Frits van Exter over (het gebrek aan) corona-zelfreflectie onder journalisten

Frits van Exter, voorzitter van de Raad voor de Journalistiek, denkt in de rubriek De Mores met je mee over journalistieke dilemma’s. Dit keer: kan de journalistiek wat leren van de corona-crisis? We zullen het misschien nooit weten, want er lijkt nog weinig drang tot kritisch zelfonderzoek.
Het is de bedoeling dat Nederland op 29 september alsnog ‘stilstaat’ bij de corona-crisis. Geen nationale herdenking, maar veeleer een moment van reflectie. In de woorden van het organiserende comité: ‘We moeten het goed afsluiten. Met respect voor al het leed dat er was en nog steeds is. Met aandacht voor dingen die fout gingen en begrip voor elkaar. We hebben in korte tijd veel meegemaakt. We hebben geleefd zoals we ons niet hadden kunnen voorstellen.’
Het staat te bezien hoeveel animo er onder burgers is voor deze terugblik. De Tweede Kamer inspireert daarbij niet. Wellicht liggen de kaarten na de verkiezingen anders, maar een brede parlementaire enquête stuit tot nog toe op de weerzin van volksvertegenwoordigers om gezamenlijk een proces van ‘goed afsluiten’ te aanvaarden.
En de journalistiek? Er is op redacties veel gesproken over de soms lastige keuzes in de berichtgeving. Hoofdredacties en ombudsmannen hebben daar ook wel het een en ander over gedeeld met het publiek. Maar het steekt nog niet zo diep, ondanks alle zo vaak beleden deugden van verantwoording en transparantie. Redacties hebben, voor zover mij bekend, nog geen gehoor gegeven aan de oproepen van de voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Journalisten om zelf het voortouw te nemen in een grondig zelfonderzoek.
Zeker, we moeten verder; er is oorlog, er is klimaat en de robots nemen de zaak over. En ook zijn we, zoals het Comité Stilstaan bij Corona schrijft, ‘er in Nederland goed in om dingen achter ons te laten’.
Maar het was een ongekende crisis, waarin meer dan 48.000 mensen zijn overleden en velen nog met de fysieke en psychische gevolgen kampen. De overheid nam maatregelen waarbij burgerrechten in het geding kwamen: lock-down, schoolsluiting, avondklok, QR-codes. Ook omdat zij daarbij niet altijd consistent was, groeiden twijfel en tweespalt. In de anderhalve-meter-samenleving nam de afstand tussen burgers toe. Het knetterde vaak tussen politiek, wetenschap, media en publiek. Met dank ook aan sociale media, diverse praatprogramma’s en de live uitgezonden persconferenties, voorafgegaan door het rituele lekken.
Er zijn in deze crisis genoeg prangende vragen over de rol van de media. Een overkoepelende is misschien de vraag of de journalistiek in de berichtgeving haar onafhankelijkheid voldoende wist te bewaren – ja, in de vraagstelling mag je generaliseren als je dat in de resultaten maar niet doet.
Ik heb zelf een jaar geleden op verzoek van de hoofdredactie van nieuwssite NU.nl een analyse gemaakt van haar corona-berichtgeving. Ik heb van alles gelezen en geturfd en met enkele redacteuren gesproken over hun keuzes en dilemma’s. Het is helaas niet openbaar, maar volgens de toenmalige hoofdredacteur was een conclusie dat nu.nl bij de lezer de indruk wekte dat zij veel meer oog had voor de instituties dan voor de samenleving. Dat was in de eerste fase van de crisis begrijpelijk, maar later minder.
Het Sociaal en Cultureel Planbureau publiceerde in juni een onderzoek naar corona-sceptici, degenen die in verschillende gradaties de informatie van overheid, wetenschap en media over het virus wantrouwen. Uit een analyse van dagbladartikelen zou blijken dat redacties de scepsis vaker afdoen als iets negatiefs. Dat voedde volgens de onderzoekers op sociale media de verdenking dat media niet onafhankelijk zijn van de overheid.
