Guus Dubbelman, de witte fotograaf met het zwarte hart
Als een verkeerd afgestelde kruisraket trekt Guus Dubbelman door het leven. Zijn foto’s (klik voor een overzicht op de carrousel linksboven op de openingsfoto) laten een fascinerend spoor na. Als witte man trekt hij zich sociale ongelijkheid aan, vooral in zwarte culturen. ‘Het gaat allemaal over onrecht, dat is de basis.'
Er lopen een paar rode draden door het leven van Guus Dubbelman en chaos is er één van, had hij al aangekondigd. De woonkamer van zijn nieuwe woning, in de Amsterdamse Bijlmer, is een pakhuis van verhuisdozen. Ze staan hoog tegen de muur opgestapeld. De eettafel is bezaaid met oude, halfgeopende Agfa-dozen en losse krantenpagina’s. Opzij staat een vergrotingsapparaat uit analoge tijden.
De fotograaf (62) gaat verhuizen. Sterker: de komende nacht zal hij voor het eerst in de nieuwbouwwoning slapen, in de buurt van zijn kinderen. Hij heeft er vier van twee moeders, allebei uit Suriname. Met twee Afrikaanse vrouwen had hij een relatie, zonder kinderen. En ja, dan is er nog een ‘mooie jongen’ in Suriname. En zes kleinkinderen. Ingewikkeld, hij bestrijdt het niet, maar zo is het wel gelopen. Hij wil goed voor zijn kinderen zorgen en daarom heeft hij dit ‘familiehuis’ gekocht. Na 37 jaar verhuist hij van Amsterdam naar de Bijlmer, ‘het Harlem van Nederland’.
Veertig jaar lang werkt hij zich al een slag in de rondte, sinds 1983 voornamelijk in opdracht van de Volkskrant. Al die foto’s, knipsels, fotoboeken en boeken over politiek en personen zitten nog in driehonderd verhuisdozen. ‘Onvoorstelbaar wat je in de loop van je leven allemaal verzamelt’, zegt hij, zijn nieuwe woonkamer overziend. Dubbelman bladert ongericht door krantenpagina’s. ‘Kijk nou!’, zegt hij, ‘Een serie over de Bijlmer die ik ooit voor de Volkskrant maakte. Nu woon ik er.’ Een van de koppen luidt: “Dependance van de tropen”. De fotograaf is weer thuis in eigen huis.
Voor de orde is het beter als we naar de veranda verkassen. Maar het gesprek van ruim een uur laat zich moeilijk ordenen, elke vraag krijgt een antwoord als een clusterbom van heen-en-weer schietende anekdotes, meningen en onderwerpen. Dubbelman heeft zoveel te vertellen en is dol op zijpaadjes. Een rechte lijn is niet te bespeuren. Zo ziet hij ook zijn leven, zegt hij: ‘Het is als een verkeerd afgestelde raket, vanaf het begin al een beetje scheef. Voor mij is het lastig de juiste koers te houden.’ Het interview is ook zo’n soort raket: onrustig van begin tot eind, maar een fascinerende vonkenregen nalatend. ‘Ja, ja, dit wordt nog een goed gesprek’, lacht hij. ‘Succes!’
Chaos is ook de aard van zijn werk, betoogt hij, Lagos is leuker dan Bern, Harlem leuker dan Haarlem, het extreme past hem beter dan het gemiddelde. Geef Dubbelman het onvoorspelbare van de straat en hij is gelukkig. Maar vergeet niet, er zijn ook vaste waarden, de rode draden. Kom niet aan zijn ogen: ‘Die hebben me veel geluk gebracht. Heel mijn leven leef ik al door mijn ogen. Ik kan goed kijken.’ Kijken is niet alleen zien, het is bij hem ook begrijpen. Hij schoolde zichzelf door oneindig veel te lezen en over alles na te denken.
‘Denk ik aan al die kennis, als ik een foto maak? Ja! Ik dwing mezelf voortdurend te blijven nadenken: wat ben ik aan het doen, wat is de context van het beeld? Mijn foto’s hebben meer ziel dan die van een ander, durf ik te zeggen. Iemand zei laatst tegen mij: jij kijkt eerst en maakt dan een foto, een ander fotografeert en kijkt wat hij heeft gedaan. En zo is het, ik doe het anders.’
