Raad over de ‘censuur’ van genegeerd worden
Secretaris Raad voor de Journalistiek Daphne Koene schrijft op de site van de Raad over een aardig fenomeen: het gros van de zaken die de Raad behandelt gaat over gepubliceerde zaken waar iemand problemen mee heeft. Maar als media ergens géén aandacht aan besteden is blijkbaar ook reden tot boosheid.
Koene: “Met enige regelmaat ontvangen we een klacht van iemand die vindt dat hij bijzondere informatie aan een journalist heeft doorgespeeld en meent dat de journalist daar wel over móet schrijven. Als dat niet gebeurt, dan is dat censuur en journalistiek onzorgvuldig, aldus de klager.”
Naast de beschuldiging van censuur blijken klagers radiostilte (soms na een eerste mailwisseling) ergerlijk te vinden. Een journalist is niet verplicht om op e-mails te reageren. Ook hoeven media aangeboden materiaal (ingezonden brieven of reacties) niet te plaatsen, ook als er over een belangwekkend onderwerp wordt geschreven.
Klagers eisen soms het recht van meningsvrijheid op, bijvoorbeeld in reacties onder artikelen. De Raad volgt die gedachte niet. Koene: “Net als bij de papieren krant is de redactie ook verantwoordelijk voor en aanspreekbaar op de inhoud van haar digitale publiciteitsmedium. Van een publiek domein, is geen sprake. Zoals het de redactie vrij staat een ingezonden brief niet te plaatsen in haar papieren krant, kan zij tevens een op de website verschenen lezersreactie verwijderen.”
Koene beseft dat die houding de Raad openstelt voor dezelfde beschuldigingen van censuur. “Het staat iedereen vrij, binnen de grenzen van de wet, zijn mening te uiten. Dat kan op allerlei manieren, maar niet - verplicht - via de media.” Meer bij Raad voor de Journalistiek
Praat mee