Europees Hof torpedeert bewaarplicht
Het Hof van Justitie van de Europese Unie verwijst de bewaarplicht zoals die binnen Europa wordt gehanteerd voor het opslaan van communicatiegegevens naar de prullenbak. De richtlijn is in strijd met het fundamentele recht op bescherming van het privéleven en het fundamentele recht op bescherming van persoonsgegevens, zoals vastgelegd in de grondrechten van de Europese Unie. De richtlijn is ongeldig, aldus het Hof. In het vandaag gepubliceerde arrest [.pdf] stelt het Hof dat "de richtlijn, door het bewaren van deze gegevens verplicht te stellen en door toegang ertoe toe te staan aan de bevoegde nationale autoriteiten, zich op bijzonder ernstige wijze inmengt in de fundamentele rechten op eerbiediging van het privéleven en op bescherming van persoonsgegevens."
Het Hof vervolgt: “Deze gegevens kunnen, in hun geheel beschouwd, zeer nauwkeurige aanwijzingen verschaffen over het privéleven van degenen van wie de gegevens worden bewaard, zoals de gewoonten van het dagelijkse leven, de plaatsen van permanent of tijdelijk verblijf, de dagelijkse verplaatsingen of verplaatsingen van andere aard, de uitgeoefende activiteiten, de sociale relaties en de gefrequenteerde sociale milieus.”
Het Hof erkent dat de daadwerkelijke inhoud van de communicatie niet wordt bewaard en dat er een wezenlijk algemeen doel met de data-opslag wordt gediend: het bestrijden van ernstige criminaliteit en de bescherming van de openbare veiligheid. Desondanks heeft de Europese Unie met de richtlijn “grenzen overschreden” waar het beginsel van evenredigheid betreft.
De allesomvattende opslag, waarbij elektronische communicatie van iedereen - zonder onderscheid, beperking of uitzondering - wordt opgeslagen buitenproportioneel. Er is bovendien “geen enkel objectief criterium” dat de ernst van de inmenging rechtvaardigt. Er is tevens geen zekerheid dat nationale overheden de informatie enkel gebruiken voor het bestrijden van criminaliteit, zoals bedoeld. Het Hof verwijst naar de summiere definitie van ‘ernstige criminaliteit’ in de richtlijn. Het stoort het Hof dat toegang tot de gegevens niet afhankelijk is gemaakt aan toetsing vooraf door een rechterlijke instantie of onafhankelijk bestuurslichaam.
Het ontbreekt aan objectieve criteria waarmee de bewaarperiode (die varieert van 6 maanden tot zelfs twee jaar) wordt gerechtvaardigd, aldus het Hof. Dat de bewaarplicht zelfs niet voorschrijft dat de verzamelde data op Europees grondgebied moet worden bewaard, is volgens het Hof eveneens een groot probleem.
Thomas Bruning, algemeen secretaris van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ), vindt het een goede zaak dat de bewaarplicht ongeldig is verklaard: “Het belangrijkste aan deze afwijzing is dat een onnodige inbreuk op de privacy van burgers wordt voorkomen. Een bijkomend voordeel is dat het moeilijker wordt voor bijvoorbeeld Justitie om telefoongegevens op te vragen bij providers. Dat is van belang wanneer het gaat om het beschermen van je bron. Je wilt niet dat de overheid aan de metadata kan afleiden wie je hebt gesproken.”
Bruning wijst op een zaak waarbij freelance journalist Nick Kivits was betrokken en bepaalde telefoongegevens waren opgeslagen in het strafdossier. “Daardoor was een gesproken bron, die dacht vertrouwelijk zijn verhaal te kunnen doen, onbeschermd.”
Het Hof woog de bewaarplicht op verzoek van de hoogste juridische instanties van Ierland en Oostenrijk.