Holland-België, de aftrap

Ze ontmoeten elkaar voor het eerst op onze uitnodiging, de kersverse hoofdredacteuren van twee kwaliteitskranten. De Belg Peter Vandermeersch leidt NRC Handelsblad, de Hollander Philippe Remarque: de Volkskrant, sinds een klein jaar in handen van de Belgische Persgroep. Holland-België, de eerste confrontatie.
Vandermeersch meet vorsend de behuizing van Remarque op. ‘Ik heb eventjes immobiliën in mijn hoofdredactionele portefeuille: we zijn er nog altijd niet uit of we met NRC in Rotterdam blijven, dan wel naar Amsterdam of Den Haag gaan verhuizen. En zolang de knoop niet is doorgehakt, blijf ik een weekendhuwelijk houden.’ Allebei zijn ze dat gewend, huizen zoeken, wegens een gedeeld verleden als buitenland-correspondent.
R: ‘Nee, het is puur toeval.’
V: ‘Al valt het me wel op hoe hoog op NRC een buitenlands correspondentschap wordt gewaardeerd.’
V: ‘Helemaal niet. We hadden toen overal correspondenten, maar geen binnenlandredactie. Toen ik zelf correspondent was in Parijs, heb ik ooit een mooie reportage geschreven over de clochards die daar in een harde winter stierven op straat. Alleen, in Brussel gebeurde toen net hetzelfde, en daar hadden we bij gebrek aan een binnenlandploeg geen verhaal over. Dan moet je wel even je prioriteiten herschikken.’
R: ‘Nou, als je de populistische opstand over wat langere termijn ziet, dan denk ik dat we het in de jaren ’90 inderdaad niet goed hebben zien aankomen. Toen was het grote schrik omdat Pim Fortuyn zo immens populair werd. Maar mijn voorganger heeft wel Frits Bolkestein als columnist aangetrokken, die toch omstreden dingen kon zegen over de multiculturele samenleving, NRC heeft Paul Scheffer de ruimte gegeven. In intellectuele zin werd er wel over nagedacht, maar we hebben onderschat hoe diep de onvrede was met de heersende machten.’
R: ‘De ideologen van die beweging doen er in ieder geval alles aan om ons in dat vakje te stoppen, en soms succesvol. Omdat ze politiek natuurlijk weinig baat hebben bij kritische verslaggeving, die nog probeert hun trucjes te doorprikken, het onderscheid te maken tussen hol geschreeuw en reële problemen. Daarom zijn we natuurlijke tegenstanders, maar hoe dan ook denk ik dat ‘Henk en Ingrid’ grotendeels nooit lezer van onze kranten zijn geweest. We hebben daar dus geen last van, maar dat populisme heeft ons wel extra gemotiveerd om de thermometer toch nog wat dieper in de samenleving te steken.’
V: ‘Net zoals in Vlaanderen. Verkiezing na verkiezing wisten we intellectueel dat het Vlaams Belang daar zat, wisten we dat het een aantrekkingskracht uitoefende. Dat geldt hier ook: onze journalisten stemmen zelf weinig op de PVV, komen uit milieus waarin dat ook niet echt de gewoonte is, komen relatief weinig in contact met de problemen die voor PVV-stemmers erg belangrijk blijken te zijn: je blijft met een sociologische kloof tussen de gemiddelde PVV-stemmer en de gemiddelde NRC-journalist. Maar het valt op hoe bijvoorbeeld Martin Bosma, de huisideoloog van Wilders, heel bewust en heel laag ingaat tegen ons beiden en waar we voor staan, het zogenaamde establishment. We zijn dat helemaal niet, maar ze zetten ons wel mooi in die hoek neer.’
R: ‘Oké, Henk en Ingrid kenden we duidelijk onvoldoende, dan moet je die kloof erkennen en proberen te achterhalen wat die mensen drijft. Maar we hoeven toch voortaan niet alleen PVV-stemmers in dienst te nemen? Je moet alleen met ze gaan praten, en hun stem laten horen. En ik denk dat we, zelfs wat meer dan NRC, de afgelopen jaren toch meer belangstelling hebben getoond voor en ruimte gegeven aan dat kritische denken over de multiculturele samenleving, hebben we iets meer tegenspraak laten horen tegen wat dan ‘de linkse kerk’ is gaan heten. Terwijl NRC het toch vooral hield op een soort journalistiek cordon sanitaire, een volledige afwijzing van alles waar dat populisme voor stond. Wij hebben toch wat meer begrip getoond voor de negatieve kantjes van die multiculturele samenleving, vaak tot ongenoegen van onze eigen lezers, die dat dan soms niet links genoeg vonden. Maar zo krijg je het maatschappelijk debat wel in de krant, en dat zie ik Peter hier ook wel ambiëren.’
