EHRM: Russische afluisterwetgeving volstrekt onvoldoende

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft vorige week Rusland veroordeeld voor de forse gaten in het juridisch raamwerk rond geheime surveillance en afluisteren van individuen. Een Russische uitgever die al sinds 2006 tegen vermeende afluisterpraktijken procedeert, kreeg 40.000 euro schadevergoeding toegekend.
Het Hof bekeek de klacht van uitgever Roman Zakharov versus de Russische Staat niet op individueel maar abstract niveau. Dat werd mede ingegeven door het feit dat klager Zakharov, gezien de aard van de geheime surveillance, niet daadwerkelijk heeft kunnen bewijzen dat hij is gevolgd en afgeluisterd.
Dat maakte volgens het Hof niet uit voor de behandeling van zijn klacht: dat het Russische juridische systeem geen effectieve procedure kent voor wie vermoedt dat hij wordt afgeluisterd, is voldoende aanleiding om een klacht onder artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) te honoreren.
Dat artikel regelt het recht op eerbiediging van privé familie- en gezinsleven. Het Hof benoemt na analyse diverse problemen met de huidige Russische wetgeving. Het Hof licht specifiek zes problemen toe:
Er is onduidelijkheid over de precieze omstandigheden waarbinnen de autoriteiten tot afluisteren mogen overgaan. Die witte vlek biedt de autoriteiten vrijwel onbeperkte vrijheid om mensen in het geheim te volgen.
De precieze duur van geheime surveillance is in de wet verder niet vastgelegd. Er zijn daarmee onvoldoende garanties tegen willekeurige en langdurige inmenging in privélevens. Het Hof wijst op het verschil versus taps bij ‘klassiek’ recherchewerk, waar wel beperkingen in wetteksten zijn vastgelegd. “In de praktijk zijn er meer waarborgen ingebouwd met taps rond criminele rechtszaken dan activiteiten rond Russische nationale, militaire, economische en ecologische veiligheid”, constateert het Hof.
Het Hof stelt verder vraagtekens bij het gebrek aan procedures rond opslag én uiteindelijke vernietiging van de verzamelde gegevens.
De juridische toets wanneer tot geheime surveillance mag worden overgegaan is volstrekt onvoldoende, aldus het Hof. De Russische rechtbanken controleren in de praktijk niet of een doelwit wel legitiem is en of afluisteren daarmee noodzakelijk/proportioneel is. Verder is het aantal voorwaarden waaraan voldaan moet worden zo slecht geregeld, dat instanties niet eens de naam van het doelwit of het te tappen telefoonnummer hoeven te vermelden. In de praktijk wordt soms het gehele telefoonverkeer getapt van een gebied waar het doelwit zich in beweegt of criminele activiteit wordt vermoed.
Het Hof stelt verder dat toezichthouders op het afluisteren niet onafhankelijk zijn, noch onderworpen zijn aan onafhankelijke externe controle. De Russische wet regelt bovendien niet hoe controlerende partijen (de Russische president, het parlement en het kabinet) die rol moeten uitvoeren. De aanklagers die wettelijk gezien stappen zouden kúnnen nemen hebben regelmatig een dubbelrol (zowel opdracht geven tot afluisteren als er op toezien, red.) en hun tweejaarlijkse rapporten over geplaatste taps zijn niet beschikbaar voor het publiek.
Als laatste aanklacht op de gebrekkige juridische onderbouwing stelt het Hof dat momenteel enkel mensen die kunnen bewijzen dat ze werden gevolgd, een klacht kunnen indienen. “Aangezien mensen van wie communicatie is onderschept daarvan in Rusland nooit op de hoogte worden gebracht, is bewijs leveren vrijwel onmogelijk”, aldus het Hof. De wet voorziet niet in regelingen om bevestiging te krijgen van mogelijke taps.
De Russische Staat stelde in een verweer dat alle taps in het land “juridisch correct” verlopen. Het Hof is daar dus niet van overtuigd. De Russiche wet is volgens het Hof simpelweg kwalitatief onvoldoende en daarmee niet in staat grenzen aan het afluisteren te stellen, hetgeen in een democratie noodzakelijk is.
Praat mee