— maandag 25 september 2017, 11:30 | 0 reacties, praat mee

Voor Sinan Can is ellende brandstof geworden

© TRIK

Sinan Can wil met zijn documentaires de wereld een stukje beter maken. Afgelopen zomer reisde hij dwars door Irak en Syrië voor zijn nieuwe tweeluik ‘In het Spoor van IS’, in de hoop dat zijn kijker daarna beter begrijpt waarom mensen vluchten. Het ging hem niet in de koude kleren zitten. Laatste wijziging: 26 september 2017, 09:45

Het is juli als Sinan Can (39) Meskane aandoet. Een stad in de provincie Raqqa, Syrië, die net is heroverd op IS. Hij komt er een man tegen met een zoon van een jaar of vijf, die hem meeneemt naar een plateau aan de voet van de stad. Het is de plek waar IS-strijders de inwoners van de stad – ook de kinderen – dwongen toe te kijken hoe ze mensen onthoofdden, kruisigden en ophingen. ‘Het jongetje van vijf, constant geconfronteerd met dit soort gruwelijkheden, had op een gegeven moment gevraagd: maar pap, gaan ze dit ook bij ons doen? Waarop de vader antwoordde: Dit is een spel. Het is niet echt en die mensen zijn acteurs.’

Can vertelt de anekdote op een doodgewone donderdagmiddag in de kantoorkolos van BNNVARA op het Hilversumse Mediapark. Syrië is ver weg, en tegelijkertijd dicht onder de huid. Even valt het stil, en klinkt alleen het gekraak van de bureaustoel waarop hij wat heen en weer schuift. Het zal niet vaak voorkomen tijdens het gesprek – de documentairemaker zit doorgaans niet om tekst verlegen. Hij vervolgt: ‘Maar dan zie je dat mannetje. En dan denk je: ik weet niet of hij het gelooft.’ Hoofdschuddend: ‘Hij heeft afgehakte hoofden gezien. Daar komt veel bloed bij kijken. Ik zou niet weten hoe je daar iets anders van kan maken.’

Can reisde afgelopen zomer samen met regisseur Jochem Pinxteren en cameraman Bruce Amende dwars door Irak en Syrië, voor zijn nieuwe tweeluik ‘In het Spoor van IS’, waarmee hij een inkijkje wil geven in de terroristische organisatie. Waar staat die voor? Waar vaart die op? Hoe maakt IS van mensen moordmachines? Want het kalifaat mag dan geografisch langzaam afbrokkelen, de ideologie doet dat allerminst. Can trok al vaker door het Midden-Oosten, onder meer voor zijn serie ‘De Arabische Storm’, maar dit werd zijn zwaarste reis tot nu toe. De ellende. De negativiteit. Het leven met de dood. Nooit eerder kwam hij zo bedrukt terug.

In een filmpje op de site van BNN vraag je je na het zien van zoveel ellende af: waarom doe ik dit nog? Kun je er antwoord op geven?
‘Je moet het zo zien: mijn verontwaardiging over al die ellende is mijn brandstof geworden. Een collega zag een fragment uit de serie waarin ik in een straat sta waar dode mensen liggen. Volwassenen. Een kind. En hij vond het bijzonder om te zien dat het me zo raakte. Want ik had toch al zovéél gezien? Maar ik ben een emotioneel mens. Ik bouw geen schild. En een dood kind is een dood kind. Ook al heb je er al twintig gezien; het went nooit. Dat moet ook niet. Het moet dwars door me heen blijven gaan. Het moet me diep in mijn hart raken, want dan raakt het de kijker thuis ook.
En dat vind ik het belangrijkste wat er is. Impact. ­Belangrijker dan welke journalistieke prijs ook. Ik wil laten zien wat het leed van een ander is, vijfduizend kilometer verderop. Zodat we begrijpen wat ze voelen, waarom ze vluchten. In plaats van steeds maar te oordelen. Je snapt pas dat je geen andere keus hebt dan vluchten, als je het verhaal van die man in Meskane hoort. En als dat Amsterdam-West zou zijn, wij ook willen vluchten met z’n allen. Ik hoop dat ik mensen tot dat inzicht kan brengen. Al zijn het er maar tien.’