V: ‘Ja, da’s juist. Ik maak me zorgen dat we als kwaliteitsredactie dat niet genoeg hebben zien aankomen, hebben kunnen duiden. Het is onze job de samenleving te doorgronden, te weten wat er gebeurt, en we hebben in Vlaanderen teveel Zwarte Zondagen niet voldoende ingeschat hoezeer dat leefde. De heel mooie intellectualistische traditie van NRC dreigt ertoe te leiden dat we te weinig met onze poten in de modder staan, te weinig beseffen waarom die maatschappelijke omslag gebeurt. We hebben in het magazine nu net een hele mooie reportage gebracht over hoe Limburg, een voormalig CDA-bastion, nu helemaal de ommekeer naar Wilders heeft gemaakt. Niet dat we meteen alle verklaringen hebben gevonden, de Volkskrant trouwens evenmin, maar het interesseert ons nu toch al alvast, en we zijn er nieuwsgierig naar geworden.’
R: ‘We zijn blij met iedere extra lezer (lacht), maar niet als we ze daarom moeten gaan napraten. ’
V: ‘Henk en Ingrid surfen naar GeenStijl.nl en lezen De Telegraaf.’
V: ‘Ik hoop dat ik hier ongeveer hetzelfde kan doen dan wat jij en ik ooit in Vlaanderen hebben gedaan: door gezonde concurrentie tussen ons beiden die kwaliteitsmarkt laten groeien. Mijn eerste gevecht is nu om NRC toegankelijker te maken. Goede artikels, maar ook helder geschreven. En dat is niet eens zo revolutionair of zo aartsmoeilijk. Ik heb onlangs nog een mailtje geschreven naar iemand om hem te feliciteren met een prachtig en helder stuk over Wouter Bos en zijn overstap naar KPMG. Alleen stond het als een grijze tekstmassa ergens diep weggestopt onderaan een pagina. Zodat van de tien NRC-lezers het misschien door ééntje is opgepikt, terwijl iedereen het had moeten lezen, wanneer het gewoon op zijn waarde toegankelijk gepresenteerd zou zijn geweest.’
R: ‘Grappig, dat zijn nu net de betogen die ik hier ook al jaren hou, en die ik nu in de praktijk kan brengen. Ik had al wat gehoord van je eerste weken bij NRC, en wat je daar zegt klinkt vaak als een echo van wat ik hier roep.’
V: ‘Dat dreigt te gebeuren, ja.’ (lacht)
R: ‘De positionering gaat toch hoofdzakelijk draaien rond de vraag hoe je een goede krant maakt, die gelezen wordt, die aantrekkelijk is, en dat zal de strijd van de komende jaren worden. Het is wel fijn dat Peter die vergelijking met Vlaanderen maakte: daar heeft die concurrentie tussen De Standaard en De Morgen toch ook alleen maar de markt in haar geheel laten groeien?’
V: ‘Het valt me op dat men bij NRC te weinig kijkt naar de Volkskrant, Trouw, of zelfs De Telegraaf. Wanneer ik daar mee zwaai omdat ze een sterk economisch verhaal hebben gebracht, kijken ze bij ons raar op. Terwijl dat gezond concurrentieel geknok dat wij in Vlaanderen zo passioneel beoefenden, hier absoluut nog geen gewoonte is.’
R: ‘Ik heb zelf mijn hele jeugd NRC gelezen, maar het blijft toch een beetje rondlopen op een diplomatenfeestje: mensen die uitstekend geïnformeerd zijn, heel vriendelijk, maar het gaat er toch wat stijfjes aan toe. De Volkskrant is meer een bruine kroeg, waar misschien af en toe iets geschreeuwd wordt wat niet zo doordacht is, maar het is er wel een stuk gezelliger, menselijker en betrokkener. Maar ik vrees dat die stijfheid bij NRC er nu wel uit zal gaan, in die zin was het beter geweest mocht Birgit Donker daar hoofdredacteur gebleven zijn.’
V: ‘Je analyse klopt voor een stuk. NRC voert de grondigheid, de degelijkheid en de nuance heel erg in het vaandel, en daar moet je ook met je fikken af blijven. Wat ik moet doen is wat ik bij De Standaard in 1999 heb gedaan, toen een zekere Yves Desmet ons niet helemaal onterecht als een droogkloterige notarisgazet omschreef. Het was allemaal wat vervelend, saai, er lag behoorlijk wat stof op. En het allereerste lezersonderzoek dat ik hier over NRC onder ogen kreeg, las als een dubbel van hoe men destijds naar De Standaard keek.’
R: ‘Ze hebben je niet voor niets binnengehaald.’
