Hoge Raad: eis tot afgifte ruw journalistiek materiaal in strijd met EVRM

De Hoge Raad heeft in een conflict tussen telecombedrijf Pretium en TROS een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag bekrachtigd over het verplicht afstaan van ruw journalistiek beeld- en geluidsmateriaal: zo'n eis is in strijd met het recht op vrije nieuwsgaring en vrijheid van meningsuiting, zoals vastgelegd in artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
Centraal stonden in het geheim gedraaide beelden van training van medewerkers voor het Pretium-callcenter. Pretium wilde al het gedraaide materiaal inzien, ook dat niet in de uiteindelijke uitzending terecht kwam. De rechtbank Den Haag verwierp eind 2015 die eis, vanwege het verkillende effect van zo’n stap op het gebruik van de verborgen camera als acceptabele journalistieke methode.
Een blik op het ruwe materiaal zou bovendien inzicht bieden in onderzoeksmethode en journalistieke selectie. Ook hebben mensen die zich niet bewust waren te zijn gefilmd volgens het hof recht op bescherming. In 2015 oordeelde de rechtbank Den Haag dat gefilmde betrokkenen weliswaar niet als journalistiek bron kunnen worden aangeduid, maar zij in dit geval wel onder artikel 10 van het EVRM vallen.
De Hoge Raad volgt die zienswijze.
Advocatenkantoor Van Kaam stond (inmiddels AVRO)TROS bij in de zaak. In een blogpost stelt het kantoor dat met het arrest een einde is gekomen aan de zeven jaar oude vordering tot afgifte van het ruwe beeld- en geluidsmateriaal. Volledige uitspraak Hoge Raad ECLI:NL:HR:2017:2518
Praat mee