Portfolio-interview met Eddo Hartmann: Van Den Haag naar Pyongyang















Over het ouderlijk huis dat hij moest ontvluchtten maakte hij eerder een veelgeprezen boek. Dit keer richt Eddo Hartmann zich op Pyongyang, Noord-Korea. Ver weg van Den Haag, maar er ligt een lijn tussen.
Eddo Hartmann (44) gaat elke dag van West naar Noord. Een rivier scheidt de twee werelden waarin hij leeft. Vanuit zijn huis in Amsterdam West fietst hij naar zijn fotostudio in een voormalig bedrijfsgebouw op de noordelijke oever. De pont zet hem over. Van dichtbij naar de afstand die hij nodig heeft om plannen te maken.
In de hoge werkruimte staan tientallen lampen, lichtkasten, reflectoren, kratten met lenzen en camera’s, modelraketten en wereldbollen. Hoog op een balk blaast een opgezette wilde kat naar bezoekers. Het is een georkestreerde overdaad. De fotograaf behoudt het overzicht. Hier vinden de voorbereidende werkzaam¬heden plaats – setting the stage voor nieuwe opdrachten en projecten. Ver weg van de straat, weg van zijn huis. Hier knutselt hij uitrusting in elkaar, spreidt hij foto’s uit op de grond en beraamt hij rommelend tussen zijn spulletjes plannen. ‘Het is een zelfgekozen isolement’, zegt hij terwijl hij verse koffie zet. ‘Fotografie is een solobestaan.’ Op de tafel liggen op een Wedgwood-schoteltje vier warme croissantjes, twee voor ieder. Een grote schaal ligt vol met chocolaatjes.
Hartmann neemt de tijd voor het gesprek. Het hoort bij de afronding van zijn project over Noord-Korea, waar hij sinds 2014 viermaal naartoe reisde. Het leverde een boek, tentoonstelling, video’s, lezingen en veel publiciteit op. De aandacht lijkt op die van zijn vorige project. Hij fotografeerde het ouderlijk huis, dat hij lang geleden met zijn moeder halsoverkop ontvluchtte. ‘Here lives my home’ werd zijn doorbraak. Twee onderwerpen, twee aandachttrekkers. Op het eerste gezicht totaal verschillend – dichtbij en ver weg – en toch hebben de foto’s alles met elkaar te maken. Daar draait het om in het gesprek, waarin de croissantjes vanwege de intensiteit half worden opgegeten en de chocolaatjes onuitgepakt blijven.
Het verhaal moet wel vroeg in zijn jeugd beginnen. Hartmann groeide op in een ‘met kunst en antiek volgestouwd huis in de omgeving van Den Haag’. Het huis vormde zijn leven, zoals ook zijn opvoeding bepaalde hoe hij zich als jongetje gedroeg. Het was sociaal overleven. Hartmann plant zijn hand tegen het hoofd. Dit is een sleutelverhaal. ‘Mijn vader zat in de kunst’, begint hij. ‘Als klein kind kende ik al het verschil tussen een ets en olieverf. Ik wist van een droge naald. Maar ik kon niet voetballen. Ik had nooit gezien hoe dat moest. Sociaal gezien lag ik er helemaal uit. Op school zagen docenten me liever gaan dan komen. Ik wist gewoon niet hoe ik met mensen om moest gaan. We gingen nooit naar een camping, nooit op vakantie. Klasgenoten zagen een lange, dunne jongen, bijna doorschijnend. Als ik probeerde mee te doen, gingen ze naar tegen me doen. Ik werd verschrikkelijk gepest. Mijn geringe weerbaarheid maakte me tot een gemakkelijk slachtoffer.’
Eddo voelde zich verdrietig, maar niet eenzaam. Zijn fantasiewereld bood hem een uitweg. In elk voorwerp in huis zag hij een verhaal. Waar kwam dat houten Mariabeeld vandaan? En dat enorme schilderij van een eiland in Egypte? Hij begon over farao’s en piramides te lezen, hoe je iets kon maken. Hij maakte bouwtekeningen van kastelen en onderzeeboten. Met een boxcameraatje leerde hij fotograferen. Later kocht hij voor één gulden de donkere kamer-uitrusting van de natuurkundeleraar. Toen barstte de fotografie voor hem los. Op rommelmarkten zocht hij naar oude camera’s. Op school noemden ze hem Kodak Eddie. Met foto’s bouwde hij fantasiewerelden – setting the stage. Thuis woonde hij in zijn eigen theater. Maar hij was er niet alleen.