Journalisten willen vaak een steen in de vijver gooien, en liever nog een steen verleggen. Lukt dat vaak genoeg?
‘De ene keer lukt het wel, de andere keer minder. Soms frustreert dat. Je hoopt dat wat je doet meteen een verandering teweeg brengt. Maar zo zit de wereld helaas niet in elkaar. De regisseur waar ik vaak mee werk, ­Thomas Blom, en ik zeggen ook vaak tegen elkaar dat we “slow-burners” maken. Als de politiek over een aantal jaar besluit dat de missie naar Afghanistan toch nog een keer geëvalueerd moet worden bijvoorbeeld, dan kan ik zeggen dat wij in 2016 die steen al eens in de vijver hebben gegooid met onze serie ‘Onze Missie in Afghanistan’. Dat vind ik het waard om voor naar Uruzgan af te reizen, waarvan zelfs de Afghanen zeiden: “Jullie zijn gek. De bakermat van de Taliban; daar durven we zelf niet eens naartoe”. Maar het voelde als onze journalistieke plicht om zo waarheidsgetrouw en eerlijk mogelijk te laten zien hoe de Nederlandse missie daar is verlopen. Niet vanuit analisten en deskundigen. Maar vanuit het perspectief van de Afghanen. Hoe hebben zij de slag om Chora beleefd, waarbij tussen de zeventig en tachtig burgers zijn omgekomen door bombardementen die wij hebben ingezet?’

Welke afwegingen maak je over je veiligheid?
‘Toen we afgelopen zomer naar Syrië en Irak vertrokken, had iedereen bij BNNVARA wel buikpijn kan ik je zeggen. Er waren collega’s die heel uitvoerig afscheid namen – alsof ik nooit meer terug zou komen – of emotioneel waren omdat ze het veel te gevaarlijk vonden. Ja, het is veel te gevaarlijk. Maar we gaan natuurlijk niet als een kip zonder kop zomaar ergens naartoe. Ik ken de gebieden goed. Ik weet wat we daar wel en niet moeten doen. En de omroep hanteert een veiligheidsprotocol. Voor zover mogelijk wordt vooraf alles stap voor stap besproken. Waar gaan we naartoe? Wat willen we daar filmen? Wie kunnen we bellen bij calamiteiten? Hoe ziet de verzekering eruit? We sturen een appje als we de deur uit gaan, en ook één als we weer terug zijn.
Maar al maak je vijfhonderd protocollen, uiteindelijk neem je natuurlijk altijd een risico. Je kan met een helm op en een kogelvrij vest aan gaan slapen; als je auto de volgende dag op een bermbom rijdt, dan ben je op de verkeerde tijd op de verkeerde plek en is het gewoon klaar. Nou ja. Kijk naar wat er is gebeurd met Jeroen Oerlemans.’

De oorlogsfotograaf werd vorig jaar doodgeschoten door een IS-scherpschutter in Libië. Wat dacht je toen je daarvan hoorde?
‘Dat heeft me heel erg geraakt. Ik kende Jeroen niet. Ik heb hem alleen een keer telefonisch gesproken omdat hij ook veel had gereisd en ik hem wat dingen over Libië wilde vragen. Maar ik ben wel naar zijn begrafenis geweest. Als eerbetoon aan een moedige collega. Ik kwam toen net met mijn ploeg terug uit Uruzgan, waar we in een hinderlaag van de Taliban waren gereden. Er werd 2,5 uur gevochten en er zijn veertien mensen bij omgekomen. Toen ik de kist van Jeroen zag, kon ik het niet helpen om te denken: er hadden ook zomaar drie kisten uit Afghanistan kunnen komen.’

Denk je dan: dat zou het waard zijn geweest, of…
‘Ja’, zegt hij zonder omhaal.

‘Mijn grootste voorbeeld is de Turkse onderzoeks­journalist Uğur Mumcu. Een van de moedigste mensen ooit in de journalistieke geschiedenis van Turkije. Hij durfde verbanden te leggen tussen het overheidsapparaat, ­criminaliteit en terrorisme. En hij wist dat hij dat niet ging overleven, dat ze hem op een dag zouden pakken. Maar desondanks stapte hij elke ochtend gewoon in zijn auto. In 1993 werd hij vermoord, met een gigantische auto­bom. Nu wil ik mezelf niet vergelijken met journalisten als Mumcu, die hun werk doen in regimes waar je echt gevaar loopt wanneer je je nek uitsteekt. Maar het motiveert mij wel om te doen wat ik doe.’

Onrecht en misstanden blootleggen. Het zijn belangrijke thema’s in het leven en werk van Can. Hij kreeg ze met de paplepel ingegoten, in het links-activistische migrantengezin waarin hij opgroeide. In interviews vertelt hij er graag en veel over. Can werd in 1977 geboren in Nijmegen, als kind van Turkse ouders. Vader was metaalarbeider, moeder maatschappelijk werker. Hun vrije tijd ging op aan vrijwilligerswerk dat de wereld een klein beetje mooier moest maken. Voor de Turkse arbeidersvereniging. De Turkse vrouwenbeweging. Er werd gedemonstreerd tegen kruisraketten en Shell. En het leed elders in de wereld vormde altijd voer voor gesprek en overpeinzingen aan de keukentafel. Can wilde een vak waarin hij iets van zijn van huis uit meegegeven maatschappelijke betrokkenheid kon verweven, en koos voor de journalistiek.

