Voilà… Mediapart!

Hij is niet weinig trots op zijn ‘krant’. Oprichter Edwy Plenel (1952) onderstreept dat met een regelmatig herhaald ‘Voilà!’. Zeven jaar bestaat de internetkrant Mediapart nu. een zeldzaamheid: een online krant die winst maakt. En die bovendien voortdurend tegels licht.
‘Niemand geloofde erin!’, zegt Edwy Plenel stellig, sprekend over het allereerste begin van Mediapart. ‘Niemand!’. De oprichter van deze bijzondere internetkrant, voorheen onderzoeksjournalist en later redactiechef bij Le Monde, is in Amsterdam voor een presentatie bij het Expertisecentrum Journalistiek van de UVA. ‘Wij zijn de eersten geweest die voor een volledig betaald model gingen, en dat zonder subsidie en zonder sponsor. Het zijn onze lezers die ten grondslag liggen aan ons financiële succes (zie kader). Of dit voorbeeld ook elders gevolgd zou kunnen worden? ‘Voorlopig zijn wij de enigen, zowel in Frankrijk als daarbuiten. In de hele wereld is er geen equivalent te vinden. Ook in Frankrijk heeft geen enkele andere nieuwssite het gehaald, noch als “pure player” zoals wij, noch als gratis site, zoals Rue89. Die bestaan nog wel, maar die zijn opgekocht door (het weekblad) Le Nouvel Observateur. Voilà!’
Hoe verklaart u dat succes? Mikt u op een speciale doelgroep, door te specialiseren in onderzoeksjournalistiek?
‘Onderzoeksjournalistiek is ons visitekaartje, maar tegelijkertijd is Mediapart een volledige krant, die ook de politieke, economische of culturele actualiteit behandelt. Ik denk dat mensen naar ons toe komen omdat ze over onze scoops hebben gehoord. Maar ze blijven bij ons door wat we verder te bieden hebben. Ze vinden bij ons een echte krant. Ik denk dat we – misschien beter dan anderen – hebben begrepen dat je in dit digitale tijdperk selectief moet zijn. Mensen krijgen al heel veel – gratis – informatie en dus moeten wij daar een meerwaarde aan toevoegen. Dat is dus het recept van Mediapart: een meerwaarde bieden, in de vorm van onderzoek, reportage, of analyse. Als dat niet kan, brengen we simpelweg alleen het nieuws. Voor ieder groter verhaal proberen we een eigen insteek te vinden. De digitale revolutie dwingt ons daartoe.
Een van de problemen van de oude pers is zijn conformisme. Je hebt de indruk dat je overal hetzelfde leest, terwijl het er juist om gaat onderscheidend te zijn. Je moet het verschil kunnen maken. Het is een heel oud krantenrecept. Daarom is ons logo geïnspireerd op een negentiende-eeuwse gravure, waar een krantenverkoper op staat. Dat is het idee: kom naar mij toe, koop mijn krant, want daar vind je wat je elders niet aantreft. Dat idee is even oud als de journalistiek zelf. Alleen is dat recept verloren gegaan in de crisis die de oude krantenwereld opschudt en ook in de strijd om het publiek en de adverteerders. Daar zijn oppervlakkigheid en snel-sneller-snelst voor in de plaats gekomen. Wij zijn niet voor snel-sneller-snelst.
Ik denk toch wel dat de journalistieke wereld steeds meer beseft hoe belangrijk het is om het verschil te maken. Ik denk dat wij een soort laboratorium zijn en de wereld laten zijn hoe je waarde creëert.
Hoe bent u op het idee gekomen? Het lag destijds niet erg voor de hand om voor het betaalmodel te kiezen.
‘Ik kwam op het idee nadat ik eind 2005 bij Le Monde was weggegaan. Ik had een televisierubriek, ik schreef boeken, maar ik werkte dus niet meer bij een krant en ik begon na te denken over het soort krant dat ik graag online zou willen lezen. Zo kwam ik op het redactionele model van Mediapart, met zijn twee zuilen: de krant en de club. In het krantgedeelte zit ook een overzicht van nieuws dat op internet gepubliceerd wordt, en in het clubgedeelte kunnen alle abonnees vrijuit debatteren – met moderation achteraf – in een cultuur van free speech. In Frankrijk zijn we daarom het meest interactieve medium.
