‘De helleveeg van Den Haag’: Biografie over Nel Slis is een gemiste kans

‘Ik ben in de journalistiek gevallen zoals een haar in de soep.’ Het was een geliefde uitspraak van Nel Slis (1913-2001), in haar tijd beroemd en berucht in journalistiek Den Haag, en misschien nog meer in Brussel. In Nieuwspoort is onlangs haar honderdtiende geboortedag herdacht, in aanwezigheid van haar biografe, de Ierse Caroline Studdert.
De helleveeg van Den Haag. Dat is nogal wat. Een – bijna – Zeeuws meisje (van Goeree-Overflakkee, dus van de Zuid-Hollandse eilanden) dat haar mannetje stond. Kettingrokend liet ze zich gelden in politiek Den Haag en Brussel, vloekend als een ketter met haar doorrookte stentorstem als ze niet te weten kwam wat ze wilde weten.
Ze belde mensen bij nacht en bij ontij. Want ja, je bent van Associated Press of je bent het niet. En als persbureau moet je altijd de snelste zijn. In no time de onderste steen boven halen (in een tijd zonder internet, laat staan social media). En dan ben je ook nog vrouw, de eerste die correspondent van AP werd. Nel Slis klaagde vaak over seksisme, maar ze speelde ook met haar uitzonderlijke positie als vrouw in de journalistiek. Altijd op en top elegant, haar taalgebruik ten spijt.
En ze was niet alleen helleveeg. Ze had een hart van goud, aldus haar biografe. Dat verhinderde niet dat haar vierkante meningen tot een levenslange breuk konden leiden. Toch had Nel Slis ook hechte, eveneens levenslange, vriendschappen. Van Luns, Lubbers en Mansholt tot vrienden uit haar jeugd in Middelharnis, of collega’s als Friso Endt of Caroline Studdert, haar biografe.
Daar zit één van de problemen met deze biografie. Caroline Studdert wil te aardig zijn. Ze benadrukt zó vaak hoe goed Slis haar werk deed en hoeveel talen ze sprak (al bleef haar Engels abominabel), hoe collegiaal ze was en hoe gastvrij, hoe knap het was dat ze het vanuit de verpleging geschopt tot AP-correspondent, dat het irritatie wekt bij de lezer. Bij mij althans.
Toespraken. Ceremonies, feesten. Soms een heel artikel. Namen, eindeloos veel. Geen levende Nel Slis.
Uitentreuren
Het lukt de biografe niet om afstand te nemen van haar onderwerp én van haar materiaal. Ze citeert gesprekken uitentreuren (en soms verkeerd vertaald). Steeds weer hamert ze erop dat Slis ‘de enige’ dan wel ‘eerste’ vrouw zou zijn – bij het AP misschien, maar in de journalistiek toch niet, al waren het er niet héél veel. Verder details, details. Toespraken. Ceremonies, feesten. Soms een heel artikel. Namen, eindeloos veel. Geen levende Nel Slis.
Via getuigenissen (ook van Slis zelf) leren we over een eenzame jeugd op dat eiland, zonder moeder (jong overleden) en met een vader die er ook nooit was en haar wel opzadelde met een boze stiefmoeder. Maar wel een warme opvang bij de buren en een fijne tijd op de middelbare school. Daarna Parijs (flierefluiten) en Lausanne (verpleegkunde), betaald door pa. In de oorlog, werken bij het Rode Kruis (achter het front in Finland), dan via-via naar Londen. Ze had lef, en dat opende deuren. Via de BBC naar AP, dat haar in 1945 maar Den Haag stuurde als correspondent. Van het één kwam het ander. Brussel, jarenlang, en op het laatst weggestuurd, omdat een jonge mannelijke (én Amerikaanse!) collega stond te popelen. Dat was zuur, maar terug in Den Haag en werd ze weer de koningin van het Binnenhof. Tot ze erbij neerviel, bijna letterlijk.
Maar dit alles wordt, onder de pen van Caroline Studdert, niet echt een verhaal, en zeker geen pageturner. Een gemiste kans.
Caroline Studdert, Hellcat of The Hague. Matador, 2022.
Praat mee