval veel minder kritiek, en daarbij speelt de pers een rol.

Dat is actueel sinds de provocerende stickeractie van Geert Wilders. Je hoeft weinig met hem, zijn anti-islamhetze en sommige van zijn daaruit voortvloeiende smakeloze activiteiten op te hebben, om nuchter zijn openlijk gedane constatering te delen dat Saoedi-Arabië gewoon inderdaad een barbaars land is, dat er gruwelijke straf praktijken op na houdt. Na Wilders’ terechte constatering bleef het in de journalistieke hoek opvallend stil.

Is de perceptie van de regering dat onze economische belangen in de olielanden zo groot zijn dat over grove mensenrechtenschendingen maar beter gezwegen kan worden en minister Frans Timmermans van Buitenlandse Zaken om die reden nu vooral alle plooien glad moet strijden, ook stilzwijgend die van de pers?

Ook sommige journalisten rijden natuurlijk graag goedkoop auto en hebben daar veel voor over. En ook beseffen zij vast, en terecht, boven zulk eigen persoonlijk belang uitstijgend, dat olie inderdaad voorlopig nog een onmisbaar smeermiddel vormt dat, vanwege het cruciale economische belang van mobiliteit, de westerse samenleving letterlijk draaiende houdt, zodat we niet bij elke misstand ongestraft de dominee kunnen uithangen.

Maar dat kan tegelijk toch niet het hele verhaal zijn? Als een van de weinigen waagde NRC-columniste Rosanne Hertzberger op 31 mei j.l. de vraag te stellen, of niet eerder de Saoedi’s excuses moesten aanbieden voor de barbaarse behandeling van miljoenen levende vrouwen, dan Timmermans voor de belediging van één enkele dode profeet van veertienhonderd jaar terug.

Zo zit ik nog steeds te wachten op de eerste kritische vraag aan premier Rutte over de innige persoonlijke banden tussen de Oranjes en de sultan van Brunei. Ook die laatste wil in eigen land precies dezelfde strafpraktijken invoeren als in het geval van ISIS nu door iedereen als afschuwelijk gehekeld worden. Zou het niet eens tijd zijn voor een herziening van die vorstelijke vriendschapsband? En zou het niet eens tijd zijn om die vraag indringend aan Den Haag voor te leggen?

Niet alleen bewaart de Nederlandse journalistiek te weinig distantie tot Ons Koningshuis, dat geldt ook voor Ons Leger. Het is mij indertijd al tijdens de westerse oorlogen in Irak en Afghanistan opgevallen: de Duitse tv gaat veel afstandelijker met de Duitse troepen om dan de Nederlandse tv met de Nederlandse. Dat zijn toch snel ‘onze jongens’, over wie we geen kwaad woord willen horen. Dat leidt niet alleen tot te gemakzuchtig accepteren van alle retoriek over humanitaire interventies en wederopbouw missies in de officiële gremia, maar ook tot illusies over een schone oorlog - en dus tot een schok, als die dan toch niet zo schoon blijkt te zijn. Een schone oorlog bestaat namelijk niet - en naarmate de strijd voortduurt, escaleert het geweld onvermijdelijk om toch, na alle eerdere inzet en verliezen, alsnog de overwinning te behalen die die verliezen legitimeert.

Ook in dit geval stuiten de bijbehorende officiële staatsteksten te vaak op een weinig kritisch journalistiek oor. Begin juni werd de Amerikaanse sergeant Bergdahl na vijf jaar gevangenschap door de Taliban in ruil voor een handvol eigen kopstukken vrijgelaten. Grote verontwaardiging over de deal in een deel van Amerika: dit was onaanvaardbaar, dit waren massamoordenaars, die de dood van veel Amerikanen op hun geweten hadden. Ging het hierbij om de onschuldige slachtoffers van nine-eleven? Nee: die kopstukken hadden niet in Amerika terreuraanslagen gepleegd, maar zich op eigen bodem geroerd. Hun slachtoffers waren voor het merendeel omgekomen Amerikaanse soldaten - en dat maakt de zaak natuurlijk al een stuk minder scheef, want los van de vraag wie in de Afghaanse oorlog het morele en juridische gelijk aan zijn kant heeft: in een oorlog worden soldaten gedood. Om het heel cynisch te zeggen: dat hoort er bij, daar zijn ze voor, en dat proberen ze ook met hun tegenstanders te doen. In elk geval is het doden van Amerikaanse soldaten in die oorlog context ‘legitiemer’ dan dat van Afghaanse burgers, wier bloedige einde ingeval van een misser bij westerse bombardementen nog vaak als ‘collateral damage’ wordt afgedaan.

