Nieuwe aanvullingen voor afluisterwet en wetsvoorstel bronbescherming

De studiecommissie Journalistieke Bronbescherming heeft weer een brief (.pdf) met aanbevelingen gestuurd voor de vernieuwde Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en op het verwante Wetsvoorstel Bronbescherming in Strafzaken. De aanvullingen volgen na het versturen van het wetsvoorstel op 28 oktober naar de Tweede Kamer.
De studiecommissie, waarin ook de NVJ is vertegenwoordigd, constateerde eerder al dat het recht op bronbescherming onvoldoende gewaarborgd is wanneer het Wetsvoorstel ongewijzigd zou worden aangenomen. Daar is weinig aan veranderd.
In het advies is onder andere te lezen dat de massa-surveillance die het Wetsvoorstel mogelijk maakt, op fundamentele juridische bezwaren stuit, omdat het nog steeds botst met het grondrecht op privacy van alle burgers. De onderbouwing voor een dergelijke uitbreiding van bevoegdheden van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ontbreekt vooralsnog.
De commissie noemt verder het recht op bronbescherming “een wassen neus” als deze bronbescherming beperkt zou worden tot het vragen van rechterlijke toetsing in een fase dat een overheidsdienst de informatie al lang in huis heeft. De studiecommissie merkt op dat dit ook in strijd is met de rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens.
De commissie verzoekt verder uitbreiding van de bepaling dat gegevens die door de diensten zijn verzameld en betrekking hebben op de vertrouwelijke communicatie tussen een advocaat en diens cliënt, die als bijvangst is verkregen, wordt vernietigd. “Het ligt voor de hand om de regeling van artikel 27 van het Wetsvoorstel uit te breiden naar journalisten.” Iets waar de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) ook al op wees.
Hoewel in het wetsvoorstel staat dat de rechterlijke toetsing bij de rechtbank Den Haag komt te liggen adviseert de studiecommissie wel dat dat dan gebeurd door de meervoudige kamer “zodat drie rechters gezamenlijk beslissen over het opzij zetten van de journalistieke bronbescherming”.
Er ontbreken ook nog steeds waarborgen om te voorkomen dat derde partijen, waaronder buitenlandse inlichtingendiensten, onderzoek kunnen doen waar de diensten zelf niet toe gerechtigd zijn.
Bronbescherming voor de publicist dient ook in het Wetsvoorstel te worden opgenomen.
En als laatste maakt de studiecommissie zich nog ernstig zorgen over de verplichting om mee te werken aan ontsleuteling van gegevens en aan het onderzoek van geautomatiseerde systemen. Beveiligde journalistieke omgevingen, denk bijvoorbeeld aan klokkenluiderssite Publeaks, zouden niet gedwongen moeten kunnen worden om mee te werken aan ontsleuteling, dat kan een groot ‘chilling effect’ hebben.
De studiecommissie verzoekt deze aanbevelingen mee te nemen bij de verdere parlementaire behandeling van het Wetsvoorstel, donderdag 15 december. “Journalisten moeten kritisch kunnen berichten over misstanden. Zonder bescherming voor bronnen zal informatie over misstanden opdrogen. Uitbreiding van bevoegdheden van inlichtingen- en veiligheidsdiensten om informatie te vergaren zonder dat voorafgaande rechterlijke toetsing heeft plaatsgevonden, staat haaks op het maatschappelijke belang van journalistieke bronbescherming.”
Zaterdag 10 december gaat de radio-uitzending van Argos over dit onderwerp.
Praat mee