Verbeter de wereld, begin bij De Correspondent

De Tegel Publieksprijs ging gisteren naar Maite Vermeulen (25) van De Correspondent. Villamedia interviewde haar begin 2014 over haar drijfveren. Ze schrijft over ontwikkelingslanden en conflictgebieden. Het liefst meta-verhalen die je in de reguliere media niet zo vaak terug ziet. Daarmee hoopt ze de wereld een klein beetje beter te maken.
‘Toen ik conflictstudies studeerde in Londen, zat ik in een bubbel met allemaal mensen die alles wisten over Afrika, ontwikkelingsgebieden en conflicten. Toen ik net begon realiseerde ik me dat ik daar niet alles vanaf wist. Een burgeroorlog in Nepal? Ik had geen idee, en daar schaamde ik me dan een beetje voor. Later, als ik aan vrienden in Nederland vertelde dat ik werkte aan een verhaal over Somaliland, dan zeiden ze: “Wat? Somalië?”. Nee, Somaliland, je weet wel. Maar geen enkel lichtje dat ging branden. In de reguliere media lees je niet veel over die wat meer obscure gebieden. Dat vind ik aan de ene kant jammer, want daardoor bevinden we ons in een vicieuze cirkel: we zijn niet zo geïnteresseerd in die gebieden omdat we er niet veel over weten. En omdat er niet veel over wordt bericht, is er nog minder interesse. Aan de andere kant geeft het me de kans om er iets aan te doen. En dat kan ik bij De Correspondent veel meer dan ergens anders.
Door een stage bij NRC ben ik de journalistiek ingerold. Mijn tijd bij die krant heeft me goed laten zien waarom de diepgang soms ontbreekt. Als je maar vijfhonderd woorden hebt voor je stuk, kun je niet alle nuances van een conflict laten zien. Ga de achtergronden van het conflict in Zuid-Sudan, met al zijn stammen, maar eens uitleggen binnen die beperkte ruimte. Toen ik op de redactie van nrc.next terechtkwam, maakte ik de cultuurpagina’s. In het begin vond ik dat best bevredigend. Ik wist nog niet veel van journalistiek, dus ik leerde veel. Maar ik kwam er al snel achter dat ik me meer interesseer voor de achtergronden dan voor het harde nieuws. Ik mocht een keer naar Spanje, toen oud-volleybalster Ingrid Visser en Lodewijk Severijn daar waren vermoord. Daar stond ik dan; met al die journalisten te dringen op een persconferentie voor een quootje van de politiechef. En toen ik na een zoektocht het huis vond waar ze zouden zijn vermoord, stond daar ook al de wagen van Hart van Nederland. Toen wist ik: Dit is helemaal niks van mij. Ik ben meer van de meta-verhalen. Dat kan bij nrc.next ook wel, zeker in de tijd dat Rob Wijnberg er nog hoofdredacteur was. Maar je tijd gaat toch snel op aan andere dingen. Als Euroshopper zijn naam verandert in Albert Heijn Budget, dan moet dáár een stukje over komen.
Toch moest ik er wel even over nadenken toen Rob me belde om de overstap naar De Correspondent te maken. Want ik vind dat NRC prachtige buitenlandpagina’s maakt, en ik kreeg er veel kansen. Ik had altijd de droom om correspondent te worden, en als je bij zo’n grote organisatie werkt, dan is die mogelijkheid er op den duur. Ik dacht: als ik ga, geef ik een carrière bij een grote krant op zonder dat ik weet of ik volgend jaar nog een baan heb. Wie weet wordt De Correspondent wel helemaal geen succes. Maar het gaf de doorslag dat ik heel erg geloof in de uitgangspunten van De Correspondent. Het idee dat mensen echt zitten te wachten op artikelen die verder gaan dan wat er gister en vandaag is gebeurd. Het idee dat als je het nieuws leest, je precies weet hoe de wereld níet in elkaar steekt, omdat je altijd de uitzonderingen leest in plaats van de regel. En daarmee wil ik echt niet zeggen dat de regel nooit aan bod komt in de reguliere media, maar niet vaak. Daar is nog wel een gat te vullen. Ook doorslaggevend was dat ik me nu voor honderd procent mag verdiepen in onderwerpen die ik persoonlijk heel interessant vind.