Daarnaast was ik ervan overtuigd dat als we niet de waarde van het nieuws en ons beroep zouden handhaven, dat we de dan de crisis die de digitale revolutie in de mediawereld heeft veroorzaakt zouden versnellen. Het betaalmodel stond voor mij dus vast, uit principe. Toen kwam de echte uitdaging: genoeg geld bijeen zien te krijgen om te kunnen starten en gedurende drie jaar 25 journalisten te betalen én onafhankelijk te blijven. Dat was het recept: een sterk team om een goed product te maken en genoeg tijd om voldoende abonnees te veroveren. We hebben gewonnen: we hebben het breakeven al na tweeëneenhalf jaar bereikt.’ Met een lachje: ‘We hebben misschien geluk gehad…’
Maar u hebt dat geluk misschien een handje geholpen?
‘We hebben geknokt. We hebben onophoudelijk geknokt.’
U gaat wel tegen de stroom in, want wat je overal ziet, is juist dat journalistiek werk minder gewaardeerd en minder betaald wordt…
‘Wij doen het tegenovergestelde. Wat andere kranten doen, daar kan ik niet over praten. Ik praat liever over wat ik doe. Voilà.’
De redactie is inmiddels flink uitgebreid. Hoe gaan jullie nu verder?
‘Mediapart moet niet al te veel uitdijen, het moet soepel en beweeglijk blijven, snel kunnen reageren. De krant moet niet te zwaar worden. We moet het clubgedeelte en de multimedia wel uitbreiden, en de financiën stabiliseren. Verder kun je denken aan een archipel. Mediapart is een eiland en je kunt daarnaast andere eilanden creëren: bijvoorbeeld een financieel-economische krant, een sportkrant. Frankrijk telt maar één financiële krant, en die is in handen van de rijkste man van Frankrijk, Bernard Arnault (eigenaar van het warenhuis- en luxeconcern LVMH, Louis Vuitton Moët Hennessy, red.), die ook nog het dagblad Le Parisien gaat kopen. Sportkranten zijn evenmin onafhankelijk. Het zijn twee gebieden waar je veel onderzoek kunt doen, waar veel op het spel staat en waar veel corruptie is. Je kunt ook nog denken aan iets op het gebied van cultuur. Dus niet meer Mediapart, maar andere uitgaven naar het zelfde model. Je kunt het zien als een boeket waaruit mensen kunnen kiezen. Je zou je dan op één of op meer kranten kunnen abonneren.’
U hebt destijds, in 1985, aan het licht gebracht hoe de Franse inlichtingendienst, in opdracht van het Elysée, in de Stille Zuidzee het Greenpeaceschip Rainbow Warrior tot zinken bracht. Daarbij kwam de Nederlandse fotograaf Fernando Pereira om. Daar hebt u nu net weer een nieuw boek over gepubliceerd, dertig jaar na dato.
‘Het zijn mijn herinneringen aan die tijd. Het is een verhaal dat ik nog nooit verteld heb. Het gaat over wat ik “de diepe staat” noem, de staat waarin de veiligheid voorop staat en die niet tegen zijn verlies kan. Ik heb hier een wereld opgeroepen die niet meer bestaat. De journalistieke en politieke wereld van die tijd. We schrijven 1985, de krantenwereld was dezelfde als honderd jaar eerder, waarin artikelen nog met de hand gecorrigeerd werden. Dat is de vintage kant van het verhaal. In politiek opzicht is het een tijd waarin de Sovjet-Unie nog bestond, waarin Spanje en Portugal nog geen deel uitmaakten van wat toen nog de Europese Economische Gemeenschap was, kortom een wereld die ver afstaat van de huidige geopolitieke situatie. Frankrijk hield krampachtig vast aan de visie waarin het evenwicht bewaard wordt door wederzijdse dreiging met kernwapens. In 1985 kwam er een overeenkomst tot stand om kernwapens uit de Stille Zuidzee te verwijderen, maar Frankrijk weigerde die te ondertekenen. Pas na de dood van (toenmalig president) François Mitterrand is dat gebeurd. In elke andere democratie zou een zaak als de Rainbow Warrior – waarbij zowel de minister van Defensie als het hoofd van de betrokken inlichtingendienst moesten aftreden – geleid hebben tot een parlementaire enquête. In Frankrijk is het in de doofpot gestopt. In dat opzicht is er niets veranderd. Ik ben ervan overtuigd dat Frankrijk in democratisch opzicht ‘de zieke man van Europa’ is. In het Franse politieke bestel heeft de president de overhand. In het geval van de aanslag op de Rainbow Warrior was hij de enige verantwoordelijke. En de enige die vrijuit ging.
