Duco de Vries over de foto als ontmoeting














Het maken van een portretfoto is voor Duco de Vries niet slechts het ontspannen van de camerasluiter. De ontmoeting begint met een aftastend gesprek. Samen op weg naar de finale. Als ogen van expressie gaan spetteren, of niet.
Het gesprek begint met een stoelendans voor twee personen. In het donkere voorhuis van de woonboerderij valt zwak winterlicht naar binnen. Eerste regendruppels slaan tegen de ramen. De fotograaf vraagt zijn gast op te staan en aan de andere kant van de lange eettafel te gaan zitten. Daar waar hij gewoonlijk zit, zijn vaste plek. We lopen synchroon rond de tafel en nemen tegenover elkaar plaats. Zijn ogen nemen me nauwkeurig op. ‘Kijk eens om je heen’, zegt Duco de Vries ( 49 ) uitnodigend. Pal achter het grootste raam, in de kop van de boerderij, begint een gevarieerd groengeel landschap, met kilometers ver zicht. Een gazon met trampoline en een boomgroepje, een strook dood riet, slootjes, vet bouwland, weilanden en – wazig in de verte – de eerste huizen van een dorp.
‘Wieringerwerf’. Een arm wijst naar achteren. ‘Daar ligt het IJsselmeer.’ Twee kraaien jagen elkaar na boven het zompige land. Eenzaam, afgelegen, hij houdt ervan. Vooral in dit jaargetijde, als de kleuren aardser worden. Het licht, de diepte, de zichtlijnen. Geen dag gaat voorbij zonder te genieten. ‘Ik ben trots op deze plek, dit land’, zegt hij. ‘Die doorkijkjes heb ik zelf gemaakt. Zichtlijnen en licht zijn zo belangrijk voor me. Hier kom ik tot rust. En die rust heb ik weer nodig om mijn werk goed te kunnen doen. Om ontmoetingen aan te gaan, en fotoportretten te maken.’
Een korte stilte. Schuift een schaaltje met bonbonnetjes naar de overkant. Dan zegt hij lachend: ‘Zo, dan is hiermee je eerste vraag beantwoord, al voordat je hem hebt gesteld. Waarom ik in Godsnaam zo afgezonderd in de Kop van Noord-Holland ben gaan wonen, tussen dijkjes en landerijen, in het midden van een drooggemalen polder.’ Zijn hand gaat naar de bonbonnetjes. ‘Welke mag ik nemen, zeg jij het maar? De eerste minuten was ik de regisseur, vanaf nu ben je mijn gast. Vraag maar.’ Hij draait ontspannen op de stoel, klaar om te ontvangen.
De Vries woont al sinds 1999 in de polder. Vanuit zijn geboorteplaats Leiden volgde hij zijn ouders, eerst naar Groningen en toen naar Medemblik. Vader opende er een tandartspraktijk. Moeder hield van beeldhouwen. Duco kreeg ook affiniteit met kunst en wilde het liefst schilder worden. Aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten volgde hij een docentenopleiding. Daar begon hij zich thuis te voelen. Fotografie was een medium dat nog niet aan hem trok. In het vierde jaar kreeg hij een studiebeurs om in New York te gaan schilderen. Hij kreeg een atelier voor zichzelf. De Vries: ‘Het was fantastisch. Midden in die dynamische, drukke stad. Ik begon vol overgave. Maar al snel voelde ik me er alleen. Als schilder had ik behoefte, zo merkte ik, om mijn creativiteit te koppelen aan ontmoetingen met mensen. Ik kocht mijn eerste goede camera. Een docent moedigde me aan.’
Terug in Amsterdam maakte hij de Hogeschool af en meldde zich bij de Rietveld Academie voor een studie fotografie. Maar toch ontbrak er iets waardoor zijn talent volledig kon ontpoppen. Het was rust. De Amsterdamse buurt Bos en Lommer, waar hij toen woonde, bleek met zijn mensen, verkeer en geluiden een blik vol prikkels. Hij werd permanent afgeleid. ‘Die drukte paste niet bij me’, constateert hij. ‘De stad trok me leeg. Mijn fotografie leed eronder. Iedere ontmoeting die ik aanga, vraagt veel van me. Ik duik er helemaal in. Met al mijn zintuigen, alle energie, ik wil mezelf geven en de ademhaling van de ander kunnen voelen. Wat ik nodig had was rust.’
Zeventien jaar geleden kreeg De Vries een tip: een tiental kilometers van Medemblik verwijderd, in die ruimte van lucht en aarde, stond een forse woonboerderij te koop. Eigenlijk te groot voor één gezin. Toch ging hij er wonen met zijn toenmalige vrouw en twee dochters. Een maand later trokken zijn vader en moeder ook in de boerderij. Ze wonen er nog in gescheiden gezamenlijkheid.
Voorlopig hoeft de fotograaf er niet weg. Het voorhuis is rijkelijk gevuld met tekeningen, schilderijen en foto’s die hij veelal met collega’s heeft geruild. Altijd is er muziek om hem heen. In een verduisterd hoekje bij de keuken heeft hij een werkplek met bureau en een paar schermen ingericht. Ook daarvandaan is het zicht langs de rietkraag eindeloos.
Vanuit de Kop van Noord-Holland rijdt hij met zijn blauwe VW-busje door heel Nederland, op weg naar plekken waar hij ‘ontmoetingen’ heeft. Het woord ‘fotoshoot’ of ‘opdracht’ vermijdt hij. De foto, het uiteindelijk geleverde product voor de opdrachtgever, is het slotakkoord van een aftastende kennismaking tussen twee vreemden. Zijn aanpak kent volgens hem geen methodiek, en als er al een is dan heet die ‘intuïtie’. De fotograaf kijkt zijn gast nadrukkelijk aan: ‘Het enige wat je moet doen is alles vergeten. Durven vergeten wie je denkt te moeten zijn. Jezelf zijn. Er zit iemand tegenover je. Ook een mens. Je probeert de ander ook zichzelf te laten zijn. Er gebeurt altijd iets, ook als er niets gebeurt. In bijna niets kunnen kleine, verstilde emoties zitten.’
