‘De strijkstokdiscussie is te rellerig’

Ze is directeur van de Stichting Vluchteling (dus niet Vluchtelingenwerk Nederland) én mediaveelvraat. Tineke Ceelen over vergeten crises, haar bewondering voor oorlogsjournalisten die brandhaarden in trekken en de vraag of hulp echt helpt.
‘Ik ben een mediaveelvraat’, zegt Tineke Ceelen aan het begin van het gesprek. Ze leest drie dagbladen (Trouw, de Volkskrant en NRC Handelsblad), twee opinieweekbladen (Vrij Nederland en Elsevier), pluist vaktijdschriften uit (OneWorld Magazine, Vice Versa) en probeert zoveel mogelijk nieuws en actualiteiten op televisie mee te pikken. ‘En dan is er nog Twitter, dat ik de hele dag in de gaten houd. Twitter is een uitstekend filter. Nu is Syrië actueel en via Twitter kan ik goed op de hoogte blijven van de laatste gebeurtenissen.’ Als het leven een beetje anders gelopen was, zou Ceelen zomaar journalist geweest kunnen zijn. ‘Ik vind journalisten leuk. Die enorme nieuwsgierigheid, ik herken dat. Ik heb korte lijnen met journalisten. Ik tip ze, maar we wisselen ook praktische informatie uit, we schuiven elkaar bijvoorbeeld fixers toe.’
Ceelen heeft grote bewondering voor journalisten als Jan Eikelboom van Nieuwsuur. ‘Die journalisten nemen grote risico’s om te vertellen wat er in een conflictgebied gebeurt. Wij hebben ook kogelvrije vestjes, maar die zijn nog nooit uit de verpakking geweest. Het is mijn taak ook niet om tijdens een reis het gevaar op te zoeken, mij gaat het enkel en alleen om de vluchtelingen.’ Sinds 2003 is Ceelen directeur van Stichting Vluchteling, de NGO die zich richt op het verlenen van noodhulp aan vluchtelingen en ontheemden in de eigen regio. Ceelen maakt dagelijks mee dat journalisten Stichting Vluchteling verwarren met Vluchtelingenwerk Nederland, dat opkomt voor vluchtelingen en asielzoekers in Nederland. ‘Dan krijg ik weer een mailtje of ik commentaar op een of andere asielzoekerskwestie wil geven. Dan denk ik: als je vijf minuten googlet, dan weet je dat wij ons niet met asielzoekers bezighouden.’
Vergeten crises
Journalisten kunnen niet anders dan selectief te werk gaan. Toch vindt Ceelen het jammer dat sommige conflicten en humanitaire rampen onderbelicht blijven. ‘Als een crisis niet over het voetlicht wordt gebracht, dan bestaat-ie niet. Zo cynisch is het helaas wel. Neem Darfur, zes jaar geleden was daar enorm veel aandacht voor. Nu horen we er niets meer over terwijl er grote problemen zijn met vluchtelingen in Tsjaad. Duizenden mensen uit Darfur leven daar onder erbarmelijke omstandigheden. Ik probeer voortdurend haakjes te vinden waardoor de media het wel interessant kunnen gaan vinden.’ Wat die haakjes zijn? ‘Hoe groter de crisis, hoe beter. Hoe meer doden, hoe beter. Een Nederlands tintje helpt ook. En je hebt de hypes, crises die even heel actueel zijn. Nu is dat Syrië, ik geloof dat de hele kudde journalisten al drie keer op en neer is geweest naar Jordanië. Maar wie gaat er naar Tsjaad? Timing kan helpen om bepaalde problemen onder de aandacht te brengen.