Serieus kijken met een camera begon begin jaren 80 op een Surinaams zomerkamp op de Veluwe. In die tijd verzamelde hij foto’s van zwarte mensen en Mohammed Ali, voor wie hij een obsessie zou krijgen. Hij ontwikkelde een antenne voor onrecht en ongelijkheid tussen rassen en sociale klassen. Misschien ligt de voedingsbodem deels thuis in Wageningen, waar zijn ouders worstelden met de psychische en morele nalatenschap van de Tweede Wereldoorlog. Ze gaven het leed en onrecht ongemerkt door. Kleine Guus begon te lezen over wat er mis was in de wereld. Hij raakte er niet meer van los.
Op de School voor de Journalistiek werd hij aangenomen op basis van zijn communicatieve vaardigheden. Praten kon hij toen al, het hielp hem in contact te komen met Mohammed Ali. In zijn eerste schooljaar, in 1978, vloog hij naar Chicago voor een ontmoeting met die ‘in artistiek opzicht uitzonderlijk mooie man’. De onbekende fotograaf en de beroemde bokser deelden een onuitgesproken kijk op de mensheid en besloten een vriendschap aan te gaan. Als Dubbelman weer eens in de VS was, stond de deur in Chicago altijd open. De logeerpartijen konden een paar dagen duren. Ali en Dubbelman konden urenlang kijken naar een enorme televisie, waarop films en bokswedstrijden te zien waren. Omringd door eten en andere gasten zagen ze vanaf de bank hoe Ali in een volgepakt stadion oppermachtig rond zijn opponent Leon Spinks danste. De ontmoetingen met de bokser waren bepalend voor de jonge, gretige fotograaf, bij wie de belangstelling voor zwarte cultuur al latent aanwezig was.
Zwart is ook zo’n rode draad. Dubbelman voelt zich thuis in Havanna en Rio de Janeiro en fotografeerde in de township Khayelitsha, Kaapstad. Bij onderlinge gevechten kon het er fuckin’ unbelievable hard aan toe gaan en toch bewaart hij aan Zuid-Afrika de mooiste herinneringen. Het is de dubbelheid van Dubbelman.
In 1978 reisde hij voor het eerst naar het economisch zieltogende Suriname om er daarna bijna ieder jaar naar terug te keren. ‘Het was de schoonheid van de mensen, hoe ze bewegen. Hoe ze zich tot elkaar verhouden’, probeert hij uit te leggen. De woorden komen in brokjes. Helemaal op z’n gemak daar, een thuiskomst, ja, hij had er willen wonen, maar zijn toenmalige Surinaamse vrouw versleet hem voor gek. De zwarte cultuur liet hem niet los. Zo trok hij een paar keer dagenlang in zijn eentje door Harlem, New York, op straat wantrouwend nagekeken door zwarte bewoners. Hij had er onvergetelijk mooie ontmoetingen. Dubbelman houdt van de rauwheid en de menselijke warmte, hij is een witte fotograaf met een zwart hart.
Veel indrukken voelen nu als littekens, sommige heel lelijk. In 2011 was hij in Libisch oorlogsgebied. Hij was bij gewapende strijders toen ergens vandaan geweervuur werd geopend. Mannen gingen als dieren door hun hoeven, ook die beer van een commandant, een halve meter naast hem. ‘We moesten vluchten voor de kogelregen. Ik liep er rond met bloed op mijn arm. De spanning, het lawaai, die beelden, gekmakend was het.’
Dubbelman nam de beelden mee terug naar Amsterdam. ‘Ik kan je meer vertellen, maar nu even niet’, zegt hij. Hij pauzeert een paar seconden en kijkt naar het lege voetbalveldje voor zijn huis. Zijn gedachten zijn ver weg. Dan begint hij te vertellen over Rwanda, zijn eerste Afrikaanse reisbestemming. In 1994 maakte hij er voor de Volkskrant reportages over de genocide. Het was horror wat hij aantrof. Hutu’s en Tutsi’s waren elkaar met machetes, kapmessen, te lijf gegaan. In bijna honderd dagen werden minstens een half miljoen mensen beestachtig vermoord. ‘Dat op een van de mooiste plekken op aarde zulke verschrikkelijke dingen konden gebeuren’, verzucht hij. ‘Die reis heeft een stempel gedrukt op mijn latere werk. Het gaat allemaal over onrecht, dat is de basis.’
