Onderzoek en interactieve klikdingesen
Jerry Vermanen (28) heeft sinds 2012 een ‘droombaan’ als datajournalist bij NU.nl. Nog niet eens een jaar daarvoor had hij nog nooit van deze tak van journalistiek gehoord. Hij heeft zichzelf als het ware opgeleid. Zijn advies: ‘Word goed in iets wat andere journalisten niet kunnen’.
‘Vijf procent. Meer kans op contractverlenging geef ik je niet.’ Dat was anderhalf jaar geleden mijn motivatie om datajournalist te worden. Mijn oud-hoofdredacteur Alex Engbers bij regionaal dagblad De Stentor wilde mij wel bij de krant houden, maar het zag er niet al te best uit: dreigende bezuinigingen en een aflopend, tijdelijk contract. Last in, first out. ‘Zorg ervoor dat je ergens heel erg goed in wordt. Als wij jou niets kunnen aanbieden, dan kunnen anderen niet om jou heen.’ Duidelijk, ik moest ergens ‘de beste’ in worden. Maar waar in? Iets met internet, verder kwam ik niet. Een paar weken na het slechtnieuws-gesprek ging ik naar de zoveelste ‘wij gaan de journalistiek redden’-bijeenkomst. Zo’n avond die normaal gesproken eindigt met de conclusie dat journalisten eigenlijk niet weten welke kant het op gaat. Maar deze avond verliep anders. Voor mij stonden een aantal jonge, hippe journalisten die niet de hele avond klaagden dat het vroeger beter was. Ze hadden het over datajournalistiek. Ik had er nog niet eerder van gehoord. Die jonge journalisten presenteerden een – voor mij nieuw soort – journalistiek waarin onderzoek en multimediale presentatie bij elkaar komen. Die avond sloeg de vonk over. Vanaf dat moment wist ik ineens waar ik ‘de beste’ in wilde worden. En de droombaan die ik destijds zocht, heb ik inmiddels ruim een jaar geleden gevonden: ik ben datajournalist bij NU.nl.
Wat is een datajournalist eigenlijk? Sommige collega’s zien mij als onderzoeksjournalist, factchecker, infographics-redacteur of programmeur. Het is een beetje van alles, denk ik. En eigenlijk maakt het mij niet zoveel uit waar anderen de nadruk op leggen. Simpel gezegd, ik doe onderzoek en maak interactieve klikdingesen.
Ik doe mijn werk namelijk zoals elke andere journalist. Een Haagse journalist interviewt een Kamerlid en doet een stand-up voor de Tweede Kamer. Een datajournalist interviewt een spreadsheet en maakt een verhaal met infographics.
Dat is uiteindelijk het mooie van datajournalistiek. Elke redactie kan een datajournalist naar eigen smaak krijgen. Bij NU.nl maak ik infographics bij berichten met cijfers en zoek ik naar nieuws in zelf opgevraagde datasets. Maar als ik bij een papieren krant zou werken, dan vul ik dagelijks een factcheck-rubriek en schrijf ik de achtergronden bij het nieuws met behulp van data. Nadat ik datajournalistiek op die presentatieavond ontdekte, heb ik een projectvoorstel geschreven voor een hackathon bij De Stentor. In de trein, op de terugweg naar huis. Ik kon dagenlang nergens anders aan denken. Het kon zomaar mislukken, dat leek mij heerlijk. Eindelijk een beetje risico nemen in de journalistiek. Engbers vond dat ik mijn plan moest uitvoeren en de sprong wagen. Wel zoveel mogelijk buiten werktijd, want het was druk genoeg bij de krant.
Een hackathon is een soort ‘ideeënwedstrijd’. De organisatie geeft een duidelijke opdracht, zoals ‘gebruik deze data’ of ‘maak een app om de kwaliteit van jouw school te checken’. Met een kleine groep ga je brainstormen, werk je het beste idee uit tot een prototype en probeer je de andere groepen te overtreffen.
Samen met collega’s van Twentsche Courant/Tubantia heb ik de hackathon RegioHack opgezet, waarbij we met programmeurs en journalisten wilden ontdekken wat datajournalistiek is. Met dertig personen dertig uur lang prutsen met data, daar kwam het eigenlijk op neer. Als het slaagde, hadden we unieke verhalen. Als het mislukte, wisten we voor een volgende keer waar de knelpunten zouden zitten. En voor mij persoonlijk was het een reddingsboei om een nieuw contract te verdienen. Zo niet bij De Stentor, dan wel bij een andere werkgever.