Dat maakt het tegelijk ook spannend: ik moet mijn eigen toko runnen, ik kan me niet meer verbergen achter de merknaam NRC. Nee, míjn hoofd staat er nu bij. Ik neem jou mee op mijn journalistieke ontdekkingsreis. Ergens is dat eng, maar ik denk dat je op die manier ook sneller een band opbouwt met je lezers. Die verbinden zich aan mij, sturen me e-mails waarin ze me persoonlijk vragen om iets voor ze uit te zoeken. En uiteindelijk denk ik dat je minder snel een abonnement op een persoon opzegt, dan op een instituut.
We krijgen sowieso heel veel reacties van lezers op de verhalen, hele inhoudelijke ook. Daar waren we zelf erg verrast over. Ik krijg gemiddeld zo’n vijftig reacties op een stuk. Op grote stukken van Rob wordt soms wel honderden keren gereageerd. Lezers reageren ook weer op elkaar, en stellen goede vragen. Daar kunnen we in de toekomst nog leuke dingen mee gaan doen. Sommige comments zijn zo goed bijvoorbeeld, dat ze bijna stukjes of soms zelfs essays op zich zijn. Het zou leuk zijn als je goede comments van lezers die een bepaalde expertise hebben, straks direct kunt doorplaatsen in je “tuin” – de techniek moet daar nog voor worden gebouwd.
Sommige lezersvragen leiden weer tot nieuwe artikelen. Een tijdje terug schreef ik bijvoorbeeld over de opkomst van de ICT-sector in Afrika. Een positief verhaal over een sector in opkomst, jong ondernemerschap en hoe dat in Afrika veel problemen kan oplossen. Daarop kwam de terechte vraag: hoe Afrikaans is die ontwikkeling eigenlijk? Ontwikkelen Afrikanen de nieuwe ICT-oplossingen zelf, of zitten er westerlingen achter? Dus ik heb mijn aantekeningen er weer bij gepakt, heb nog wat mensen gesproken en er daarna nog een artikel over geschreven. Dat hoeft niet altijd. Het is geen schande om te zeggen: daar weet ik eigenlijk niet zoveel van, misschien kom ik er nog eens op terug. Je kunt ook een artikel van een ander aanraden waarin het al eens goed is uitgelegd. Dat is het fijne van digitaal: je hoeft niet altijd het wiel opnieuw uit te vinden, je kunt juist heel genereus zijn in het delen van wat er allemaal al is. Zo bouw je een dossier op, een netwerk vol naar elkaar verwijzend materiaal, en het leuke is ook: het hoeft nooit af te zijn.
Toen we net waren begonnen was ik bang dat mijn stukken helemaal niet gelezen zouden worden. Dat kan natuurlijk – het zijn gewoon niet de meest populaire onderwerpen waar ik over schrijf. Gelukkig is dat niet het geval, al zijn de reacties op mijn stukken heel anders dan op stukken die gaan over bijvoorbeeld onze eigen economie. Als het met Nederland te maken heeft, ontstaat er vaak meer discussie. De reacties op mijn stukken zijn meer in de categorie: Goh, eyeopener. Oh, wist ik niet. Maar eigenlijk is dat ook precies wat ik wilde bereiken. Ik hoop echt – heel idealistisch – dat ik daar de wereld een stukje beter mee kan maken. Dat is altijd mijn motivatie geweest. Van jongs af aan was ik al enorm bezig met mensen die het slechter hadden dan ik. Ik ging met de collectebus van Amnesty langs de deuren. Ik gaf taalles aan een vluchteling. En nu probeer ik het met mijn verhalen.
Vanaf september, als leden hun abonnement moeten gaan verlengen, wordt het hartstikke spannend. Al maak ik me geen zorgen, want het ledenaantal blijft groeien. Ik denk dat we aan het bewijzen zijn dat er toekomst is voor journalistiek. Het was toch altijd een vrij pessimistisch debat. Ik heb er superveel vertrouwen in. Als ik dat niet vanaf het begin had gehad, was ik het niet gaan doen. Er is nooit een stemmetje in mijn achterhoofd dat fluistert: jaaa Maite, je had nu ook bij NRC kunnen zitten. Nooit.’
Praat mee