Uit de Volkskrant begrijp ik dat het wantrouwen ook veel breder leeft dan onder een groepje luidruchtige corona-sceptici. Een oorzaak zou zijn dat de overheid zelfgenoegzaam is en op veel terreinen niet de moeite neemt om uit te leggen hoe zij tot lastige beslissingen is gekomen. Ook dat is van belang voor de journalisten die niet alleen de macht willen controleren maar ook willen verklaren.
In andere media werd het SCP-onderzoek hoogstens kritisch ontvangen. De ombudsman van Trouw, Edwin Kreulen, komt daar later in een vorm van ‘bekentenisjournalistiek’ op terug: ‘Als ik mijn eigen woorden teruglees, gaat het knagen. Ik schuif de kritiek wel snel terzijde: precies de houding die ik vaak hekel in de hele journalistiek. Want ik vind het nog steeds een gemiste kans dat Trouw en collega-media zich niet echt grondig hebben gebogen over hun eigen optreden in coronatijd.’
Het kan alsnog. Graag zelfs, want het is, ook na de pandemie, geen overbodige luxe te zoeken naar antwoorden op de vraag wat journalistiek eigenlijk te betekenen heeft.
Frits van Exter is voorzitter van de Raad voor de Journalistiek. Hij heeft geen stem bij de beoordeling van klachten. Hij verwoordt alleen zijn eigen mening.
Lees ook: De journalistieke lessen van de coronapandemie: uit de greep van medialogica
Praat mee
1 reactie
Peter Olsthoorn, 22 september 2023, 07:46
Al snel na het uitbreken van corona in NL verkondigde Volkskrant het gezag te gaan volgen. Veel andere media deden dat impliciet. Jan-Jaap Hoekman liet de berichtgeving van NU.nl onderzoeken, publiceerde (louter) milde zelfkritiek.
Je hoeft geen aanhanger te zijn van Weltschmerz en andere bedenkelijke kanalen om vast te stellen dat journalistiek haar taak met de coronacrisis deels verzaakte. Al 2,5 jaar terug deed ik (bij de vorige) hoofdredacteur van Villamedia een voorstel om coronaverslaggeving te onderzoeken. Kreeg nul op rekest, wat was ik lastig…
NVJ en Villamedia wilden niets weten van zulk onderzoek. De hoofdredacteur van Villamedia was (is?) als lid van het managementteam medeverantwoordelijk voor optimalisatie van leden/abonneeaantal, omzet en bureausterkte; zoals bij veel vakorganisaties/bladen gebruikelijk. En ook bij deze reactie op dit artikel volgt eerst het jijbakken vanuit de opgetrokken verdedigingslinie.
Meer ruimte voor (zelf)kritiek van journalistiek kost de NVJ wellicht leden, knaagt mogelijk aan het zelfbeeld van “De Journalistiek” en aan de machtspositie van Van Exter, al jaren dominant in het vellen van morele oordelen bij deze titel en elders. Die nu meehuilt met de wolven in het bos dat er zelfonderzoek moet komen over de coronaverslaggeving; 3,5 jaar na het uitbreken van de pandemie. En hoe staat het met berichtgeving over andere belangrijke maatschappelijke kwesties?
Jammer, want (zelf)kritiek maakt journalistiek inhoudelijk sterker en doet de geloofwaardigheid bij het publiek groeien. Het impliciete, arrogante “wij hebben altijd gelijk en zo niet doen we of onze neus bloedt” (of verwijzen naar pagina 4 links onderaan) is funest, zoals met het grotendeels doodgezwegen SCP-rapport. Zolang Ombudsmannen worden betaald door titels en met hun collega’s bij de koffieautomaat staan, dragen ze te weinig bij.
Het kan geen kwaad als wij journalisten erkennen maar mensen te zijn, met onze impulsen en vooroordelen. Dus ik maak wekelijks fouten en probeer die te detecteren, boekstaven en verbeteren, wat lang niet altijd lukt. En een beetje humor (zelfspot) kan zeker geen kwaad in het boekstaven van fouten en tekortkomingen, er gaat nu eenmaal veel mis in dit fraaie, barre leven.