Vanuit de coulissen van het gesprek treedt ineens zijn vader naar voren. Het beeld is meedogenloos: ‘Mijn vader was autoritair. Een klassiek afstandelijk persoon. Hij had wel genoeg boeken, ik las alles. Vader was ook gewelddadig. Het was zwaar, ook voor mijn moeder.’ Het sociaal isolement verstikte hem. Na zijn 12de viel alle aansluiting met leeftijdgenoten weg. Neerslachtigheid nam bezit van hem.
Eddo trok zich terug in het huis. ‘Een fantasiehuis vol pluche, een soort kasteel’, beschrijft hij. ‘Er was zelfs een ruimte waar we nooit kwamen. Altijd donker. Wel was er een enorme tuin, er was niets anders.’ In huis heerste een zekere, onaangename sfeer. Vaders gewelddadigheid nam toe, het werd bedreigend. Het werd tijd om de ‘grote vlucht’ te nemen, zoals hij het noemt. Het was alsof ze op een boot stonden, zijn moeder, zijn broer en hij. Aan alles voelde je dat de rijk gedecoreerde Titanic ging zinken. Maar wanneer spring je? Wanneer is de buitenwereld veiliger dan de plek waar je bent? Altijd komt er een omslagpunt.
‘Precies op dat moment zijn we gesprongen.’ Het was 17 oktober 1987. Eddo, zijn broer en zijn moeder vluchtten het huis uit. En werden op slag dakloos. In één keer helemaal niets.
‘Het wordt een lang verhaal,’ zegt hij meer tegen zichzelf. ‘Waar ben ik gebleven?’
We maken nog een sprong, ditmaal door de tijd. Ruim twintig jaar later, op 15 maart 2008, stapte de fotograaf opnieuw zijn jeugd binnen. Hij keerde terug naar het huis dat hij ontvlucht was. In het voorname grachtenpand was alles en toch niets veranderd. Overal lagen papieren, kranten, boeken, als een dikke laag. Eronder was alles onveranderd. Alles stond of lag, zoals hij het voor het laatst had gezien. De fotograaf in hem wist dat dit een opdracht aan hemzelf werd. Hartmann begon het hele huis minutieus te fotograferen. Een zakelijke en toch stijlvolle registratie van een pijnlijke periode. Het resulteerde in een veelgeprezen boek en een tentoonstelling. Hij vertelde erover aan wie het weten wilde.
Toen was het genoeg. ‘Ik moest loskomen van het boek en het huis’, vertelt hij. ‘En ver weg zijn om mezelf weer uit te dagen.’ Zijn reisdoel werd Noord-Korea, vanaf 2014 reisde hij er viermaal heen. Het land was nog niet in het nieuws. Het was zijn liefde voor architectuur en geschiedenis die hem ernaartoe dreef. Er was meer: het was een gesloten wereld, een soort theater met onmetelijke decorstukken, waarin mensen leefden met eigen waarden, normen en ideeën. Hij wilde weten hoe het precies zat en met een metafysische blik kijken naar de hoofdstad Pyongyang. Hartmann: ‘Waarom ziet de stad er zo uit, wie zijn die mensen, hoe verhoudt alles zich tot onze geschiedenis?’
Anderhalf jaar duurde het voordat hij toestemming kreeg om er te fotograferen. Hij riep de hulp in van een groep documentairemakers, die thuis waren in het land. ‘Mijn plan was om vooral geen reportageachtige foto’s of snapshots te maken, dicht erop. Dat hadden andere fotografen al gedaan.’ Hartmann besloot het systeem vast te leggen waarin Noord-Koreanen leefden. Op afstand, registrerend, met oog voor detail. ‘In een communistische staat is er geen privaat eigendom. Mijn onderwerp werd de megalomane architectuur van Pyongyang, dat na de Koreaanse oorlog vanuit het niets werd opgebouwd. Mijn foto’s zouden ook iets over de geschiedenis vertellen.’ Onder vaste begeleiding van gidsen mocht hij zich met camera en statief door de stad bewegen.