Onrecht, sociale ongelijkheid en racisme stoppen niet bij grenzen. Dubbelman: ‘Onderschat de problematiek hier niet. Het raakt bij veel mensen een snaar.’ Hij ziet het bij zijn eigen kinderen en vrienden terug. Hij kan de pijn van uitsluiting bijna zelf voelen. Hij begrijpt de heftige reacties na de dood George Floyd heel goed, het greep hem zelf ook aan. ‘Alle menselijkheid werd door de knie van die politieman uit zijn longen gedrukt. Het was zo’n brutaliteit. Dat beeld maakte veel in me los.’
Dubbelman was er als fotojournalist bij toen eind mei de Dam volstroomde met demonstranten. Pas na afloop hoorde hij dat twee van zijn dochters ook aanwezig waren. Het had niet veel gescheeld of de krant had de bijeenkomst, net als de autoriteiten, verkeerd ingeschat. De fotograaf had zoveel informatie binnen gekregen, dat hij de dienstdoende redacteur zondagmorgen waarschuwde. Pas toen werd de demonstratie als serieus nieuwsitem onderkend. ‘Ze wilden aanvankelijk andere reportages voorrang geven’, zegt hij. ‘Maar nu komen we bij de kern: de krant is niet flexibel genoeg meer. Het is gevangen in formats, in vakjes. Het is een rigide manier van kranten maken, agendajournalistiek. Er moet ergens een nucleair projectiel ontploffen, willen ze in actie komen.’
Er is nog een teer punt, volgens Dubbelman: ‘De redactie is te wit. Ze hebben te weinig voeling met een deel van de samenleving. James Baldwin zei al: “White is a state of mind”. De redactie is geen afspiegeling, niet fysiek maar ook niet spiritueel. Het heeft een incestueus karakter, nieuwe, diverse generaties komen niet door. Het is de krant niet helemaal te verwijten, het is een breder sociaal-cultureel en onderwijsprobleem.’
Dubbelman denkt erover om zelf les te gaan geven. Hij wil kinderen in de Bijlmer vertrouwd maken met fotografie. Het zou een omslag zijn in zijn slopende loopbaan, die bestaat uit lezen, praten, denken, plannen en de dagelijkse jacht op beelden. Politiek, sport, portret, straat, nieuws – hij deed en doet het als een van de weinigen in Nederland nog allemaal. Als Mohammed Ali danst hij met zijn camera schijnbaar onvermoeibaar rond zijn onderwerpen. Maar het houdt een keer op, merkt hij.
Mentaal is hij nog gretig, maar zijn lijf wil anders. Het slijt. Hij vindt het een pijnlijk proces: ‘De druk en onregelmatigheid van mijn werk eisen hun tol’, zegt hij. ‘Het is de chaos waarin ik heb geleefd. Slecht eten, veel in de auto, ik kende weinig structuur. Altijd moest er een tandje bij. En dan die sleutelmomenten in mijn leven, die beelden, waarover ik heb verteld. Alles komt samen en dat wreekt zich nu.’
De fotograaf zwijgt. Verderop klinkt de boortol van een klussende buurman. De nieuwe woningen worden bewoonbaar gemaakt. ‘Ik ga maar eens beginnen’, zegt Dubbelman. ‘Een doos opentrekken, nog veel te doen. Vannacht goed slapen, morgen zien we wel verder.’
Guus Dubbelman (1957, Arnhem)
Opleiding: School voor de Journalistiek Utrecht (geen diploma)
Opdrachtgevers: de Volkskrant (sinds 1983), Voetbal International, Vrij Nederland, HP, Johan, Nieuwe Revu
BOEK ‘ALI WAS MIJN VRIEND’
Naar verwachting in november verschijnt bij uitgeverij JEA het boek ‘Ali was mijn vriend’. Sportjournalist, presentator en boekenliefhebber Erik Dijkstra tekende de verhalen van Guus Dubbelman op. In een aantal ontmoetingen ontstaat zoiets als een vriendschap tussen de vermaarde bokser en een - aanvankelijk – schuchtere Hollandse scholier en beginnend fotograaf. De teksten en veelal ongepubliceerde foto’s geven een inkijk in het leven van de ‘grootste sportman aller tijden’.
Verkoopprijs 24,95 euro, 288 pagina’s, hardcover, ISBN 9789083067629.
Praat mee