‘Rechtbank moet zich meer laten zien’

De Nederlandse rechtspraak krijgt nogal wat kritiek te verduren. En dat terwijl rechters toch zo zorgvuldig mogelijk een oordeel vellen. In ‘Opwaaiende toga’s’ laten Jelle van der Meer en Hella Rottenberg van binnenuit zien hoe het strafrecht in Nederland écht werkt en welke rol de eeuwige kritiek van de buitenwereld daarin speelt.
Hoeveel uren ze er precies hebben doorgebracht, dat weten ze niet meer. Maar wanneer de freelance journalisten Jelle van der Meer en Hella Rottenberg samen de rechtbank van Haarlem betreden zijn ze meteen weer thuis. ‘We komen even de rechtbank laten zien’, kondigen ze aan bij de beveiliging. Acht maanden lang liep het tweetal hier rechtszaal in en uit. Niet om verslag te doen van diefstallen, overvallen en moorden, maar omdat ze wilden laten zien hoe het Nederlandse strafrecht écht werkt. ‘Vanuit de buitenwereld is er vaak heel erg veel kritiek’, weet Van der Meer. ‘Mensen zijn nogal eens verontwaardigd of boos als een verdachte vrijkomt terwijl hij toch heel schuldig lijkt. Maar vaak hebben ze geen idee hoe een rechter tot een beslissing komt. Wat we weten over het strafrecht gaat meestal niet verder dan wat de media ons vertellen. En dat geeft niet altijd een genuanceerd beeld.’
In de negen rechtszalen die de Haarlemse rechtbank telt worden per dag tientallen rechtszaken afgehandeld. Van der Meer en Rottenberg woonden er in totaal een slordige honderd bij. Maar wat er zich pal tegenover de rechtszalen afspeelt is minstens net zo interessant, vindt Van der Meer. De rechtbank deelt een gebouw met het parket Haarlem, de lokale afdeling van het Openbaar Ministerie (OM). ‘Je realiseert je als buitenstaander niet wat daarbinnen allemaal gebeurt’, zegt Van der Meer terwijl hij over de open binnenplaats van het gebouw naar de overzijde wijst. Beide freelancers volgden talloze zaken, van aanhouding tot en met de berechting. ‘De officieren van justitie krijgen de hele dag door telefoontjes van politieagenten die bijvoorbeeld vragen of ze een verdachte mogen aanhouden of langer mogen vasthouden. De officieren moeten binnen een paar minuten knopen doorhakken. Het zijn echte beslissers. Soms zijn ze wel met dertig zaken tegelijk bezig. Het zijn net acrobaten die bordjes in de lucht moeten houden.’
Van der Meer en Rottenberg hebben voor hun onderzoek meegelopen met enkele officieren van justitie, met rechters en met advocaten. Zo schoven ze onder andere aan bij slachtoffergesprekken, ontmoetingen tussen advocaten en hun cliënten en het wekelijks overleg van de officieren van justitie. ‘De kritiek vanuit de samenleving is meestal gericht op de uitspraak van een rechter’, legt Rottenberg uit. ‘Maar we wilden niet alleen de rol van de rechter in de spotlight zetten. Als je een portret van het Nederlandse strafrecht wil maken, dan moet je dat vanuit meerdere perspectieven belichten. Aan de hand van concrete zaken kun je de mechanismen en dilemma’s van de rechtspraak illustreren.’
De journalisten konden zich redelijk vrij bewegen, maar helemaal carte blanche kregen ze niet. Zo waren de afdeling zware criminaliteit, in het kort ‘zwacri’, en de raadkamer van de rechters off limits. Rottenberg: ‘Zwacri is een hermetisch afgesloten gedeelte. Alleen de officieren van justitie die daar werken mogen er komen. In de raadkamer is het zelfs bij wet verboden voor buitenstaanders om aanwezig te zijn wanneer de rechters er hun beslissingen nemen. We hebben nog wel geprobeerd toegang te krijgen, maar ons verzoek werd niet ingewilligd.’
Het verzoek om toegang tot de raadkamer was niet het enige wat stroef liep. De Nederlandse rechtbank en het OM zijn van nature erg gesloten. Rottenberg en Van der Meer zijn dik een jaar bezig geweest om alleen al medewerking van de betrokken partijen voor elkaar te boksen. Het lastigst te overtuigen leek het OM, dat wilde dat de twee freelancers een uitgebreid contract zouden ondertekenen. Daarin stond niet alleen dat de staat gevrijwaard zou worden van iedere vorm van aansprakelijkheid, maar ook dat het journalistenduo toestemming moest vragen voor elk gesprek dat ze wilden voeren én dat het OM het laatste woord zou krijgen over de uiteindelijke tekst en daar zijn veto op kon uitbrengen. Rottenberg: ‘Dat vonden we echt veel te beperkend. We wilden onze journalistieke vrijheid behouden. Als dat niet zou kunnen, wilden we er niet aan beginnen.’
Uiteindelijk zorgde tussenkomst van procureur-generaal Harm Brouwers, het toenmalige hoofd van het Openbaar Ministerie, dat het parket Haarlem akkoord ging. ‘Maar ook hij snapte in eerste instantie niet waarom we niet gewoon tekenden’, aldus Van der Meer, die aangeeft wel te begrijpen dat het OM huiverig was om mee te werken aan het boek. ‘Deze werkwijze is natuurlijk hartstikke nieuw. Je hebt wel te maken met journalisten en je kunt niet zomaar bepalen wat zij opschrijven en hoe ze dat doen. Dat het OM uiteindelijk toch akkoord is gegaan heeft te maken met het feit dat ze zelf ook wel voelen dat ze zich meer moeten laten zien aan de samenleving.’ De angst voor kritiek zit er binnen het Nederlandse strafrecht goed in. Niet omdat rechters, officieren en advocaten niet tegen kritiek kunnen, maar omdat ze zich maar lastig kunnen verweren. ‘Veel berichtgeving gaat in op één aspect van een zaak, bijvoorbeeld het feit dat een verdachte ondanks alles toch vrijuit gaat. Zulke berichtgeving kan leiden tot het beeld dat de rechtspraak in ons land niet deugt’, aldus Van der Meer. ‘Dat is niet alleen de schuld van de media. Kijk maar eens waar de rechtbank hier zit: hartstikke verstopt. Ze zouden juist de rode loper uit moeten rollen en meer van hun werk aan het publiek moeten laten zien.’
Het is belangrijk dat ook de rechtbank meer naar buiten treedt. ‘Je kan wel zeggen dat beeldvorming maar beeldvorming is, maar het gevormde beeld is voor veel mensen de realiteit. Hoewel rechters tijdens het werk heel bedachtzaam en zakelijk zijn, kunnen ze ook heel emotioneel worden zodra de toga uit gaat. Ze voelen zich heel erg aangevallen als ze worden beknot in hun vrijheid.’
Rottenberg vult aan: ‘De media zijn toch vaak op zoek naar meningen over individuele zaken. Rechters kunnen daar niet op ingaan en mogen meestal alleen overwegingen over algemene kwesties geven. Maar dat ze van zich laten horen is wel heel erg belangrijk. Ook de politiek baseert zich op wat ze in de media leest. Als de rechtspraak niet van zich laat horen wordt ze overlopen door de politiek. Nu kunnen rechters vaak geen taakstraf meer opleggen, terwijl ze dat wel het liefst zouden willen doen. Dat is het gevolg van een ongemotiveerd politiek besluit. Meer laten zien en meer meepraten, dat komt het gezag van de rechtbank ten goede.’
Praat mee