Waarom eigenlijk? Met dat doel voor ogen had je ook de hulpverlening in kunnen gaan.
‘Ja dat klopt, ik had ook makkelijk bij een NGO kunnen gaan werken. Ik doe het ook deels, als vrijwilliger voor Movement on the Ground, de stichting van Johnny de Mol die zich inzet voor vluchtelingen op Lesbos. Maar wat wel een leuk detail is: mijn vader had journalist willen worden. Het is hem alleen nooit gelukt. Hij was al halverwege de twintig toen hij naar Nederland kwam en een baan kreeg in de metaalfabriek in Nijmegen. In zijn vrije tijd werkte hij nog voor een Turks vrijwilligerskrantje dat in de regio Gelderland onder de eerste en tweede generatie Turkse Nederlanders werd verspreid. Toen ik zelf de journalistiek in ging, was ik dat eigenlijk alweer een beetje vergeten. Het besef kwam pas veel ­later, toen we in 2013 de Clara Meijer-­Wichmann penning kregen voor ‘Uitgezet’, een vierdelige documentaire­serie over uitgezette asielkinderen, en mijn ­vader tegen mijn moeder zei dat ik iets had bereikt wat hij altijd heeft gewild. Dat ik zijn droom heb waar­gemaakt, heeft hem veel voldoening gegeven.’

Om de thematiek in ‘Uitgezet’ heb je je heel druk gemaakt. Nog steeds spreek je er schande van dat we in Nederland gewortelde kinderen uitzetten. Je werk is vaak persoonlijk en uitgesproken. Waarom kies je daarvoor?
‘“Uitgezet” is de enige serie die ik nog altijd niet terug kan kijken. Dat doet me teveel verdriet. Wat ik toen heb gezien, is dat we gewortelde, Nederlandse kinderen gewoon hebben uitgezet. Neem Rita: destijds 10 jaar. In Maastricht geboren, nog nooit in Angola geweest. Ik zocht haar op in de krottenwijk waar ze moest overleven. Waar meisjes, amper vier jaar ouder dan zij, al kinderen hadden. Waar ze de taal niet sprak, waar ze gepest en geslagen werd. En dan denk je: hoe moet dat nu verder? Ik vond dat echt dramatisch.’ Dan, ineens fel: ‘En als ik dan zie hoe het nu gaat, met die twee Armeense kinderen van wie de moeder onlangs is uitgezet, dan word ik weer boos. Ik maakte “Uitgezet” vier jaar geleden. Wanneer gaan we het nou eens leren?’

‘Kijk, ik kies mijn thema’s recht vanuit het hart. Het zijn onderwerpen die dicht bij mezelf liggen, die ik belangrijk vind. Ik kan niet anders. Mijn eigen geweten, gevormd door het soefisme – een liberale, progressieve en spirituele tak binnen de islam, vormt mijn journalistieke kompas. Ik vind ook dat we moeten ophouden met altijd neutraal en (begint hard te lachen) objectief te willen zijn. Dat is flauwekul. Er is niets zo uitgehold en passé als die termen.’

Na de serie ‘Bloedbroeders’ – waarin je je uitsprak over de Armeense genocide en je excuses maakte aan een 105-jarige Armeen die de massamoord heeft overleefd – werd je bedreigd door Turkse Nederlanders. Denk je af en toe niet: Ik ga eens een lekker ongecompliceerde reportage over fipronil-eieren maken?
‘Er waren mensen in mijn omgeving die zich echt zorgen maakten en dachten dat ik op straat een mes tussen mijn ribben zou krijgen. Mijn oom zei: “In Turkije zijn er journalisten voor minder doodgeschoten”. De kwestie van de Armeense genocide is nogal een explosief dossier. Een taboe. Dat heb ik willen doorbreken en ik heb daar geen seconde spijt van gehad. Ook al waren er mensen die me dreigden neer te steken als ze me tegen zouden komen. Laatst nog, in Rotterdam, ging er een autoraampje naar beneden, en reden ze me al scheldend voorbij. “We maken je kapot.” Aangifte heb ik nooit gedaan. Ik gun ze het plezier niet dat ik ze serieus neem. Als ze tot actie willen overgaan, dan is dat zo. Dat heeft consequenties in dit land, denk ik dan. Het is hier geen bananenrepubliek.’

