Rekkelijken versus preciezen
De Raad voor de Journalistiek kampt met een stoffig en stroperig imago. En daar bovenop zijn er media die niets zien in collegiale toetsing van hun gedrag. Daar is de consument voor of de rechter. Het stoffige imago wordt gevoed door een flinke regeldruk. De Raad beoordeelt of een journalist zich aan de Leidraad heeft gehouden en neemt de spelregels daarbij vrij letterlijk.
Zo bezien heeft de Raad de problemen deels aan zichzelf te danken en gelukkig ook al deels opgelost. De regeldruk is minder (niet over alles hoeft meer een uitspraak te komen en revisie is mogelijk geworden). Het stoffige imago kan verder worden opgepoetst met wat meer eigentijds gedrag, zoals meer openheid en een goede website.
Lastiger is het om weerbarstige collega’s over de streep te trekken. Die geloven niet in een vast omlijnde definitie van journalistiek. Ook zou het oordeel te vrijblijvend zijn.
Ik geloof ook niet in zo’n definitie, maar denk wel dat discussie over het vak goed is en iedereen verder kan helpen. Dat journalistiek geen wetenschap is, is daarbij alleen maar een voordeel. Als dat gebeurt op een manier waarbij ook de klager zich gehoord voelt, dan lijkt me dat voor alle partijen winst. De uitspraken van de Raad zouden daarvoor wel wat minder in beton gegoten mogen zijn.
.(JavaScript moet ingeschakeld zijn om dit e-mail adres te bekijken)
Praat mee