Dat brengt mij op het laatste westerse frame dat door westerse journalisten te makkelijk wordt overgenomen: dat van het contrast tussen lafheid en heldendom. Westerse soldaten heten als zij op verkenning sneuvelen vrijwel altijd moedig, aanslagen door Taliban met een berm bom achterbaks en laf. Maar is het sturen van een drone, of het uitvoeren van een bombardement vanuit de lucht wel zo moedig? Veel Afghanen zullen op grond van hún erecode daar in elk geval anders over denken - en een zelfmoordaanslag is in elk geval moediger, want daarbij loopt de dader zelf al het risico.

Sinds met het einde van de Middeleeuwen het oude ridderlijke gevecht van man tot man is afgeschaft, zijn moed, eer en lafheid voor het karakteriseren van militaire acties discutabele grootheden geworden, omdat, anders dan bij zo’n eerlijk ridder gevecht, de risico’s daarvoor te zeer ongelijk zijn verdeeld. In een moderne oorlog kunnen zij daardoor steeds minder als zinnige criteria voor een morele beoordeling van het gedrag van de vechtende partijen gelden.

Thomas von der Dunk (1961) studeerde 1979-1988 kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Hij was van 1989-2002 verbonden als wetenschappelijk onderzoeker aan de vakgroepen geschiedenis van de universiteiten Leiden en Utrecht. In 1994 promoveerde hij in Leiden op de politieke betekenis van openbare monumenten in het Heilige Roomse Rijk, en publiceert sindsdien over de kunst- en cultuurgeschiedenis van Europa van de late Middeleeuwen tot de negentiende eeuw. Sinds 2002 is hij zelfstandig publicist en politiek commentator, en in die hoedanigheid momenteel als columnist verbonden aan de website van de Volkskrant. Hij publiceerde diverse bundels over binnenlandse en buitenlandse politieke thema’s.

Tip de redactie

Logo Publeaks Wil je Villamedia tippen, maar is dat te gevoelig voor een gewone mail? Villamedia is aangesloten bij Publeaks, het platform waarmee je veilig en volledig anoniem materiaal met de redactie kunt delen: publeaks.nl/villamedia

Praat mee

Colofon

Villamedia is een uitgave van Villamedia Uitgeverij BV

Uitgever

Dolf Rogmans

Postadres

Villamedia Uitgeverij BV
Postbus 75997
1070 AZ Amsterdam

Bezoekadres

Johannes Vermeerstraat 22
1071 DR Amsterdam

Factuurgegevens

Villamedia Uitgeverij BV
Johannes Vermeerstraat 22
1071 DR Amsterdam

Contact

redactie@villamedia.nl

Redactie (tips?)

Chris Helt, hoofdredacteur

Marjolein Slats, adjunct-hoofdredacteur

Linda Nab, redacteur

Lars Pasveer, redacteur

Trudy Brandenburg-Van de Ven, redacteur

Rutger de Quay, redacteur

Sales

Sofia van Wijk

Emiel Smit

Teddy van der Laan

Webbeheer

Marc Willemsen

Vacatures & advertenties

vacatures@villamedia.nl

Bereik

Villamedia trekt maandelijks gemiddeld 120.000 unieke bezoekers. De bezoekers genereren momenteel zo’n 800.000 pageviews.

Rechten

Villamedia heeft zich ingespannen om alle rechthebbenden van beelden en teksten te achterhalen. Meen je rechten te kunnen doen gelden, dan kun je je bij ons melden.