Eind aan het experiment: De Limburger gaat alleen verder

Waar allerlei deskundigen publiek-private samenwerking in de media propageren, keert De Limburger zo’n experiment juist de rug toe. ‘s Lands grootste regionale krant trekt zich terug uit de nieuwssite 1Limburg. De nieuwe hoofdredacteur Roy op het Veld: ‘Die buitenboordmotor moet achter ons éigen schip’.
Het experiment waar half journalistiek Nederland belangstellend naar keek, is mislukt. Hoewel, je kunt ook zeggen dat het staaltje publiek-private samenwerking te góéd gelukt is. Daarom trekt hoofdredacteur Roy op het Veld (46) zijn krant De Limburger uit de nieuwssite 1Limburg terug. De joint venture met de regionale omroep L1 houdt daarmee op te bestaan.
Voor De Limburger, met een betaalde oplage van 125.000 ’s lands de grootste regionale krant, zou het waarschijnlijk goed zijn als daarmee ook 1Limburg ophield te bestaan. Maar de omroep wil met de site door - niet geheel onlogisch gezien de bezoekcijfers. Daarom moet Op het Veld per 1 februari de concurrentieslag aan met een site die zijn krant vanaf 2014 zelf voor 50 procent heeft opgekweekt.
Emotioneel zal de hoofdredacteur daar weinig moeite mee hebben. Toen hij op 1 mei 2016 aantrad uitte hij meteen al zijn twijfels over het project. ‘Maar voor de mensen die mede aan wieg van 1Limburg hebben gestaan is het een pijnlijk proces,’ zegt de oud-adjunct van Het Financieele Dagblad (FD) op zijn nieuwe hoofdkwartier te Sittard. ‘Dat onze krant deze weg moet inslaan, is ter redactie overigens onomstreden. 1Limburg is een buitenboordmotor. Die moet op ons eigen schip, anders hebben we er weinig aan.’
Elke nieuwe hoofdredacteur wil zijn visitekaartje afgeven. Op het jouwe staat in grote letters ‘internet’.
‘Dat klopt. Want dat is wat ik met hoofdredacteur Jan Bonjer bij het FD heb gedaan: print consolideren en digitaal ontwikkelen. In dat laatste loopt De Limburger flink achter. We hebben bijvoorbeeld nog geen betaalmuur.’
Je voorganger Huub Paulissen zei in 2014 zelf: ‘Ik heb geen verstand van de digitale wereld’.
‘Dat kan dus niet meer voor een hoofdredacteur anno 2017.’
Je bent ook een ander type dan Paulissen, is de redacteuren van De Limburger opgevallen.
‘Ik heb een ander CV. Paulissen was groot geworden bij deze krant, op de sportredactie met name. Ik kom van buiten.’
Je hebt bovendien een ander karakter. Paulissen kon behoorlijk ongeduldig en zelfs bot zijn.
‘Dat heb ik zelf niet meegemaakt, maar ik probeer open en communicatief te zijn. Mensen erbij te betrekken. Ik wil aandacht besteden aan de redactiecultuur. Die was zoals de sollicitatiecommissie het formuleerde “inert” geworden. Zo van: laat mij gewoon mijn ding doen en laat me verder met rust. Dat komt mede door de periode waarin de Britse investeringsmaatschappij Mecom eigenaar van deze krant was, van 2006 tot 2014. Mecom investeerde totaal niet in de krant en de mensen en stuurde alleen op bedrijfsresultaat. Dat heeft dit bedrijf geen goed gedaan.’
‘Als hoofdredacteur moet je sturen op ontwikkeling. Dit is van oudsher een echte krantenredactie. Maar de lezer gaat van print naar digitaal, óók in de provincie. Dus moeten we de lezer volgen.’
Waarom doen jullie dat nu pas?
‘Het lukte deze krant voorheen niet om zelf een goede nieuwssite te maken. Daarom ging De Limburger in 2014 een samenwerking aan met de regionale omroep L1. Snel webnieuws ligt dichter bij radiojournalistiek dan bij krantenjournalistiek, was de gedachte, en dat klopt ook wel. De Limburger en L1 zouden al hun Limburgse nieuws exclusief op 1Limburg zetten. Onze eigen site ging dus op een laag pitje. Er stonden eigenlijk alleen achtergrondverhalen op. Het idee achter 1Limburg was: hoe we er geld mee gaan verdienen weten we nog niet, maar we gaan in elk geval bereik creëren, en hopelijk kunnen we met bijvoorbeeld geo-tagging lucratieve commerciële diensten aanbieden.’