Ik heb ook laten zien hoe ik te werk ben gegaan, een beetje zoals tv-detective Columbo. Vanaf het begin weet je wie de schuldige is, maar je moet het nog kunnen bewijzen. Columbo krabt eens op zijn hoofd, begint over zijn vrouw, enzovoorts. Je bent aan het zoeken, gaat al tastend vooruit. Een onderzoek bestaat voor mij uit het samenvoegen van puzzelstukjes. Ik heb het boek als een politieroman geschreven, met verrassingen aan het slot. Het zou me genoegen doen als het in het Nederlands vertaald werd! Ik moest steeds denken aan die twee politiemannen, hoe heten ze ook alweer? Ja, Grijpstra en De Gier van Janwillem van de Wetering, een groot schrijver van politieromans.’
Mediapart.fr
Nieuwssite/internetkrant, opgericht op initiatief van Edwy Plenel in 2008, grotendeels dankzij crowdfunding. De redactie is gegroeid van 25 naar 37 journalisten. Daarnaast zijn er 20 administratieve medewerkers. Sinds 2011 – dus drie jaar na de start – maakt Mediapart winst. In 2014 had de online krant een omzet van € 8,76 miljoen euro en een netto resultaat van € 1,48 miljoen. Voor 2015 wordt een omzet verwacht van € 10 miljoen euro en een naar verhouding iets lager netto resultaat van € 1,5 tot 1,6 miljoen, omdat er investeringen gepland staan. Aantal abonnees: ruim 107.000 in 2014. Gemiddeld aantal unieke bezoekers per maand: 2,7 miljoen. Talen: Frans, Engels, Spaans. Abonnement: € 9,90 per maand. Het kapitaal is voor 46 procent in handen van diverse investeerders, voor 36,7 procent van de oprichters, 1,3 procent van de gezamenlijke werknemers, 15 procent van de ‘vrienden’. Het is de bedoeling om meer aandelen over te hevelen naar de werknemers. Recente ‘tegels’ die door Mediapart zijn gelicht: Het afluisteren, door de NSA, van Franse presidenten en ministers (i.s.m. Wikileaks verschaft Mediapart de bewijzen); ‘De zaak-Cahuzac’: Franse staatssecretaris van Financiën maakte zich schuldig aan witwassen.
Greenpeace
Edwy Plenel (1952) was als student actief in een trotskistische organisatie. In 1980 kwam hij bij het dagblad Le Monde en viel op door zijn ‘graafwerk’. In 1985 kwam de zaak met de Rainbow Warrior op zijn pad. Frankrijk was bezig met kernproeven in de Stille Zuidzee. Het Nederlandse Greenpeaceschip Rainbow Warrior kwam de boel in de gaten houden en registreren. Het schip werd op een nacht opgeblazen. De Nederlandse fotograaf Fernando Pereira kwam daarbij om het leven. Plenel was degene die niet alleen de rol van de inlichtingendienst, maar ook de verantwoordelijkheid van de president zelf blootlegde. Hij is daarna jarenlang door de inlichtingendienst afgeluisterd. President Mitterrand haatte hem. Aan een bekende televisiejournaliste vroeg Mitterrand eens: ‘Bent u nog altijd bevriend met die snor?!’ In 1995 wordt Plenel hoofdredacteur van Le Monde. Tien jaar later, na een conflict, stapt hij op. Zijn beleid wordt door de een bewonderd, zijn ‘complot denken’ door anderen afgekraakt (o.a. in het boek ‘Enquête sur Edwy Plenel’ door Laurent Huberson). Dertig jaar na de aanslag op de Rainbow Warrior schreef Plenel zijn herinneringen op in ‘La Troisième Equipe. Souvenirs de l’affaire Greenpeace’ (uitg. Don Quichotte). Tegen een van zijn ministers omschreef Mitterrand Plenel als ‘een buitenlands agent’. En op een dag in 1994, toen Plenel over Mitterrands niet helemaal zuivere oorlogsverleden schreef, werd de president zo kwaad dat hij het aantal abonnementen dat het Elysée op Le Monde had, terugbracht van 110 naar 20. Met overigens als gevolg dat tientallen medewerkers van de president zich elke dag naar de kiosk spoedden…
Praat mee