V: ‘Dank je. Maar de opdracht is in wezen hetzelfde: hou de kwaliteiten, maar blaas het stof weg. Dat is trouwens een veel makkelijker opdracht dan het omgekeerde, wanneer je een toegankelijke, leuke krant die inhoudelijk op niets trekt zou moeten omvormen. Maar ik prijs me gelukkig dat ik een snoepwinkel met zoveel journalistiek talent ben terecht gekomen. Er zijn al geweldige stukken, laten we er nu een prettige krant mee maken.’
R: ‘Daar waren wij al beter in, dus we gaan een beetje in hetzelfde vaarwater terechtkomen. En ik vraag me af wanneer jullie ook naar tabloid zullen gaan.’
V: ‘Ach, de vorm is ook maar de vorm, al besef ik dat iedereen hier verwachtte dat dat het eerste was wat ik hier zou gaan doen. We weten het nog niet. Broadsheet is natuurlijk niet houdbaar voor de moderne krantenlezer, maar of we nu naar Berliner of naar tabloid moeten gaan…. Het ideaalste zou een tabloid zijn, omdat je daar heel veel kracht mee kan genereren, gecombineerd met de katernenopbouw van de Berliner. Alleen worden die drukpersen jammer genoeg niet gemaakt. Dus ik weet het nog niet, en mocht ik het al weten, zou ik het hier niet vertellen. ’
R: ‘Het is eigenlijk niet te geloven dat wij tien jaar lang hebben gediscussieerd over die formaatwisseling, die onmiddellijk een groot succes is gebleken.’
R: ‘We hebben hier heel lang een volstrekte autonomie van de redacties gehad, waarbij het bedrijf weinig te vertellen had over dat soort dingen. Dat was niet meer van deze tijd. Dat zie je aan de manier waarop Derk Sauer en Hans Nijenhuis bij NRC werken, en bij ons Christian van Thillo en Jaak Smeets. Daar is veel meer eenheid dan dat er ooit met onze vorige uitgevers is geweest. En ik zie ook niet in waarom daar hier altijd zo’n enorme afstand heeft tussen gezeten. Je wil toch dat die krant financieel gezond is en dat je hem samen groot kan maken? Dat is zowel een taak van de directie als van de redactie toch?’
V: ‘De snelheid van beslissen ligt in Vlaanderen ontzettend veel hoger. Dat is vaak een voordeel, soms ook een nadeel. Hadden wij zes maanden langer nagedacht over Espresso, dan hadden we misschien een nrc.next gemaakt in plaats van een hopeloze poging om het niet bestaande gat tussen gratis krant en kwaliteitskrant te willen opvullen. En ik hou ook van actieve uitgevers, waarbij je elk je ding doet.’
R: ‘Het verandert snel, ook hier werd gesnakt naar kortere lijnen, naar iemand die knopen doorhakt. Mensen zijn in ruil daarvoor wel bereid een stukje inspraak in te leveren, al vrees ik dat zoals Peter tekeer ging bij De Standaard, dat wel op verzet binnen NRC zal stuiten.’
V: ‘Dat weet ik niet, dat is dan weer het voordeel voorgedragen te zijn door de redactieraad: ze weten welk vlees ze in de kuip hebben, sterker, ze zochten iemand met dat profiel. Ik maak daar ook geen geheim van. NRC is een vergadering van tweehonderd geweldige journalisten, maar je kan niet met z’n tweehonderd beslissen of je een kortkolom van pagina 8 naar 2 haalt. Op NRC is 2 en 3 binnenland, 4 en 5 buitenland. En wat er ook gebeurt in de wereld, dat is zo, je moest al dreigen met standrechterlijke executie om daar een halve pagina speling in te krijgen. Stomweg, omdat ik niet eens besefte hoe diep dat in de stenen gebuiteld was, heb ik nu al een paar keer dat evenwicht verstoord, afhankelijk van het nieuwsaanbod. En dan komt men mij tot mijn verwondering zeggen dat ze daar vroeger een paar weken over vergaderd zouden hebben. Ik ben geen polderaar, dus ga ik wel eens op weerstand stuiten. Het leuke aan de Nederlandse redactiecultuur is dan weer dat ze je het direct zullen zeggen. Niemand heeft mij ooit in elf jaar bij De Standaard gezegd dat ik autoritaire kantjes had, tot ik het van zowat iedereen in mijn uitzwaaistuk las (lacht).’
R: ‘Het was ook geen Nederlandse traditie om in je krant te benoemen wat goed en slecht was. Daar gaan we niet aan beginnen, want voor je het weet creëert dat spanningen op de redactie, die houding. Krankzinnig toch, want hoe kan je anders je krant verbeteren? ’
R: ‘Met dat eerste ben ik het natuurlijk volkomen eens. En met het tweede trouwens ook. Wij hebben hier nu ook iets opgestoken van De Persgroep. Ik keek ook altijd met bewondering naar dat gevecht tussen De Standaard en De Morgen: dat was zoveel frisser, urgenter en origineler gepresenteerd dan bij ons. Wij presenteerden goede stukken op een oersaaie manier. Hoe verander je dat, vroeg ik me altijd af, en bij jullie zag ik het gebeuren.’