In de zomervakantie, als hordes Nederlanders naar Thailand gaan, vragen we bijvoorbeeld aandacht voor de situatie van Birmese vluchtelingen in Noord-Thailand. Dat werkt.’ Stichting Vluchteling laat zich niet vertegenwoordigen door vaste ambassadeurs. Veel andere NGO’s werken wel met Bekende Nederlanders, het levert niet zelden veel extra media-aandacht op. Ceelen: ‘Ik geloof ze gewoon niet. Als ik een ambassadeur hoor praten, prik ik er onmiddellijk doorheen. Laatst hoorde ik Marco Borsato bij Pauw & Witteman praten over zijn bezoek aan de Congolese arts Denis Mukwege. Wij zijn al jaren zeer begaan met het lot van deze man, die ernstig wordt bedreigd en een moordaanslag overleefde. Ik bezoek Mukwege ieder jaar. Toen hoorde ik Borsato over hem praten en dacht: je weet evident niet waar je het over hebt. Hij koketteerde met Mukwege. Ik vind het dan jammer dat journalisten niet wat kritischer zijn. Zo’n redactie moet dat oppikken. Een paar pittige vragen en Borsato was door de mand gevallen.’
Crisiskaravaan
Op verjaardagsfeestjes moet Ceelen zich steeds vaker verantwoorden voor wat ze doet. ‘Vroeger had je een bewonderenswaardige baan, nu heb je wat uit te leggen. Ik heb daar geen geduld voor, maak ruzie met vrienden en familie die het woord strijkstok in de mond nemen. Journalisten hebben belang bij relletjes, dus zullen ze tegenstellingen eerder vergroten dan verkleinen. Dat is jammer, ze zouden het juist als hun taak moeten zien om weer wat meer balans te brengen in de discussie. Hetzelfde geldt voor de beloning van bestuurders van NGO’s, daar is onevenredig veel aandacht voor. Soms belt een donateur mij op en die wil dan recht op de man af weten wat ik verdien. Mijn salaris staat gewoon op onze website, daar gaat het niet om, maar het feit dat het gebeurt, stuit me tegen de borst. De journalistiek laat die discussie gewoon op z’n beloop.’
De vraag of ‘hulp helpt’, is de laatste jaren veelvuldig gesteld in de media. Journalist Linda Polman deed een flinke duit in het zakje met haar boek ‘De Crisiskaravaan’, waarin ze beschreef hoe het er achter de schermen bij hulporganisaties aan toe gaat. ‘Inhoudelijk een goed boek, alleen kon ik de cynische toon niet echt waarderen. Het is gewoon ongelooflijk moeilijk opereren in een oorlogsgebied. Dan maak je onherroepelijk brokken. Polman heeft zeker bepaalde onderwerpen op de agenda gezet, het is alleen jammer dat haar boek voor sommige mensen aanleiding lijkt te zijn om te zeggen: zie je wel, het helpt niet.’
Ceelen vindt dat journalisten te weinig onderscheid maken tussen noodhulp en ontwikkelingssamenwerking. ‘Het maakt nogal wat uit of je een ambulance bestuurt of het vaccinatieprogramma coördineert. In de media wordt alles over één kam geschoren. Noodhulp staat niet fundamenteel ter discussie, maar lijdt wel onder de begripsverwarring. Daarnaast blijft de discussie te algemeen. Ga eens kijken wat allemaal is bereikt, zou ik tegen journalisten willen zeggen. Ga naar een land waar meisjes nooit naar school konden en nu wel. Reis naar een land waar polio is uitgeroeid. Waar is dat aan te danken?’
Onlangs wierp Stichting Vluchteling zelf een steen in de vijver. In de Van Heuven Goedhart-lezing betoogde Stichting Vluchteling-voorzitter Femke Halsema dat hulporganisaties niet goed samenwerken en zich te veel focussen op ‘zichtbare hulp die makkelijk te fotograferen is.’ Was het een welbewuste strategie van Ceelen en Halsema om zoveel mogelijk commotie te veroorzaken? ‘Nee, nee, zegt Ceelen. De Volkskrant heeft bepaalde punten uit die lezing gehaald en daar een voorpaginaverhaal van gemaakt. Ik snap dat, maar vind het toch jammer. De lezing was heel wat constructiever dan je zou denken als je alleen dat Volkskrant-stuk zou lezen. Of ik veel boze telefoontjes van collega-hulporganisaties heb gehad? Laat ik daar maar niet te veel uitweiden, haha.’
Praat mee