Bang voor ‘de vuile was’

De hoofdpersoon uit het boek ‘Vandaag koop ik alle kleuren’ is Twan. Hij hield zijn ziekte schizofrenie jarenlang voor iedereen verborgen. Tot hij bevriend raakte met journalist Karin Anema. Dat leidde tot een bijzondere samenwerking en tot een boek. Het manuscript was klaar toen Twan plotseling overleed. En toen ging zijn familie zich ermee bemoeien.
Mijn boek ‘Vandaag koop ik alle kleuren’ gaat over Twan (63) met de diagnose schizofrenie. Na decennia van diepe eenzaamheid en psychoses had hij sinds twintig jaar een zelfstandig leven opgebouwd en werk gevonden. Zijn levensgeschiedenis en het label ‘schizofrenie’ hield hij als een huidziekte verborgen. Tot wij bevriend raakten. Nietsontziend gaf hij zich bloot om van zijn levensverhaal een boek te maken.
Ik heb me sterk in hem ingeleefd, terwijl ik tegelijkertijd probeerde voldoende afstand te bewaren om erover te kunnen schrijven. 7 juli 2014 las Twan de laatste versie. Hij zette zijn paraaf, sloeg het manuscript dicht en zei: ‘Een triest verhaal, maar zeer waar. Het is alsof je mijn leven lang bij me bent geweest. Ik ben je zeer dankbaar.’ Zijn wens was dat er een katern met zijn kunst in het boek zou komen. De cover – een door hem gekozen foto van hem als 27-jarige – stond al in de aanbiedingsbrochure van de uitgeverij.
Op 18 juli is hij een plotselinge, natuurlijke dood gestorven. Een etmaal na ons laatste telefonische contact heb ik hem gevonden. Die afschuwelijke dag trof ik zijn familie met wie hij een spaarzaam, eenzijdig en onpersoonlijk contact onderhield. Twan was een buitenbeentje, dat niet-gekend was. Bewust had hij hen niets over het boek verteld. ‘Als ze ooit commentaar mochten hebben, zal ik zeggen dat ze blij mogen zijn dat er allerlei saillante details niet in staan.’ Om misverstanden te voorkomen vertelde ik de familie dat Twan zo verguld was met het manuscript. Niet beseffend dat ik hen daarmee op een idee bracht.
Na de crematie belden ze de uitgever: Twan zou geen toestemming voor het boek hebben gegeven, hij zou geen idee van zijn handelen hebben gehad. Ze eisten inzage in het manuscript en wilden Twan’s foto van de cover. Naar mij probeerden ze zichzelf extra sterk te maken door te roepen dat zij als ‘erven van’ de enigen waren die rechten hadden. Ik kon begrijpen dat ze vragen hadden en bood aan het boek toe te lichten. Die handreiking weigerden ze bot: eerst het manuscript.
Mijn uitgever wuifde de problemen weg: ‘Laat maar blazen, ze hebben geen poot om op te staan.’ Veiligheidshalve schakelde ik de juridische afdeling van de NVJ in. Ik stond sterk: in het boek staan geen grievende passages over de familie, evenmin komen ze er met naam in voor. Uit jurisprudentie bleek dat er ‘vanzelfsprekend in een biografie ook personen voorkomen die een rol in dat leven hebben gespeeld… er is geen rechtsregel die gebiedt dat inzage moet worden verstrekt aan alle in het boek te vermelden personen ...’
Om de verkrampte commotie over het boek weg te masseren, stuurde ik aan op contact. Uiteindelijk stemde de woordvoerder in met een telefonisch gesprek. Wat stond er over hun in het boek? Niets noemenswaardigs. Allesbepalend in het boek is Twans leven. Over zijn lange weg van leven in verborgenheid en eenzaamheid, hoe hij zich op eigen kracht naar boven had geworsteld, en hoe hij zijn leven had opengebroken voor het boek.
Uit het gesprek bleek schaamte. De familie was bang voor ‘de vuile was’, voor journalisten op hun stoep en voor passages over het slachthuis waar Twan als jongen had moeten werken. Iedereen in hun geboortedorp – waar overigens niemand meer woonde – zou weten om wie het ging. Er waren ontoelaatbare dingen in hun familie gebeurd. Ik verzekerde hen dat die in mijn hoofd zaten, maar niet in het boek.
Na afloop mailde de woordvoerder ‘graag een punt achter de discussie te willen zetten.’