En, hoe liep dat af?
‘1Limburg is een groot succes geworden. Over de journalistieke inhoud kun je debatteren - we hebben veel 112-nieuws, sport en Bekende Limburgers zoals Chantal Janzen, André Rieu en Max Verstappen - maar het is een heldere formule en het bereik is groot: bijna 200.000 bezoekers per dag. En heel belangrijk: daar zitten ook jonge lezers bij. Alleen leverde het niet genoeg op om uit de rode cijfers te komen. Dus gaan we het nu zelf doen, met onze vernieuwde app en site delimburger.nl. Dat past ook veel beter in de éénmerkstrategie die onze huidige eigenaar, het Vlaamse Mediahuis, voorstaat. Al blijven de ‘1Lokaal’-huis-aan-huisbladen van Mediahuis, zoals 1Heerlen en 1Kerkrade, gewoon zo heten.’
Wat is je ambitie?
‘Delimburger.nl trok de laatste tijd 70.000 bezoekers per dag. Eind dit jaar wil ik 1Limburg voorbij zijn.’
Een regionale krant als De Limburger hoeft gelukkig voor jullie iets minder haast te maken met het digitale traject dan een zakenkrant als het FD.
‘Ja, maar ik heb vanaf dag één gezegd: delimburger.nl moet een volwaardige nieuwssite worden, want het lezersbestand vergrijst en ontgroent. Steeds minder dertigers lezen onze krant. Die urgentie is hier lang niet gevoeld. De redactie dacht: “We dóén toch aan internet? In Maastricht, waar de redactie van 1Limburg zit”. Die houding van digitaal achterover leunen zat deze krant in de weg.’
Je bent geboren Limburger, maar hebt lang in Amsterdam gewerkt en gewoond. Hoe is het om weer terug te zijn?
‘Ik kom uit Noord-Limburg. Dat is een andere wereld dan Zuid-Limburg, heb ik inmiddels ervaren.’
Was je je daar vroeger al bewust van?
‘Ja, maar dat bewustzijn is sinds mei vorig jaar verder toegenomen. Ik kom uit Belfeld, een dorp tussen Venlo en Roermond. Als wij vroeger zeiden: “We gaan naar de stad”, dan was dat Venlo. Ik ben met mijn ouders nooit naar Maastricht geweest. Zuid-Limburgers hebben gevoel dat zij de échte Limburgers zijn. Daar zit ook het politieke centrum. Maar vergis je niet, héél Limburg heeft een Calimero-complex. Limburgers voelen zich achtergesteld. Dat komt door de ligging en wordt versterkt door het dialect. We zijn hoorbaar anders.’
Dat biedt kansen als krantenmaker: een homogene provincie, en dan ook nog met Calimero-complex.
‘Het ís dus niet homogeen. Als FD-verslaggever zocht ik contact met René van der Linden, destijds voorzitter van de Raad van Europa. Ik stuurde hem een mail waarin ik melding maakte van het feit dat ik net als hij Limburger was. Van der Linden belde me vrij snel op. Zijn eerste vraag: “Waar kom je vandaan? Belfeld? O, Nóórd-Limburg!’”
Oké, maar er staat wel ‘Limburg’ op de dingen die jullie maken. En het Limburgs Dagblad, dat alleen nog maar in titel van De Limburger verschilt, noem je in steeds meer gemeenten gewoon De Limburger.
‘Dat klopt. En ik denk ook dat in geen enkele andere provincie de inwoners hun identiteit zo sterk ontlenen aan hun regio. Een gezamenlijke vijand als “Den Haag” helpt om dat gevoel te versterken.’
Je hebt zelf op deze baan gesolliciteerd. Hoe belangrijk was het dat je van origine Limburger bent?
‘Ik geloof niet dat het een knock-out-criterium was, maar het was wel extra streepje voor.’
Ben je weer in Noord-Limburg gaan wonen?
‘Nee, in Maastricht. Als je met je Amsterdamse vrouw en Amsterdamse kinderen het gesprek aangaat over emigratie naar Limburg, heb je de meeste kans als je Maastricht oppert. Die stad ademt even veel plezier als Amsterdam.’
