Hoogleraar maakt gehakt van Wet strafbaarstelling verblijf terroristische gebieden

Piet Hein van Kempen, hoogleraar straf- en strafprocesrecht in Nijmegen, maakt gehakt van het wetsvoorstel strafbaarstelling verblijf terroristische gebieden dat nu bij de Eerste Kamer ligt. Volgens hem moet het wetsvoorstel van tafel of drastisch worden aangepast. Dinsdag houdt de Eerste Kamer een hoorzitting over het wetsvoorstel.
Van Kempen zet zijn bezwaren uiteen in decembernummer van Delikt en Delinkwent, dat inmiddels online beschikbaar is (.pdf).
De hoogleraar deed in 2015 in opdracht van het WODC onderzoek naar de mogelijkheden naar hetzelfde onderwerp en kwam toen al tot de conclusie dat een gebiedsverbod gecombineerd met inzet van het strafrecht geen goed idee is.
Hij suggereerde toen extra onderzoek te doen naar een strafrechtelijk afgedekt visumsysteem, dat wellicht op minder juridische bezwaren zou stuiten.
Daarvoor hebben kabinet en Tweede kamer uiteindelijk niet besloten. Volgens Van Kempen is de nu voorgestelde verblijfsstrafbaarstelling ‘sterk problematisch voor journalisten en hulpverleners om hun belangrijke werk adequaat in vrijheid en zo veilig mogelijk te verrichten in conflictgebieden’.
Van Kempen: ‘De verblijfsstrafbaarstelling als zodanig en in elk geval de reikwijdte ervan is niet wezenlijk noodzakelijk en evenmin proportioneel.’
‘Zonder wezenlijk aan de bruikbaarheid ervan af te doen, zijn diverse opties voorhanden om de grootste bezwaren ertegen weg te nemen’.
‘Deze betreffen in het bijzonder de uitsluiting van journalisten en hulpverleners van de strafbaarstelling, de mogelijkheid bij anderen voor toestemming achteraf met terugwerkende kracht en het opnemen van een bijzondere strafuitsluitingsgrond bij de delictsbepaling’, aldus Van Kempen.
Mocht de Eerste Kamer de wet op belangrijke punten aanpassen of zelfs verwerpen dan is Van Kempen maar ten dele gerustgesteld. ‘Dat zou positief zijn. Maar ook dan
heeft het voorstel het nog altijd tot de Eerste Kamer gebracht. Dat illustreert scherp dat indien het om terrorismebestrijding gaat vaak weinig feitelijk in noodzakelijkheden wordt gedacht, fundamenten van het Nederlandse materiële strafrecht vrij gemakkelijk op het spel worden gezet en cruciale journalistieke en humanitaire werkzaamheden worden bemoeilijkt zonder daarbij een overtuigende kosten-batenanalyse te maken’.
Van Kempen schrijft ook: ‘Dat de wezenlijke noodzaak tot invoering van een dergelijk instrument niet reeds op zichzelf evident is, blijkt in zekere zin ook daaruit dat vrijwel alle andere landen in de wereld zonder een verblijfsstrafbaarstelling kunnen’.
Praat mee