Max Nord (1916-2008)
Bij Het Parool is sprake van de ‘Parool –adel’. Het zijn de ijzersterke figuren die vanaf de oorlog, of kort daarop, betrokken zijn bij de krant, die elkaar nog regelmatig zien, die elkaars kinderen zagen opgroeien, elkaars kleinkinderen, elkaars achterkleinkinderen, en die er niet de minste behoefte aan hebben er een punt achter te zetten. Daar hebben ze ook alle redenen voor, over het algemeen hebben ze weinig fiducie in een hiernamaals en ze zijn de overtuiging toegedaan dat het de bedoeling is je aangenaam en weldenkend door het leven heen te slaan. De groep slinkt, ondanks al onze bezwaren daartegen, en zo moesten we horen dat donderdag de 28ste februari Max Nord, 91 jaar oud, is gestorven.
Nord vertegenwoordigde alles waar wij bij Het Parool veel prijs op stellen: nieuwsgierigheid, speelsheid, gevoel voor humor, argwaan en ruggengraat. En een gezond wantrouwen tegen de boven je gestelden, ook de leidinggevenden bij Het Parool zelf.
Nord groeide op in een weldenkend, liberaal gezin. Max wilde de journalistiek in. En hoewel zijn vader het directeurschap de enige zinnige functie bij een krant vond, bemiddelde hij toch bij een baan – als voluntair uiteraard – bij het Leeuwarder Nieuwsblad. Hij had geen idee wat je als verslaggever nou moest melden of niet, maar hij had al gauw door: al de ervaren collega’s iets begonnen te noteren bij een bijeenkomst doe je er goed aan dat ook te noteren. Zo leerde hij het vak. Dat hij later, in Frakrijk, Italië en Engeland ging studeren had niets te maken met dédain voor het handwerk, maar met belangstelling. Hoe zat het nou met die internationale politiek, met die economie? Geen studie maakte hij af, als hij het gevoel had de zaken wel zo’n beetje in die smiezen te hebben hield hij het voor gezien. En zo was hij in 1939 weer in Nederland, als verslaggever van Het Vaderland. Een collega van hem was Menno ter Braak en samen met hem verzorgde hij de vertaling van Rauschnings bekende boek ‘Hitlers eigen woorden.’
Het boek werd verboden en vlak voor de oorlog werden Nord en Ter Braak ervoor aangeklaagd wegens belediging van een bevriend staatshoofd. Op de dag dat de zaak voor zou komen was Nederland al bezet en had Ter Braak zelfmoord gepleegd.
Naar de krant ging hij na de capitulatie niet terug, onder de bezetting van fatsoenlijke journalistiek niet mogelijk, vond hij. Hij schnabbelde onder schuilnaam. Hij raakte betrokken bij Het Parool, hij genoot het volste vertrouwen van die krant: hij distribueerde de krant, hij zamelde geld in, hij ging behoren tot de groep die de krant droeg.
En natuurlijk ging hij aan de slag bij het legaal geworden Parool. Nord, die in literaire tijdschriften publiceerde, die dichtte, werd kunstredacteur. Het bestuur van de stichting Het Parool polste hem voor het hoofdredacteurschap, maar daar voelde hij helemaal niet voor, hij wilde correspondent worden in Parijs en dat werd hij. Een verkeersongeval waarbij zijn vrouw omkwam dwong hem met zijn beide kinderen terug te keren naar Amsterdam.
Nord schreef reportages, interviews, recensies en nieuwsberichten. Maar verslaggeving was niet zijn ambitie in het vak. Hij had meningen die hij graag ventileerde. En hij ging vooral zijn eigen gang. Hij was actief in de Vereniging van Letterkundigen, in het bestuur van De Kring. Hoofdredacteuren hebben het wel moeilijk met zo’n man. Met Herman Sandberg kreeg hij bonje, maar dat wilde niet zeggen dat hij afscheid nam van de krant. Het was zíín krant, dus bleef hij ervoor schrijven en dat was vanzelfsprekend.
Nord was een onafhankelijke, autonome geest. De meeste collega’s bij de krant kennen hem nu nog hooguit bij naam. Maar zijn esprit is, voor wie er oog voor heeft, nog in de krant te herkennen.
Paul Arnoldussen,
Het Parool