Ik moest mijzelf tijdens de organisatie van de eerste RegioHack opleiden tot datajournalist. Overdag draaide ik mijn gewone dienst als internet- en eindredacteur, ’s avonds bedacht ik dataprojecten om nieuwe vaardigheden aan te leren. Ik verzamelde Oscar-winnende films in een spreadsheet, zocht manieren om mijn Twitter-gegevens te analyseren, probeerde een systeem te bedenken om mijn muzieksmaak te visualiseren. Mijn truc om iets nieuws te leren was: mijn obsessies omzetten in een vraag, een strakke deadline stellen en de oplossing zoeken via vaardigheden die ik nog niet had.
Het is namelijk onvermijdelijk dat je gaat vastlopen zodra je iets nieuws wilt leren. Hoe vind je een goede dataset? Wat is scrapen? Hoe gebruik ik een draaitabel? Voor veel mensen betekent zo’n vastloper het einde van een project, zeker als het onderwerp je eigenlijk niet zoveel interesseert. Voor een ‘moetje’ zet je geen stap harder als het tegenzit. Maar als je ’s nachts wakker ligt omdat je het antwoord nog steeds niet hebt gevonden, dan blijf je doorzetten. Dat verschil voel je echt wel. Het rusteloze gevoel dat je een paar stappen van het antwoord vandaan bent. Ik kan daar echt niet tegen. Het is een eigenschap die elke journalist herkent: jezelf ergens in vastbijten.
Zodra ik vastliep, zocht ik hulp bij ervaren collega’s. Zo kwam ik onder andere mijn voorganger bij NU.nl Jelle Kamsma te spreken. In het begin voelde ik me nog bezwaard om hulp aan een ander te vragen. Het voelde als een zwakte om toe te geven dat ik iets nog niet wist. En dan kom je er ineens achter dat het helemaal niet erg is om te zeggen: ‘Ik weet het niet. Kun jij het me uitleggen?’ Dat klinkt heel naïef, maar ik hoop nooit de ‘dat weet iedereen toch al journalist’ te worden. En toen ging Kamsma ineens weg bij NU.nl. Zoveel datajournalisten waren er niet, dus hij kwam bij mij terecht voor opvolging. Eigenlijk voelde dat wel heel vreemd. Nog niet eens een jaar daarvoor had ik niet eens van datajournalistiek gehoord. En na een jaar zelfstudie ben je een expert op dat gebied. Ik kan er dan ook heel slecht tegen als journalisten klagen dat iets moeilijk is, nog voordat ze het proberen. Volgens mij is het ook de enige manier om momenteel een vaste baan in de journalistiek te verdienen: word goed in iets wat andere journalisten niet kunnen. Natuurlijk, je kunt ook wel wat mazzel gebruiken. Ik wilde heel erg graag datajournalist worden, werkte daar hard voor en kreeg het uiteindelijk in mijn schoot geworpen. Geluk moet je afdwingen.
Toen ik bij NU.nl begon, was ik nog steeds niet ‘de beste’. Kijk naar Engeland, de VS, Duitsland, waar de wereldtop van de datajournalistiek zit. Daar wil ik ook bij horen. Ik wil onderzoek doen dat er toe doet en infographics maken die mooi in hun eenvoud en functionaliteit zijn. Bij NU.nl leer je snel bij, het is echt een unieke werkplek. Al mijn collega’s zijn enorm kritisch en denken graag mee over infographics en onderzoek. En de aandacht voor mobiele apparaten is enorm belangrijk. Mijn klikdingen moeten ook op een klein scherm en de mobiele website werken. In de eigen huisstijl. En zo snel mogelijk. Lekker veeleisend, dat houdt je scherp.
Nederland kent niet enorm veel goede onderzoeksjournalisten, laat staan hele jonge. En nee, ik vind mijzelf ook nog lang niet goed genoeg. Daarvoor heb je een goed netwerk nodig. Overal oren en ogen, goede dossierkennis, veel ‘off the record’ opvangen en ‘on the record’ verslaggeven. Ik weet dat ik nu al kwaliteiten heb die bijna geen andere journalist heeft. Daar zit het wel goed mee, die ervaring komt vanzelf wel.
Praat mee