De ontmoeting begint altijd met een gesprek, vaak over ditjes en datjes. De camera is zichtbaar, de fotograaf maakt duidelijk wat zijn bedoelingen zijn. Het is een manier om de ander te laten wennen. Zodra hij ergens binnenkomt, begint hij met het maken van foto’s. Als een jas wordt opgehangen, klik. Als de koffie wordt ingeschonken, klik. Het zijn gewenningsfoto’s. De finale foto is nog lang niet in zicht. Direct met de finale beginnen, zou verlammend werken.
Het gesprek is de opmaat en minstens zo belangrijk als de foto zelf. Samen werken ze toe naar dat ene moment. De energie wordt opgewekt. De cruciale fase van de ontmoeting ligt in de overgang van het gesprek naar het maken van de belangrijkste foto. ‘Het moet soepel, organisch verlopen’, legt hij uit. ‘Het gesprek mag niet te lang en niet te kort duren. De geest moet in de fles blijven. De kern van iemand wil ik pas achter de camera ontdekken. Dan wil ik iemand zien, niet in woord maar in beeld.’
De Vries spreekt van de ‘energie van het moment’. Er gebeurt iets magisch tussen twee personen. De fotograaf kijkt door zijn zoeker en wacht af. Het gaat hem niet om de vorm van ogen of lippen, ook niet om schoonheid, het gaat hem om wat het gezicht, en soms ook het lichaam, hem willen prijsgeven. Wat hij wil zien is waarachtigheid. ‘De aanwezigheid van de ander in dat ene moment.’ Treurig, pislink, kalm, vermoeid – alle emotionele toestanden zijn welkom, als de ander maar iets toont. Op dat ene moment, als hij afdrukt. Hij juicht als ogen van expressie gaan spetteren.
De fotograaf zegt veel van zichzelf te geven. Hij verlangt ook iets terug. ‘Het eindresultaat moet vijftig-vijftig zijn. Als het goed is, krijg je evenveel terug als dat je geeft. Een portret zegt iets over allebei.’
De Vries ontspant en schenkt nog eens thee in. Achter het raam verwatert het landschap, waarboven donkere wolkenpartijen voorbijtrekken. Zijn werkwijze vergt veel van hem, zegt hij, ook al duurt zo’n ontmoeting hooguit anderhalf uur. Hij zou er niet aan moeten denken om op één dag zes, zeven verschillende foto’s te moeten maken, zoals sommige collega’s van hem doen. ‘Zo vermoeiend, en voor mij onbevredigend.’ Na elke opdracht moet hij eerst ‘landen’, voordat hij verder kan. Je zult hem niet horen klagen, geen misverstand daarover, het werk maakt hem iedere dag rijker. Hij ontmoet een veelheid aan mensen: acteurs, advocaten, musici, politici, politiemensen, vereenzaamde boeren, zijn dochters, leden van raden van bestuur en leden van motorclubs. Ieder mens is de moeite waard, sommige zelfs een boek, zoals de kunstenaar Casper Faassen. Een nieuw boek is in de maak: De Vries verdiept zich in het leven en werk van een Nederlandse haakkoningin. Alle Viva-lezers adoreren haar. Voor hem is ze net zo spannend als een getatoeëerde biker.
Het is hoppen van de ene naar de andere wereld, een leerzame levensreis die hij mag maken dankzij zijn talent om een goede portretfoto te maken. ‘Telkens krijg ik het achterste van iemands tong te zien. Van een onbekende’, zegt hij vergenoegd. ‘Mijn werk noem ik gratis tanken.’
Zo lang als zijn ontmoetingen doorgaans duren, zo lang duurt ook het interview. Anderhalf uur. Niet alles, wel het belangrijkste is gezegd. De handen gaan naar het schaaltje, de bonbonnetjes worden elkaar gegund. De fotograaf verlaat het kijken. ‘Er zijn honderden dingen die ik nog met je kan bespreken’, zegt hij, de theepot legend. ‘Maar het gesprek is deze kant opgegaan. Het was als het maken van een foto. Het moment ligt achter ons. Het is nu klaar.’
Voor vandaag heeft hij verder weinig om handen, zegt hij bij het uitlaten van zijn gast. Een blik gaat naar de tuin, en het donkere water erachter. Ineens krijgt hij zin. Straks gaat hij op zoek naar zijn zeis. Het riet moet neer. Hij zal het maaien en verbranden. Alles plat, de zichtlijnen moeten weer vrij.
Duco de Vries (Leiden, 1967)
Opleiding: Amsterdamse Hogeschool voor Kunsten (1988-1992), State University of New York (1991), Gerrit Rietveld Academie Amsterdam (1992-1995).
Boeken: Bikers in Holland (2007), Casper Faassen, paintings (2008), Empowered women (2009).
Prijzen: 2e prijs Zilveren Camera Portret, 3e prijs Zilveren Camera Documentair Nationaal, 2x genomineerd Zilveren Camera Portret.
Opdrachtgevers: o.a. KRO-NCRV, J/M voor Ouders, Intermediair, Communicatie, Delta Lloyd, Nyenrode Business University, OOR, Psychologie, Scripta Communicatie, Time Magazine, Villamedia Magazine, Akimoto Grafisch Ontwerpers, Revu, Oranjewoud, Quote.
Docent aan de Fotoacademie in Amsterdam.
Vertegenwoordigd door agentschap De Beeldunie.
Praat mee