Recenseren

In de nieuwe serie Denken & Doen pogen we door te dringen tot de theoretische (denken) en praktische (doen) kern van een journalistieke discipline. Van reportage en nieuwsbericht tot portretterend interview en column. In deze eerste aflevering de kunst van het recenseren.
Denken Verschillende keren maakte Elsbeth Etty deel uit van literaire jury’s, onder meer van de AKO Literatuurprijs en de PC Hooft-prijs. ‘Die jury’s werden altijd voorgezeten door mensen van maatschappelijk aanzien die niet uit de literatuur afkomstig waren, politici bijvoorbeeld. Bij de eerste vergadering vroeg de voorzitter dan naar de selectiecriteria die de andere juryleden hadden. Dan zei iedereen steevast: “Sorry, die hebben we niet.”’
Ook Dana Linssen gelooft niet dat een film of andere kunstuiting te beoordelen is aan de hand van objectieve criteria. ‘Elke film dicteert zijn eigen recensie. Film staat middenin de wereld, de wisselwerking tussen de film en maatschappelijke ontwikkelingen probeer ik te vangen in de recensie. Je kijkt natuurlijk wel naar ambachtelijke aspecten, zoals cameravoering en belichting, maar die zaken bepalen lang niet altijd de kwaliteit van een film. Een mooi voorbeeld vind ik nog altijd Robert Bresson, die als eerste regisseur met amateuracteurs werkte. Dan kun je zeggen: slecht acteerwerk, dus het is een slechte film. Maar Bressons werk is tot op de dag van vandaag ongelooflijk belangrijk, juist omdat hij via die acteurs een nieuw soort zeggingskracht in zijn films kon leggen.’
De onderbouwing bepaalt de kwaliteit van de recensie, vindt Hans Invernizzi, niet het oordeel zelf. ‘De maatstaven die je voor kwaliteit aanlegt, zijn heel persoonlijk. Het gaat erom hoe je je standpunt onderbouwt. Daarin verschilt een professionele journalist ook van iemand die op internet z’n mening geeft, daar roept men vaak maar wat.’
Etty is het hiermee eens: ‘Ik vind de boeken van Kluun om allerlei redenen niet literair, maar als een andere recensent dat wel vindt en hij of zij onderbouwt dat goed, dan is het dus een goede recensie. Als je van kitsch houdt, moet je daar gewoon voor uitkomen. Ik heb helemaal niets met recenserende cultuursnobs die alleen maar hun goede smaak etaleren.’
Volgens Linssen is het een misverstand te denken dat een recensie draait om de vraag of een kunstuiting goed of slecht is. ‘Lezers denken niet in goed of slecht, die vragen zich af of een film ontroert, verwart, verrast, ontregelt of een fabelachtige kleurenpracht laat zien. Bij iedere nieuwe film die ik zie, laat ik me raken – er is altijd suspension of disbelief. Dat tomeloze enthousiasme is misschien wel het belangrijkste wat een recensent moet hebben. Juist omdat het niet om goed of slecht draait, vind ik het aantal sterren of ballen dat ik een film geef het minst interessante deel van de hele recensie.’
Ook Etty heeft niets met de classificatiesystemen die in steeds meer kranten en bladen in zwang raken. ‘Ik verzet me er hevig tegen. Want stel dat je een boek één ster geeft, dan raken de lezers meteen af. Gelukkig hoef ik er nog niet aan, maar ik vrees dat het onvermijdelijk is dat ik op zekere dag ook sterren moet gaan geven.’
Een goede recensent is journalistiek onderlegd en tegelijkertijd inhoudelijk deskundige. ‘Natuurlijk is het belangrijk dat je de feel hebt om creatief te schrijven en je lezers daarmee in je verhaal te trekken’, zegt Invernizzi. ‘Maar hoe mooi het verhaal ook is opgeschreven, als je niet deskundig bent, zal het nooit een goede recensie worden.’
Voor Elsbeth Etty is Kees Fens nog altijd een mooi voorbeeld van iemand die journalistieke ambachtelijkheid combineerde met literaire eruditie. ‘Als een schrijver overleed en Kees moest vlak voor de deadline een necrologie schrijven, ja dat was mooi om te zien. Hoe hij dat hele oeuvre van die schrijver in zijn hoofd had en dan in korte tijd een pakkend stukje schreef. Bij hem kwam het allemaal samen.’
Doen Elsbeth Etty leest een te recenseren boek het liefst twee keer. ‘Met potlood maak ik aantekeningen achterin het boek. Ik slaap slecht, dus ik lees veel ’s nachts. Als ik het boek uit heb, ga ik nadenken over mijn stukje. Aan de hand van mijn aantekeningen herlees ik bepaalde passages. Het oordeel vormt zich dan in mijn hoofd. Vervolgens ga ik mijn stukje tikken, dat kan zomaar een dag duren. Het mooie is dat mijn oordeel tijdens het schrijven soms heel anders uitpakt dan ik het in mijn hoofd had. Het wordt vaak positiever. Het is toch wel mooi, denk ik dan terwijl ik schrijf. Of ik merk dat ik mijn negatieve oordeel niet goed kan onderbouwen. Soms, als ik onzeker ben, kijk ik wat andere recensenten hebben geschreven. Maar het liefst recenseer ik een boek als eerste, dan kun je boek helemaal zelf gaan ontdekken.’
Dana Linssen ziet per week gemiddeld tien films, waarvan vijf nieuwe en vijf oude films of klassiekers. ‘Ik maak graag aantekeningen in de bioscoop, al lees ik die later meestal niet meer terug. In de zaal doe ik twee dingen tegelijk: ik laat me vervoeren en ben tegelijkertijd kritisch. Het traject tussen het zien van een film en het schrijven van de recensie is heel belangrijk: je loopt op straat en denkt na, verteert de film als het ware. Ik schrijf niet snel en ook niet langzaam, ik doe zo’n twee tot vijf uur over een recensie. Het is prachtig om te zien hoe je tijdens het schrijven vanzelf op een andere gedachte op invalshoek kunt komen. Het schrijven als autonoom proces.’
Hans Invernizzi waakt ervoor de journalistieke basisprincipes uit het oog te verliezen als hij recenseert. ‘De feiten moeten kloppen. Als je een vergissing maakt, verlies je in een klap je geloofwaardigheid. Waar ik bij het schrijven tegenaan loop, is dat er steeds minder ruimte is voor een recensie in de Stentor. Vroeger had ik minimaal 500 woorden, nu vaak nog maar 300. Dan is het moeilijk om je betoog nog goed te onderbouwen, ik merk dan vaak toch dat ik water bij de wijn doe, iets te kort door de bocht ga. Aan de andere kant dwingt de beperkte ruimte je om kernachtig te zijn en dat is goed. Lees maar eens een gamerecensie op internet. Niet om door te komen, dat lult maar door.’
Schandalige vraag
Gevraagd naar zijn definitie van goede popmuziek zegt popjournalist en winnaar van de Pop Media Prijs Tom Engelshoven: ‘Wat een ongelofelijk stomme vraag is dit! Ik word gedwongen na te denken over iets waar ik nog nooit over heb nagedacht. Er zijn geen maatstaven in het leven, voor niets. Schandalig dat je me dit hebt gevraagd, ik hoef niet meer verder te praten, tot ziens.’
Illustratie: Maaike Putman
Praat mee