Wat we over Baudet niet te horen kregen

Frits van Exter denkt met je mee over dilemma’s. Dit keer: waarom biedt de berichtgeving vaak zo’n slecht zicht op de werkelijkheid op het moment dat dat er het meeste toe doet?
Xander van der Wulp, boegbeeld van de politieke redactie van de NOS, vertelt hoe hij een keer in het Tweede Kamergebouw op Thierry Baudet afstapte en hem vroeg naar het partijcongres dat dat weekend zou worden gehouden: “Riep-ie meteen: ‘Hé, kom je ook? Leuk man! Voor jou is er zeker ook wat te neuken! Alleen maar lekkere wijven’.” Van der Wulp: ‘Dan denk je wat moet je ermee? Het is toch niet normaal?’
De journalist is niet naar het congres gegaan, maar heeft ook nooit bericht over het voorval, tot vorige week in de podcast ‘De stemming van Vullings en Van der Wulp’ . Daarin blikt hij met collega Joost Vullings (EenVandaag) terug op een hectische week waarin, zoals zij het zelf noemen, ‘de oorlog’ binnen Forum voor Democratie woedde. Wie wil begrijpen hoe politieke journalistiek werkt en niet werkt, moet dat half uurtje beluisteren.
Gewoonlijk staan Vullings en Van der Wulp vrij strak in het pak en in de plooi voor hun camera’s, maar in hun podcast kunnen zij freestylend de week doornemen met veel ironie en kwinkslagen. Ik luister graag, maar was deze keer ook enigszins verontrust. Want, had ik wat ze nu allemaal zeggen over Baudet, niet beter eerder kunnen horen, gewoon op prime time televisie?
Het was een journalistiek dilemma, zeggen ze. Zo waren ze tot de conclusie gekomen dat Thierry Baudet ‘niet heel stabiel is’. Van der Wulp: ‘Wij zijn natuurlijk politiek commentatoren en hebben een podcast, maar misschien dat twee psychiaters ook eens een podcast kunnen beginnen en dit onderwerp kunnen behandelen.’ Vullings levert vast het begin van een diagnose: ‘Normaal gesproken is een politicus uit één stuk en nu zit je met een soort gespleten persoonlijkheid.’ Hij zag het ook in de wandelgangen: ‘De ene keer is hij hyper, de keer erna kijkt hij dwars door je heen. Vaak denk je bij jezelf: wat gebruikt die? Ik heb hem nooit wat zien slikken. Iedereen heeft het er onderling wel over (...) maar dat zijn dingen die we eigenlijk nooit aan het publiek vertellen.’
Wat zijn denkbeelden betreft, maken de twee journalisten onderscheid tussen de officiële en de officieuze Thierry Baudet. De eerste is de leider van een partij met een duidelijk rechts, maar niet extreem programma (immigratie, Europa, klimaat). De tweede is ‘een jongen die (...) er extreemrechtse denkbeelden op na houdt’ (Vullings).
Hij was voor de twee journalisten daarin ongrijpbaar. Hij maakte wel gekke opmerkingen in de Kamer maar bleef volgens Vullings toch altijd binnen de lijntjes van het fatsoenlijke. En als je hem aansprak op extreme uitlatingen op sociale media of elders, dan deed hij vaak alsof dat slechts een grapje was, niet meer dan een vorm van vrij denken om de hersens wat los te maken.
Vullings zegt dat hij ermee worstelde. Als journalist moet je het volgens hem doen met de formele politiek: het partijprogram, het debat in de Tweede Kamer, de toespraak op het congres. Over de ranzige denkbeelden kun je niet goed berichten. Vullings: ‘Die rechts-extreme dingen, die zie je. Je bespreekt het af en toe ergens. Je kunt er niet echt een nieuwsverhaal van maken, dat is moeilijk.’ Van der Wulp: ‘Je kunt het nooit hard maken. Als je het niet hard kunt maken, kun je het ook niet vertellen.’
We weten dat politieke journalisten niet alles kunnen vertellen. Het is een beperking waar critici vele malen op hebben gewezen. Politici en journalisten verkeren in elkaars nabijheid op basis van gedragscodes. Van der Wulp en Vullings maken bovendien deel uit van redacties (respectievelijk NOS en EenVandaag) die hun publieke taak ernstig nemen. Zij staan onder voortdurende druk van degenen die menen dat ze het streven naar objectiviteit verkwanselen.
Deze journalisten voelden zich niet vrij te berichten dat Baudet er fascistische, seksistische en/of antisemitische denkbeelden op nahoudt en dat er ernstig getwijfeld moet worden aan zijn geestelijke vermogens. Zij zagen het, zij hoorden het en zij wisten het, maar zij vertelden het niet aan het publiek waar ze voor werken.
We mogen misschien blij zijn dat ze er nu zo vrijmoedig over spreken in een podcast. Maar we kunnen ons ook afvragen waarom de reguliere berichtgeving soms zo’n slecht zicht biedt op de werkelijkheid op het moment dat dat er het meest toe doet. Hopelijk zoeken journalisten alsnog het antwoord op de vraag, die Van der Wulp zich stelde, nadat Baudet hem had aangespoord achter de ‘lekkere wijven’ op zijn congres aan te gaan: ‘Wat moet je ermee? Het is toch niet normaal?’.
Frits van Exter is voorzitter van de Raad voor de Journalistiek. Hij heeft geen stem bij de beoordeling van klachten en verwoordt hier slechts zijn persoonlijke mening.
Praat mee