Verschoningsrecht: Genootschap wil niet op stoel rechter
Nu de Tweede Kamer binnenkort vergadert over wijzingen rond het verschoningsrecht en bronbescherming, heeft het Genootschap van Hoofdredacteuren opnieuw aan de bel getrokken over bezwaren die het eind 2014 al uitte.
De wetgeving wordt herzien, maar het Genootschap stelt dat de discussie in de afgelopen jaren nog altijd geen voorstellen heeft opgeleverd waarmee zijn leden zich kunnen verenigen.
Een onoverkomelijk bezwaar is het voorstel om inlichtingendiensten zelf te laten beoordelen of ze met een journalist te maken hebben - en of daarmee wetgeving rond journalistiek verschoningsrecht en bronbescherming überhaupt van toepassing is.
In 2014 meende het Genootschap over die voorstellen dat de regelgeving een ‘stevige onderzoeksplicht’ zou moeten opleggen. Daarbij moet adequaat worden vastgelegd hoe bij die beoordeling te werk is gegaan. Het Genootschap stelde toen ook betere regels voor onder welke voorwaarden in beslag genomen materiaal op neutraal terrein (dat wil zeggen, verzegeld bij een notaris, red.) wordt bewaard.
Het Genootschap is ongelukkig met de keuze om een journalist in de wet te definiëren, wat voor het eerst zou zijn. “De leden van het Genootschap beoordelen dit als buitengewoon onwenselijk en onverstandig, zeker omdat het media-speelveld voortdurend verandert”, schrijft voorzitter Marcel Gelauff.
Hij wijst er op dat zelfs het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in uitspraken geen definitie van de beroepsgroep hanteert.
De minister van Justitie stelde in een Kamernota voor om eventueel de voorzitter van de Raad voor de Journalistiek of de voorzitter van het Genootschap van Hoofdredacteuren in te schakelen bij de beoordeling of van een journalist (of journalistieke werkwijze) sprake is. Die plannen zijn voor het Genootschap onacceptabel.
Aan een dergelijk verzoek zal het Genootschap niet meewerken. Het Genootschap meent verder dat ook de Raad voor de Journalistiek daarin geen rol heeft. Wel kunnen uitspraken van de Raad worden meegewogen om tot een eindoordeel te komen, maar “in een rechtstaat is het uiteindelijk aan de rechter om te bepalen of betrokkene conform journalistiek maatstaven heeft gehandeld.”
De journalistenvereniging NVJ deelt de kritiek van het Genootschap en wijst op de voorstellen dat een bron bescherming geniet als daarover expliciete afspraken zijn gemaakt met een journalist. “Daarover zijn we het niet eens”, stelt algemeen secretaris Thomas Bruning. “Wij vinden het logisch dat een bron mag verwachten dat zijn identiteit beschermd wordt. Een journalist hoeft dat niet te bewijzen.”
Praat mee