V: ‘Nederland heeft geen journalistiek genetisch voordeel, ze hebben gewoon grotere redacties met meer middelen, waardoor getalenteerde mensen net dat ietsje meer tijd krijgen om een stuk uit te werken dat dan die 10 procent oplevert die het verschil maakt tussen een degelijk en een uitstekend stuk. Wij dromen daar alleen van in Vlaanderen, je schiet toch altijd dat laatste beetje tekort. Nederland heeft die mogelijkheden wel. Maar daarom is er ook een stukje luiheid ingeslopen. Niet economisch, niet journalistiek. Terwijl wij wel moesten, of we gingen overkop. En dat zie je in kleine dingen. De promobalk onder de kop bijvoorbeeld, waar je stukken in aankondigt. Bij NRC stond daar dan de geweldig wervende kop: ‘Op bezoek in Dixon’. So fucking what? Wanneer ik daar een opmerking over maakte, kreeg ik te horen, ach ja, maar jij komt uit een losse verkoopcultuur, bij ons hoeft dat niet zo commercieel. Maar je verkoopt niet alleen in de winkel, je verkoopt ook je krant naar je abonnee toe, die moet je ook duidelijk maken welk lekker leesvoer en welke prachtige stukken binnenin op hem liggen te wachten.’
R: ‘We hebben nu 180 man, we komen van 240, en we maken een betere en grotere krant, al moeten we wat harder werken, maar dat geeft energie en het lukt zonder veel problemen. Maar echt heel gek daaronder moet je toch niet gaan, wil je blijven doen wat we nu doen.’
V: ‘In Vlaanderen kunnen we niet de kwaliteit brengen die we ambieerden. Dat moeten Van Thillo en Sauer wel beseffen, dat de Vlaamse norm niet de universele norm kan worden, want dan zitten we echt met een probleem.’
R: ‘Internetsites blijven toch voornamelijk koppennieuws brengen, een veredelde telex, zeg maar. Daar vind je geen 10 procent van wat je in een goede krant leest.’
R: ‘Daar worstelen alle uitgevers mee en niemand heeft de oplossing. Ze proberen nu pay-walls op te richten en de grote hoop is dat de mobiele verspreiding via iPad en iPhone toch een nieuw distributiemodel wordt. Ik heb Peter vorige week nog 79 cent bezorgd door een NRC op mijn iPad te downloaden.’
V: ‘De droom dat we via internet geld gaan verdienen hebben de meesten opgegeven, het zal inderdaad via dat mobiele platform zijn dat we nog iets gaan verdienen. Internet zal dus automatisch moeten downscalen; er gaat minder informatie gratis gegeven worden. En het andere verhaal is dat je op papier andere artikelen en insteken brengt dan NU.nl. Dat is de toekomst: meerwaarde brengen over het nieuws, en die stukken ga je ook niet meer op onze eigen sites vinden. We zijn daar veel te gul geweest.’
V: ‘Juist, wij hebben ooit een enquête gehouden, waaruit bleek dat 92 procent van de Standaard-lezers vond dat we geen letter hadden mogen vuilmaken aan de liefdesaffaire tussen een Vlaamse televisiejournaliste en een minister. Alleen: de artikels daarover waren niet alleen die dag het meest aangeklikt, het werden zelfs de meest aangeklikte van dat hele jaar.’
R: ‘Zo is het gewoon. Je moet daarover geen taboes hebben, ieder onderwerp kan aandacht verdienen, je moet het alleen op een intelligente manier aanpakken, maar ook lichtvoetigheid kan, op voorwaarde dat de lezer zich ten allen tijde serieus voelt genomen. Een lezer is niet alleen een stel hersenen, maar heeft ook een hart en zelfs andere lichaamsdelen.’
V: ‘Een paar weken geleden was er iemand van het blad LINDA. bij ons en na afloop liet ze vijftien exemplaren liggen. Binnen het uur waren die allemaal van de leestafel verdwenen, terwijl The Economist er nog altijd lag.’
R: (schatert) ‘Ik moet hier nog ergens een flesje rode wijn hebben staan.’
V: ‘Het is een cliché als een huis, maar het is heel waar. Het heeft voordelen, je verliest niet te veel tijd op de middag, maar het even informeel bijpraten met het harnas af over een biefstuk-friet en een glaasje rode wijn: ik mis het echt.’
——-
Praat mee