Hij belandde in een tijdreis. De stad oogde als een filmset. Geen auto’s, geen fietsen, lege pleinen, ook overdag. Enorme façades waar plotseling iemand voorlangs loopt. Alles was uit verhouding, de mens verdronk in de intimiderende architectuur. ‘Het was een intense beleving’, zegt hij. Pas later hoorde hij ook de continue geluiden. Vanuit alle hoeken werden de leiders geprezen. Bij stroomuitval bleven hun portretten verlicht. ‘Die architectuur had ook invloed op mij. Maar ik bleef fotograaf. Wat kan ik hiermee, dacht ik telkens.’ Plein na plein fotografeerde hij, monument na monument. Het herhaalde zich en ging wringen. Voor de Noord-Koreanen, die meekeken, waren het ultieme plaatjes, voor Hartmann ontbrak er iets. Subtiel voegde hij iets aan zijn foto’s toe: de mens. Geen massale aanwezigheid, geen parades, maar juist individueel. Een voorbeeld: ‘Ik kwam op een dag in een zwembad. Leeg, op vier mensen na. Ik koos voor één vrouw op een duikplank. Zo voel je als kijker sterker de verlatenheid.’
De foto drukt de onwerkelijke realiteit van Noord-Korea uit. Leert een kijker zo de Noord-Koreaan kennen? ‘Weet ik niet. In hoeverre ken je de echte Nederlander of de echte Brit? Ik laat een heel klein deeltje van het land zien, voor mij is het genoeg.’ De Noord-Koreaanse autoriteiten waren ook tevreden. Hartmann kreeg als eerste Westerse fotograaf toestemming zijn foto’s in Pyongyang te exposeren. Hij deed dat op één voorwaarde: hij zou ook foto’s van Westerse projecten laten zien, het Atomium in Brussel, de HSL-lijn, maar dan in een abstracte vormentaal. ‘Ik bood ze iets wat ze nooit hadden gezien. Voor ons is abstracte kunst honderd jaar geleden begonnen, voor hen was het een revolutie. In de kern was ik subversief.’
Als het al journalistiek is, dan is het van de lange adem. De fotograaf laat de waan van de dag niet dichtbij komen. In zijn huis staat geen televisietoestel. In het huis van zijn vader wel. Alles draaide om het NOS Achtuurjournaal, de enige blik op de buitenwereld. ‘Iedereen moet van zichzelf voortdurend op zijn mobieltje naar NU.nl kijken’, zegt hij. ‘Aan het einde van de dag is het nieuws al vergeten. Ik wil geen foto’s voor de kattenbak maken. Ze moeten beklijven en een eigen leven gaan leiden.’
De fotograaf kijkt met afstand naar de tijd. Wat leert iemand over vijftig jaar? Hoe zagen de mensen eruit, een land, een huis? Een foto kan dat vertellen. Hartmann: ‘Ik wil niet ijdel genoeg zijn om te zeggen dat mijn werk zo lang meegaat, zeker niet, maar ik wil wel de beste kansen scheppen dat het blijvend is. Het ouderlijk huis van mij bestaat niet meer. Wat is overgebleven zijn mijn foto’s en een boek.’
Eddo Hartmann, Den Haag, 1973
Opleiding: Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten, Den Haag.
Opdrachtgevers: VPRO-gids, Volkskrant Magazine, NRC Handelsblad, Vrij Nederland.
Commerciële opdrachten voor: ABN Amro, Ziggo, NSHighspeed, Vodafone, Proefdiervrij.
Expositie Stetting the Stage, Huis Marseille, Amsterdam, tot 5 maart 2018.
Boeken: Here lives my home, uitgeverij Lannoo, € 30, ISBN 9789401402240. Setting the Stage – North Korea, uitgeverij Hannibal, € 42,50, ISBN 9789492677150.
Praat mee