De Limburger maakt nu acht edities. Ik heb gehoord dat jullie redacties gaan samenvoegen.
‘Ja. We hebben nu regioredacties in Maastricht, Sittard, Heerlen, Roermond en Venlo. Als je mij als lezer neemt: ik woon in Maastricht, werk in Sittard en kom uit de buurt van Venlo. Dus mijn oriëntatie is breder dan we nu onze regioredacties georganiseerd hebben. Dat geldt voor heel veel lezers. We willen dus toe naar een regioredactie Zuidstad en een regioredactie Noord/Midden.’
Kost dat banen?
‘Nee. Het is geen bezuiniging om het aantal fte’s te reduceren.’
Maar je bezuinigt wel op de huisvesting. Hoe is het plan gevallen bij de redacteuren?
‘Ehh, goed, maar er zijn ook wel zorgen. Zoals: verliezen we niet te veel het contact met de lokaliteit?’
Dat is toch ook het bestaansrecht van een regionale krant?
‘We hebben drie jaar geleden al afscheid genomen van stoeptegeljournalistiek, zoals we dat hier noemen. We schrijven dus niet meer over het bestemmingsplan voor een nieuw fietspad in Hoensbroek, tenzij een wethouder erover struikelt. Een verhaal dat voor maar honderd mensen relevant is, kan niet meer.’
De Limburger is altijd sterk geweest in onderzoeksjournalistiek. In hoeverre blijf je daar op inzetten?
‘Volop. Wij hebben een eigen onderzoeksredactie. Zo voegen we echt iets toe. De hele affaire-Jos van Rey is bijvoorbeeld door deze redactie losgepeuterd. En we hebben twee journalisten langer dan een half jaar vrijgesteld voor onderzoek naar radicalisering in de regio. Hun boek komt binnenkort uit. Het gaat over hoe een jongen uit Maastricht in korte tijd radicaliseerde en een zelfmoordaanslag pleegde in Bagdad, en zo de grootste massamoordenaar uit de Nederlandse historie werd. Meer diepgang kun je niet bereiken als journalistieke titel. En we hebben nu maatschappelijk relevante kennis en veel contacten opgedaan.’
Hoofdstedelijke journalisten wordt vaak verweten dat ze geen feeling hebben met wat er gebeurt in de wijken waar zij niet wonen. Is dat hier in Limburg net zo?
‘Ja. Ook wij moeten vaak horen dat we tot “de elite” behoren en dus per definitie verdacht zijn. Daarom zijn we het project “Wat beweegt Limburg?” gestart. Niet om een spreekbuis van de PVV of van wie dan ook te worden, maar wel om zichtbaar te krijgen waar lezers dagelijks mee te maken hebben en hoe ze denken over onderwerpen als immigratie, criminaliteit en de gezondheidszorg. Zo willen we weer aansluiting krijgen bij de lezers die zich niet gehoord voelen.’
Jullie plaatsen de laatste maanden regelmatig grote stukken uit NRC Handelsblad. Was dat jouw idee?
‘Inderdaad. De redactie van De Limburger concentreert zich echt op Limburgs nieuws. Voor Nederland en de wereld maken we gebruik we van het ANP, het AD en de NRC en daarnaast hebben we toegang tot de kopij van Belgische titels van Mediahuis. We plaatsen dus ook wel eens iets uit De Standaard of Het Belang van Limburg.’
Het AD is van De Persgroep, de grote concurrent van Mediahuis. Hoe logisch is het dan dat jullie daar kopij van blijven afnemen?
‘Toen Mecom zijn regionale kranten ging verkopen aan De Persgroep, is De Limburger eruit getild en aan het Vlaamse Concentra (mede-eigenaar van Mediahuis, BG) verkocht. Onderdeel van die transactie was een langjarig afnamecontract met het AD. Die artikelen hebben we nodig om onze binnen- en buitenlandpagina’s te maken, want daar hebben we geen eigen redactie voor. Om een kwaliteitsimpuls te geven en omdat zij ook bij Mediahuis zitten, hebben we een contract met de NRC gesloten: een X aantal artikelen voor bedrag Y per jaar. Cherry picking.’
Mediahuis wil de Telegraaf Media Groep overnemen. Is het een optie om dan Telegraaf-kopij te gebruiken?