Met het gevoel de tunnel door te zijn, zag ik opgelucht het boek naar de drukker gaan. Diezelfde dag kwam er een nieuwe intimidatiegolf. Bij het ontleden van Twans computer hadden ze een versie van het manuscript gevonden. Zonder aan te tonen wat niet zou deugen, dreigden ze met een proces tenzij de uitgever en ik hun eisen voor een bepaalde datum inwilligden. Het oeverloze arsenaal van eisen kwam neer op een publicatieverbod. In naam van het nette excuus om de ‘nagedachtenis aan ons pa en ons moe’ te redden – de familie-eer – moest Twan en ons boek wijken.
De uitgever besloot het manuscript bij de drukker vandaan te halen.
Er kwamen aangetekende brieven. De familie probeerde te incasseren op hun dreiging en dwingelandij. Hun leven lang hadden ze Twan afgeweerd, weggekeken en geen meegevoel getoond. Hem alsnog respecteren, een plek, stem en gezicht geven, was wel het laatste.
Ontsteld door deze minachtende houding en gesteund door de NVJ zette ik door. Mijn uitgever raadpleegde een advocaat. Die trof in het manuscript de woorden ‘seks en drugs’ aan en vanaf dat moment regeerde de angst voor smaad, ook al betrof het de hoofdpersoon zelf … Het boek belandde in drijfzand.
Ik probeerde de zaak vlot te trekken door een andere cover – met een suggestief beeld – voor te stellen. Maar mijn uitgever wilde ook aan de tekst sleutelen om ‘het uiterste te hebben gedaan om de privacy van de familie niet te schaden en details waar je de omgeving uit zou kunnen herkennen, eruit te halen.’ Waarom het verhaal in Brabant? Kon het niet verplaatst worden naar Friesland? Deze kunstgreep weigerde ik. Ik stelde voor om het geboortedorp naamloos te maken. Maar hij stond er op alles wat tot de geboorteplaats te herleiden was te schrappen. Dat voelde als het aanvreten van Twans specifieke waarnemingen en als een pijnlijk zuurstofmasker voor mij als schrijver. Hier en daar heb ik dorpsbeschrijvingen versimpeld. Geen lezer die het echt zal merken, maar dit angstvallige opereren lag mij niet. Mijn zorg was ook zo min mogelijk af te wijken van de door Twan geaccordeerde versie.
Tenslotte leidde de disclaimer tot gesteggel over het genre. Literaire non-fictie geeft meer vrijheid dan non-fictie, zoals de uitgever het wilde labelen: de magie van ‘echt’ om publiek te trekken. Hoe echt kan ‘waargebeurd’ zijn? Het betreft hier toch een evocatie van het gebeurde?
Ondanks deze hordeloop van versperringen ben ik geen moment van plan geweest het boek in de papierbak te storten. Mijn verantwoordelijkheid naar Twan drukte zwaar. Bovendien heeft zijn verhaal universele betekenis. De strijd tegen uitsluiting, alleen staan en controleverlies geldt voor iedereen.
Kortom, een plotselinge dood kan zorgen voor een mijnenveld. Het schrijven van dit boek was heel intiem werk en als schrijfster mocht ik blij zijn met het geschonken vertrouwen van Twan. Al onze energie ging naar het samenwerkingsproces. Iets samen vastleggen zou ridicuul zijn geweest en de weg hebben versperd. Maar helemaal de regie heb je nooit. Zoals over het bekrompen egoïsme van de ‘erven van’ omdat zij Twan niet de vrijheid wilden geven zijn verhaal te doen. Als je rekening houdt met ego’s van andere familieleden kun je dit soort boeken niet schrijven.
Het boek, eind januari gepubliceerd, wordt goed ontvangen. De familie, die een volgende druk vreest, blijft zichzelf in het middelpunt plaatsen. Een slappe echo van de woede. Zelfs voor de kunst van Twan zijn ze bang, want ook die mag niet gezien worden. Zowel het boek als zijn kunst zijn een overwinning op de dood.
Karin Anema (1955) begon na de Universiteit Wageningen haar eigen bureau voor journalistieke producties. Daarnaast schrijft zij lite- raire non-fictie: ‘Mexicaanse sneeuw’, ‘De weg naar Villarbón’, ‘De Noorse liefde van W.F.Hermans’, ‘De groeten aan de koningin – reis naar Suriname’, ‘De Laatste grens – op rendiertrek met de Sámi’ (shortlist Bob den Uylprijs) en ‘Anders dan Afrika – reis naar het hart van Ethiopië’. Bovendien geeft ze lezin- gen en schrijf- workshops. Onlangs kwam haar boek ‘Vandaag koop ik alle kleuren – het levensverhaal van een man en zijn psychoses’ uit (Van Gennep, ISBN 9789461642592, € 18,50).
Praat mee