Kamer wil fonds voor vervolgde journalisten in buitenland

De Tweede Kamer wil een fonds voor Nederlandse journalisten die worden vervolgd in het buitenland. Vandaag, op de Internationale Dag van de Persvrijheid doet initiatiefnemer Sjoerd Sjoerdsma, Kamerlid voor D66, een oproep aan minister Koenders om structureel geld beschikbaar te stellen voor journalisten die in landen waar de persvrijheid onder druk staat worden opgepakt, zoals columnist Ebru Umar onlangs in Turkije. Dat meldt de NOS.
De Nederlandse overheid biedt al consulaire hulp als journalisten in het buitenland in de problemen komen. Zo werd er bijvoorbeeld voor gezorgd dat de opgepakte Rena Netjes in 2013 Egypte kon verlaten, en dat in 2015 de eveneens gearresteerde Frederike Geerdink uit Turkije werd geloodst. Maar journalisten kunnen nog niet altijd rekenen op financiële bijstand voor de juridisch kosten die ze moeten maken.
‘Journalisten kunnen op dit moment financieel kapot geprocedeerd worden door autoritaire regimes. Daarom de oproep aan minister Koenders om ervoor te zorgen dat zij standaard financieel worden bijgestaan’, zegt Sjoerdsma. Hij liep al een tijdje rond met het plan voor dit fonds, zei hij vanmorgen op het Radio 1 Journaal. De recente arrestatie van Ebru Umar was ‘opnieuw een onderstreping’ van hoe moeilijk journalisten het hebben in sommige landen. ‘In toenemende mate wordt de pers in landen rondom de EU vogelvrij verklaard. Die journalisten verdienen steun.’
Sjoerdsma denkt aan een bedrag van een half miljoen euro voor het fonds. Omdat het over een relatief klein bedrag gaat, verwacht hij dat de meeste partijen in de Kamer er sympathiek tegenover staan.
Algemeen secretaris van de NVJ Thomas Bruning juicht het initiatief van harte toe. ‘Juist freelancers zouden hiermee een steun in de rug krijgen’, zegt hij. ‘De NVJ heeft eerder voor een dergelijk fonds gepleit en is dus blij dat er nu een Kamermeerderheid voor lijkt te zijn. De situatie in Turkije maakt duidelijk dat daarbij juist een brede definitie van het begrip journalist op z’n plaats is, cartoonisten en columnisten zouden er ook een beroep op moeten kunnen doen.’
Praat mee