De leugen van de Haïtiaanse overheid
Verslaggever Hans Jaap Melissen was vlak na de ramp in Haïti en ging er weer naar terug op zoek naar het juiste aantal slachtoffers. Het officiële dodental staat volgens de regering nu op 222.000. Zelf komt Melissen op minder dan 100.000 doden. Hij benadrukt het belang van de juiste getallen. ‘Niet om de aardbeving te bagatelliseren, maar vooral voor volgende rampen, waarbij de getallen van Haïti weer overtroffen moeten worden voor de (financiële) aandacht.’
‘Ik ken jou, jij bent van de Nederlandse radio en jij hebt gemeld dat er minder dan 100.000 doden zijn.’ Ik hoef mij tot mijn verrassing niet voor te stellen aan de redactiechef van een grote Haïtiaanse krant. ‘Ik heb op internet je stuk gelezen. Ben je er zeker van?’ Ik leg uit dat het niet zo zeer ‘mijn’ getallen zijn, als wel die van betrokkenen, zoals lokale overheden en begraafplaatsbeheerders. Getallen die ik heb opgeteld nadat ik die gecontroleerd had op hun geloofwaardigheid, door bijvoorbeeld te kijken of het aantal gemelde doden overeenkomt met het ‘volume’ dat een graf of massagraf maximaal herbergt. Een onderneming die ik ben begonnen toen de getallen in Haïti omhoog schoten, zonder dat er door wie dan ook stapels van tienduizenden lijken zijn gezien. En die heb je echt nodig wil je uitkomen op het getal van 222.000 geborgen doden, het meest recente aantal van de regering. In Haïti, waar het (werkloze) leven zich op straat afspeelt, kunnen sommige dingen niet onopgemerkt blijven.
‘Wat wil je van mij?’, vraagt de redactiechef. ‘Twee dingen’, zeg ik. ‘Ten eerste, denkt u dat de overheid dit met opzet doet? En is het interessant voor u om met dit verhaal verder te gaan?’
‘Ik denk niet dat de overheid expres de getallen omhoog stuwt. Ik denk dat ze gewoon maar wat doen’, is de weinig kritische conclusie. ‘Maar zeker willen we hiermee verder. We hebben er alleen nog geen tijd voor gehad. We waren vooral met de overlevenden bezig.’
Ik benadruk het belang van juiste getallen. Niet om de aardbeving te bagatelliseren, maar vooral voor volgende rampen, waarbij de getallen van Haïti weer overtroffen moeten worden, voor de (financiële) aandacht. En simpelweg om zo’n grove geschiedvervalsing te voorkomen. Als dat tenminste nog mogelijk is.
De regering had het mij niet gemakkelijk gemaakt. Nadat ik tussendoor even in Nederland ben geweest merk ik bij terugkomst dat ik weliswaar sommige mensen ineens wel te spreken krijg, maar dat er ook monden op slot zitten. En dat er in Haïti blijkbaar nog genoeg kastjes en muren overeind staan, waartussen ze je graag heen en weer sturen als je inzicht vraagt in de nationale cijfers. Cijfers waaraan elke week weer een paar duizend worden toegevoegd. De enige conclusie die mij rest voor de getallen van de regering is dat ze volkomen bij elkaar zijn verzonnen.
Een belangrijke vraag is natuurlijk waarom niemand anders dan ik dit nieuws over het lagere dodental heeft gevonden. Het antwoord daarop is simpel: niemand heeft het serieus geprobeerd. De collega van AP wilde wel, maar wist niet hoe. Anderen lieten zich met een kluitje het riet insturen en namen genoegen met ‘er zijn 170.000 doden buiten de stad begraven en die hebben we met wat trucks vervoerd’ (een krant in Miami).
Maar in het algemeen kan ook worden geconstateerd dat veel journalisten niet kunnen of willen rekenen. Want 170.000 lichamen op wat trucks (volgens de chauffeurs gingen er maximaal 50 lijken per laadbak mee), dan heb je 3400 truckladingen nodig, die ook nog eens ongezien door Port-au-Prince zijn gereden. Als het niet zo’n serieuze zaak was werd het bijna grappig.
Verder ging het mis, omdat de meeste journalisten voor het eerst in Haïti waren, en totaal geen overzicht hadden over de chaotische hoofdstad. Daardoor leek de schade, die enorm is, nog groter dan die werkelijk was.