‘Nou, je moet niet te veel titels mengen. Onze AD-kopij is niet zichtbaar AD-kopij, maar met NRC Handelsblad heb ik de afspraak dat we dat er duidelijk bij zetten. Gevoelsmatig zeg ik: je moet het AD óf De Telegraaf nemen. En we zijn niet ontevreden over het AD.’
Liever AD-kopij dan Telegraaf-kopij?
‘Voorlopig wel. Die past dat ook beter bij De Limburger qua onderwerpkeuze en tone of voice. Het AD heeft bovendien veel regiotitels. Hun mindset is dus meer gericht op de regio.’
Zou een overname van TMG door Mediahuis een goede zaak zijn?
‘Mediahuis kan zo schaalvoordelen creëren. Vooral op commercieel vlak: sales, IT, productontwikkeling. Een deel van het succes van je bedrijf wordt bepaald door of je een Netflix-achtige interface weet te creëren. Dan kun je wellicht hele gezinnen als abonnee werven die vier gepersonaliseerde accounts aanmaken. Je moet de “wauw-factor” inbrengen. En De Telegraaf verliest al vele jaren tienduizenden abonnees per jaar. Mediahuis lijkt me dé partij die daar iets aan kan doen. De Persgroep zou het ook kunnen, maar is in Nederland te groot. Dan zou Christian Van Thillo eerst iets anders moeten verkopen.’
Wat kunnen die Belgen toch dat wij niet kunnen?
‘Ze hebben oog voor digitale ontwikkeling en zijn tegelijk als geen ander in staat om papier te koesteren. De Limburger had afgelopen jaar 3 procent oplagedaling. Het jaar daarvoor was het 5 procent. Het verschil is Mediahuis. We hebben de krant gerestyled, een zaterdagmagazine geïntroduceerd en daar een dijk van een campagne tegenaan gegooid. Je moet papier niet weggooien voor je een alternatief hebt ontwikkeld. TMG predikt nu audiovisuele journalistiek en de krant lijkt een beetje tweede viool te spelen. Ik denk dat Mediahuis daar een andere balans in gaat aanbrengen.’
Je hebt een voor een journalist nogal afwijkende achtergrond.
‘Ik heb een lange mars door onderwijsland gemaakt: Mavo, MTS werktuigbouwkunde, HTS bedrijfskunde en vervolgens TU techniek en maatschappij. Mijn afstudeerstage liep ik bij een softwarebedrijf. Dat vond ik zo dodelijk saai dat ik dacht: dit ga ik niet de rest van mijn leven doen.’
‘Daarna loste ik een tijdje vrachtwagens en was ik suppoost in een museum. Eigenlijk had ik geen heel sterke motivatie om de journalistiek in te gaan. Maar ik vond schrijven leuk en had het gevoel dat ik iets te vertellen had, over automatisering en over internet, dat toen opkwam. Ik volgde een cursus ‘Inleiding in de journalistiek’ via de LOI en ben gaan solliciteren. Het VNU-blad Computable wilde wel eens iemand die geen journalistiek, geschiedenis of politicologie had gestudeerd, maar wel wist hoe een database werkt. Drie jaar later, in 2000, werd ik aangenomen als redacteur bij Het Financieele Dagblad. In 2012 werd ik adjunct.’
In zijn afscheidsspeech voor jou vertelde FD-hoofdredacteur Jan Bonjer dat je, toen je zijn tweede man was geworden, tegen hem zei: ‘Ik wil alles van je leren wat nodig is om hoofdredacteur te worden’.
‘Dat was mijn eigen ontwikkeldoel. En Bonjer heeft ontzettend veel ervaring.’
Wat is het belangrijkste dat je van hem hebt geleerd?
‘Pfoeh, zovéél. Een van de belangrijkste dingen is dat people management geen softe business is. Dat kan soms heel hard zijn. People manager zijn betekent namelijk niet dat je een allemansvriend bent. Het betekent dat je open en eerlijk bent. Dat kan confronterend zijn.’
Roy op het Veld werd in 1970 geboren in het Limburgse Belfeld. Na de Mavo ging hij naar de MTS, de HTS en de TU. Na drie jaar Computable (VNU) werd hij in 2000 verslaggever bij Het Financieele Dagblad. Hij schreef over technologie en energie en leidde de deelredacties beleggen en ondernemen. In 2012 benoemde Jan Bonjer hem tot zijn adjunct. Sinds 1 mei 2016 is Op het Veld hoofdredacteur van De Limburger.
Praat mee