#Freelanceleven in soorten en maten

Erwin van ’t Hof doet promotie-onderzoek naar freelance journalisten. Sanne Poot ís freelancer. In de podcast #freelanceleven bespreken ze de freelance wereld aan de hand van wetenschappelijk papers die Van ’t Hof voor zijn onderzoek gebruikt. Deze keer praten ze met Sheila Sitalsing over de verschillen tussen freelancers. In dit artikel reflecteert Poot op aflevering 8 van de podcast.
Tot 2011 werkte podcastgast Sheila Sitalsing als journalist in loondienst bij Elsevier en de Volkskrant. Inmiddels is ze ruim tien jaar freelance journalist en schrijft ze onder meer een column voor de Volkskrant. Zelf heb ik nooit in dienst gewerkt, al tijdens mijn studie journalistiek begon ik als zzp’er.
Die verschillen tussen ons komen van pas bij het bespreken van het paper ‘The space of journalistic work’, dat gaat over de verschillen tussen journalisten. In het artikel (door Henrik Örnebring e.a.) wordt een model geschetst met drie assen, die staan voor ‘journalistiek kapitaal’, ‘materiële veiligheid’ en ‘toegang tot middelen’.
Sitalsing scoort hoog op de eerste twee assen. Zelf scoor ik als lokale freelance journalist met een focus op community content en eindredactie behoorlijk laag.
Sitalsing merkt meteen op dat ze zich niet helemaal in het model kan vinden. ‘Het zoomt erg in op zichtbaarheid en koppelt dat aan status. Zo gaat het voorbij aan het punt dat je als commentator of columnist, of als prijswinnende journalist niets bent zonder bijvoorbeeld een goede eindredacteur of researcher.’
Wel is het model een aardig uitgangspunt om het gesprek te voeren over wat journalistiek kapitaal is, wie er toegang krijgt tot middelen en wat journalistiek ons oplevert. Sitalsing zegt dat ze geluk heeft gehad en dat haar ervaringen in loondienst daar aan hebben bij gedragen. Haar column op een prominente plek, pagina 2 in de Volkskrant, versterkt haar positie als freelancer. ‘Veel van de klussen die ik aangeboden krijg, hebben te maken met die plek in de krant. Ik durf de stelling aan dat als de column zou stoppen, die klussen ook opdrogen.’
Vakantie
Sitalsing kwam niet vanzelf in die ogenschijnlijk comfortabele positie. ‘Toen ik net begon als freelancer durfde ik bijvoorbeeld geen vakantie te nemen. Ik zei overal ja op en tikte tot in den treuren columns en artikelen voor titels waar ik nog nooit van had gehoord. Tot er een moment kwam dat ik wist dat het zo niet langer kon.’ Ze besloot te sparen voor vakanties en die ook echt te gebruiken om uit te rusten. ‘Dat betaalt zich uit. Al is dat iets waar je als freelancer naartoe moet groeien. Het vergt ook financiële ruimte.’
Dat merk ik zelf ook. Lange tijd ging ik van de ene generalistische klus door naar de andere. Nu ik sinds een paar jaar de ruimte neem om mij te verdiepen in bepaalde onderwerpen, merk ik dat daar hogere vergoedingen tegenover staan, Daardoor durf ik ook vaker te pauzeren om te reflecteren.
Trends
Sitalsing signaleert vervolgens bepaalde trends. ‘Zo was ik in de jaren 90 bezig met persoonlijke financiële verhalen voor Elsevier. Ik zocht bijvoorbeeld uit wat woekerpolissen voor effect hadden op consumenten. Die vorm van journalistiek kwam overwaaien uit Amerika. Inmiddels is dat genre, mede door Antoinette Hertsenberg, geëvolueerd tot consumentenjournalistiek.’ Sitalsing haalt aan dat journalistiek onderhevig is aan mode. ‘Of in ieder geval subsidieverstrekkers letten daarop.’ Zo is dé trend van nu: onderzoeksjournalistiek. ‘Daar zetten de fondsen op in. Maar ik ben ervan overtuigd dat over een jaar of vijf de focus weer op iets anders komt te liggen.’
Of de burgerjournalistiek. ‘Toen ik die term voor het eerst hoorde, vond ik wel dat er een duidelijke scheiding gemaakt moest blijven worden. Als iedere burger zich journalist gaat noemen, zonder daarbij basisprincipes als vakmatig werken en journalistieke codes, zoals de code van Bordeaux en de leidraad van de Raad voor de Journalistiek, in acht te nemen, is “burgerjournalistiek” een term die het vak uitholt’, meent Sitalsing.
Die zorgen, uit bescherming voor het vak, zijn er ook over de dalende tarieven en de opkomst van monopolisten in de journalistieke bedrijven. En er zijn steeds meer freelance journalisten die door lage tarieven (deels) de overstap maken naar communicatie of marketing.
Het journalistieke hart dat veel collega’s hebben en het blijven vasthouden aan idealen is mooi, maar betaalt de rekeningen niet. Met de flexibilisering van de arbeidsmarkt kunnen de assen van het model van Örnebring freelancers wel helpen bij het inrichten en beschouwen van wat ze verder met hun werk willen én daarvoor nodig hebben. Het levert ook een mooie ingang op voor gesprekken over het vak. Ik ga dat graag aan.
Dit artikel is een reflectie op aflevering 8 van de podcast #freelanceleven. Beluister die via je podcast-app en deel ervaringen met hashtag #freelanceleven. De podcast wordt mogelijk gemaakt door het Lira Steunfonds Reprorecht.
Geleerd van Sheila Sitalsing
• Als freelancer ben je onderdeel van een keten van eindredacteuren, researchers en redacteuren, je hebt elkaar nodig.
• Zorg dat je af en toe afstand/vakantie neemt, dat komt je werk ten goede.
• Investeer in jezelf door bijvoorbeeld bijscholing/cursussen, veel daarvan zijn op te geven als aftrekpost in je belastingaangifte.
• Neem je tarieven serieus, daarmee voorkomen we verloedering van het vak.
Praat mee