Brussel verdient zijn waakhonden
Voor het eerst in ruim vijftig jaar Europa loopt in Brussel het aantal correspondenten terug. Hun beroepsorganisatie, de Association de la Presse Internationale (API), zint op actie. Want Europa verdient dat debat, én het verdient zijn waakhonden, vindt Brussel-correspondent en API-bestuurslid Frans Boogaard van Algemeen Dagblad.
In de kast bij Pier Soldati, accreditatieverantwoordelijke bij de Europese Commissie, liggen de geel/rode badges nog hoog opgestapeld. Op 15 februari moet iedereen zijn of haar nieuwe perskaart voor 2010, met toegang tot alle Europese gebouwen, hebben opgehaald. Dit jaar voor het eerst blijven er een massa liggen.
In Nederland gingen Telegraaf en Volkskrant van twee naar één, de laatste GPD’er doet waarschijnlijk deze zomer het licht uit. Maar de tendens is algemeen. ‘Zwitserland, Italië, Frankrijk – uit alle landen zie ik mensen vertrekken. Estland, Letland en Litouwen hebben samen nog drie à vier correspondenten, die alle media bedienen’, aldus Soldati. Het goede nieuws is dat de Georgische tv een correspondent heeft aangesteld, en ook de Roemeense pers haar aanwezigheid licht heeft opgevoerd.
De Association de la Presse Internationale (API), formele belangenbehartiger van het Brusselse correspondentencorps, maakt zich grote zorgen. Steeds minder journalisten (stand van 2 februari 2010: 847 journalisten en 237 technici, vorig jaar: 1006 en 320 technici) controleren een steeds groter en belangrijker Europa. Nu dus nog geen negenhonderd op een Commissie met 38.000 ambtenaren, 15.000 lobbyisten, een 751 leden tellend Parlement dat op twee plaatsen vergadert en sinds 1 december (Lissabon!) massa’s extra bevoegdheden heeft, een Ministerraad die in wisselende samenstelling ook op twee plaatsen vergadert en verder kriskras door Europa reist – en dan pakken de meeste correspondenten ook de NAVO en België, of soms de hele Benelux, nog even mee.
Tegenover het dalende aantal correspondenten staat een steeds agressievere PR vanuit de instellingen, met web-tv, gratis foto’s en eigen interviews. Commissievertegenwoordigingen in het buitenland geven hun eigen persconferenties. En anders dan vroeger zijn bijna alle briefings, persconferenties en publieke vergaderingen te volgen via internet. Natuurlijk profiteren ook de correspondenten daarvan – door Straatsburg vanuit Brussel te ‘doen’, bijvoorbeeld – maar het brengt sommige media ook op het idee dat Brussel dan net zo goed vanuit het buitenland te volgen is – wat natuurlijk voorbijgaat aan het belang van persoonlijke contacten, jarenlange kennis van het Europese labyrint en achtergrondinfo.
API zint nu op mogelijkheden om de toegevoegde waarde van de aanwezigheid in Brussel nog te vergroten en duidelijker te maken, eventueel zelfs door de niet-geaccrediteerde pers op achterstand te zetten: door een apart, rijker internetgebied met beperkte toegang, mailen in plaats van online zetten, of één of twee uur vertraging in de publicatie. ‘Transparantie is niet: iedereen alles op hetzelfde moment geven. Direct alles naar de burger communiceren is altijd een droom van totalitaire regimes geweest. Het is aan ons te bepalen wat belangrijk is, niet aan de instellingen. Als journalisten aan die communicatie niet te pas komen, elimineer je de democratische rol van de pers’, aldus AOI-voorzitter Lorenzo Consoli (APCOM), niet voor niks Italiaan, in de jongste bestuursvergadering.
We moeten het daarover nog hebben, want ik vind dat je als journalist geen seconde de verdenking op je mag laden te pleiten voor informatiebeperking, al erken ik grif dat openheid vaak schijnopenheid is. De dagelijkse midday briefing van de Commissie is er inhoudelijk niet op vooruitgegaan sinds ze ook daar weten dat de Permanente Vertegenwoordigingen van alle lidstaten meeluisteren. En bij de meeste Ministerraden kun je het publieke deel wel overslaan. De ministers vallen zelf bijna in slaap, en zeggen elkaar pas weer echt de waarheid als de deuren gesloten zijn.
Het idee van door API zelf te organiseren achtergrondbriefings is okay, al vraag ik me af hoeveel collega’s daarop zitten te wachten. Tientallen denktanks doen dat al. Meer gesprekken, in kleine kring, met Commissarissen en de raadsvoorzitter lijken me wel prima. Of en in hoeverre Europa zelf wil meewerken om zijn status als diplomatieke subhoofdstad van de wereld te handhaven, moet blijken. Dringende verzoeken van API om ook met het oog op het groeiende aantal éénmansposten de plenaire EP-zittingen in Straatsburg, één week per maand, te vrijwaren van gelijktijdige Ministerraadszittingen in Brussel of Luxemburg, lopen al twee jaar vast op onwil van de Raad, bestaande uit regeringen die blijkbaar het Parlement alleen in verkiezingstijd belangrijk vinden.
API zelf is superdemocratisch, en dus kunnen leden en niet-leden, ook van buiten Brussel, hun zegje doen over de te voeren strategie: op 18 maart, vanaf 10 uur, Résidence Palace aan de Wetstraat 155 (metro Schuman). Europa verdient dat debat, én het verdient zijn waakhonden.
Frans Boogaard is correspondent voor het Algemeen Dagblad in Brussel en bestuurslid van API
Praat mee
1 reactie
Kees Cornelder, 4 februari 2010, 21:08
Bij overheden en bedrijven (uitgevers behoren daartoe) is dit een regelmatig optredende, gevleugelde uitdrukking: “Daar hebben wij geen geld voor”.
Eigenlijk hoort het woordje “over” er achteraan te worden geplakt, want dat is de kern van de zaak: prioriteiten-stellen.
Met andere woorden, is ‘Europa’, ‘Brussel’ et cetera zegmaar via de route van het ‘kasboek’ afgeschreven door H.H. uitgevers, wegens gebrek aan maatschappelijk belang?
Nogal griezelig dus.