Wat ook vergeten werd is dat verwoesting niet altijd iets zegt over het aantal doden. In Enschede stond er in mei 2000 na een vuurwerkexplosie een hele woonwijk zwartgeblakerd bij. Toch waren er ‘slechts’ 23 doden (en maar liefst ruim 900 gewonden).
Bovendien werden de getallen van de Haïtiaanse overheid in het begin ook gewoon geloofd, omdat bijna iedereen dat deed. En ‘geloof’ doet het nu eenmaal altijd goed in groepsverband. Zeker bij de media.
Deze gang van zaken verklaart ook waarom ik, toen ik mijn getallen presenteerde, moeite had om collega’s te overtuigen. En dat men mij ging benaderen op een manier die veel beter had gepast bij de berichten van de Haïtiaanse regering. Een overheid die wel door diezelfde media steeds was omschreven als ‘slecht functionerend’ en ‘corrupt’. Aanduidingen die ik niet verwacht tegen te komen in mijn personeelsdossier.
Verder werden er in de hele wereld inzamelingsacties gehouden, waaraan ook journalisten hun tijd moesten geven. Dat hielp mee een sfeer te creëren waarin de feiten werden geofferd aan de emotie. Ook het publiek nam de waanzinnige getallen dankbaar af.
Zo dankbaar, dat ik nu het omgekeerde zie gebeuren. Als ik sommige mensen meld dat er veel minder doden zijn, meen ik zelfs teleurstelling in hun reactie te zien. Ik neem ze blijkbaar een spectaculair verhaal af. Waarbij we ook voor het gemak vergeten dat bijvoorbeeld de aardbeving in Turkije in 1999, (mijn eerste in een lange rij…) als heel spectaculair werd behandeld. Toen waren er ‘maar’ 17.000 doden. En een Turkse regering die 40.000 lijkzakken bestelde, wat ook al een overschatting van het dodental was van meer dan 100 procent.
Ik vrees dat ik sinds deze reis voor altijd te boek zal staan als de ‘lijkenteller’. Terwijl ik ook bijvoorbeeld ‘tenten’ heb geteld. Want ik ben het eens met de collega van de Haïtiaanse krant: Het gaat nu om de overlevenden, die al dan niet gewond, nog steeds niet allemaal een tent of zeil hebben. De doden hebben onderdak.
Verder weet ik ook dat de kans bestaat dat de leugen van de Haïtiaanse overheid het misschien zal winnen van de waarheid.
Maar het zal mijn liefde voor Haïti niet bekoelen. Het fantastische Oloffson Hotel blijft een tweede thuis, in een land waar ik de afgelopen jaren veel heb meegemaakt. Nare zaken, maar ook veel prachtige. De avond voor vertrek hoort bij die laatste categorie.
Ik dineer met Richard Morse, de manager van het hotel. Een goede vriend van hem is net met zijn privé-vliegtuig geland en eet ook mee. Het is Jimmy Buffett. Een naam die ik alleen ken van de ‘Jimmy Buffett suite’ in het Oloffson, waar de kamers zijn vernoemd naar illustere gasten als Graham Greene en Mick Jagger. Buffett is in de VS nog steeds een bekende zanger. Wel wat in zijn nadagen, maar de Amerikaanse ambassade in Haïti heeft hem met zes beveiligers door de stad gereden. We praten over mijn zoektocht naar de doden en lachen om het gedoe met de media. Met een fraaie Franse wijn vieren we de nog vele levenden en probeer ik de herinneringen aan iets teveel massagraven weg te spoelen.
Dan pakt Jimmy zijn gitaar die hij, samen met een aantal tenten, ook nog aan boord van zijn watervliegtuig heeft weten te krijgen. Voor het handjevol overgebleven gasten in het Oloffson hotel en de bodyguards speelt hij een korte, ingetogen akoestische set. Dan kijkt hij mij ineens indringend, maar vrolijk aan als hij een van zijn meest bekende nummers zingt…..
‘It’s those changes in latitudes, changes in attitudes,
Nothing remains quite the same
With all of our running, all of our cunning
If we could not laugh, we would all go insane………’
Verslaggever Hans Jaap Melissen was voor de Wereldomroep en de NOS op Haïti.
Praat mee