Ik denk niet dat jij momenteel makkelijk naar Turkije kunt afreizen.
‘Nee. Ik weet wel zeker dat ik dan wordt opgepakt. Ik ben strafbaar omdat ik de Armeense genocide heb erkend. Artikel 301: het beledigen van de Turkse natie. Dat artikel wordt bijna niet meer gebruikt, maar ze kunnen ’m zo weer uit een la trekken.’

Columniste Ebru Umar werd vorig jaar opgepakt en wil nu haar Turkse paspoort inleveren. Heb jij daar wel eens over nagedacht?
‘Natuurlijk. Ik denk er constant aan hoe ik hem op het raam van het consulaat zou plakken: hier heb je ’m! Maar ik doe het niet. Want zolang ik dat paspoort behoud, heb ik de mogelijkheid om me te verzetten. Bijvoorbeeld door tegen de grondwet van Erdogan te stemmen. Zie het als mijn act of resistance.’

De persvrijheid in Turkije lijkt momenteel wekelijks te verslechteren. Hoe kijk je daarnaar?
‘Met veel verdriet. Ik heb in 2002 een jaar voor CNN Türk in Istanbul gewerkt. Dat was in de tijd dat de AKP-partij van Erdogan aan de macht kwam. En dat begon allemaal heel positief en voortvarend, eerlijk gezegd. Ze wilden hervormen, een handreiking doen naar de Koerden, meer journalistieke onafhankelijkheid. Maar het is zo afgezakt. Journalisten die ik in die periode heb leren kennen zitten nu vast. En waarvoor?
Een lichtpunt is dat mensen als Ahmed Şik, een hele goede onderzoeksjournalist die nu vast zit, de rug recht houden. Hij weigerde te vluchten en heeft in de rechtbank gewoon gezegd wat hij denkt. Dat de staat georganiseerde slechtheid is. Dat hij niets fout heeft gedaan, alleen zijn taak als journalist heeft uitgevoerd. Hij weet dat hij er de gevangenis voor in draait, maar vindt dat hij zich moet uitspreken voor de glimlach van de volgende generatie. In de hoop dat zijn kinderen in een eerlijker en beter Turkije kunnen leven. Dat vind ik prachtig. Het is de reden dat ik hoop houd voor het land. Want elk rijk loopt tot zijn eind. Zelfs het Romeinse rijk ging na duizend jaar stuk. Maar gewetensvolle mensen zoals hij zijn er altijd geweest, en zullen er altijd zijn.’

Sinan Can
Sinan Can (Nijmegen, 1977) werkte zes jaar voor Zembla, voordat hij in 2011 documentaires ging maken voor BNNVARA. Zijn tweeluik ‘In het Spoor van IS’ wordt dit najaar uitgezonden. Eerder maakte hij prijswinnende series als ‘Uitgezet’, ‘Onze Missie in Afghanistan’, ‘Bloedbroeders’ en ‘De Arabische Storm’. Voor de laatste twee producties werd hij vorig jaar uitgeroepen tot Journalist voor de Vrede.
Na zijn studie journalistiek in Tilburg werkte Can korte tijd voor CNN Türk, de Moslim­omroep, PREMtime, en Uitgesproken Vara.
Foto: Bruce Amende

Tip de redactie

Wil je Villamedia tippen, maar is dat te gevoelig voor een gewone mail? Villamedia is aangesloten bij Publeaks, het platform waarmee je veilig en volledig anoniem materiaal met de redactie kunt delen: publeaks.nl/villamedia

Praat mee

Colofon

Villamedia is een uitgave van Villamedia Uitgeverij BV

Uitgever

Dolf Rogmans

Postadres

Villamedia Uitgeverij BV
Postbus 75997
1070 AZ Amsterdam

Bezoekadres

Johannes Vermeerstraat 22
1071 DR Amsterdam

Factuurgegevens

Villamedia Uitgeverij BV
Johannes Vermeerstraat 22
1071 DR Amsterdam

Contact

redactie@villamedia.nl

Redactie (tips?)

Chris Helt, hoofdredacteur

Marjolein Slats, adjunct-hoofdredacteur

Linda Nab, redacteur

Lars Pasveer, redacteur

Trudy Brandenburg-Van de Ven, redacteur

Rutger de Quay, redacteur

Nick Kivits, redacteur

Sales

Sofia van Wijk

Emiel Smit

Loes Smit

Webbeheer

Marc Willemsen

Vacatures & advertenties

vacatures@villamedia.nl

Bereik

Villamedia trekt maandelijks gemiddeld 120.000 unieke bezoekers. De bezoekers genereren momenteel zo’n 800.000 pageviews.

Rechten

Villamedia heeft zich ingespannen om alle rechthebbenden van beelden en teksten te achterhalen. Meen je rechten te kunnen doen gelden, dan kun je je bij ons melden.