Jacob Kohnstamm, voorzitter van het College Bescherming Persoonsgegevens

Vrijwel dagelijks krijgt het College Bescherming Persoonsgegevens telefoontjes van journalisten die zeggen ‘beet te hebben’. Ze zijn een schending van de privacy op het spoor en vragen het CBP om een reactie. ‘Wij moeten die journalisten meestal teleurstellen’, zegt CBP-voorzitter Jacob Kohnstamm.
Nee, Jacob Kohnstamm vindt het allesbehalve kwalijk dat The Guardian samenwerkt met Edward Snowden en WikiLeaks. ‘Wat The Guardian doet, is zuurstof voor de democratie. Een journalist die de wet bescherming persoonsgegevens overtreedt, mag zich beroepen op zijn uitzonderingspositie. Als een politicus campagne voert met zijn gezin en die relatie loopt op de klippen, dan is het niet onlogisch dat je daar nieuws van maakt – ondanks het feit dat je het privédomein van die politicus betreedt. Het enige nadeel is dat de uitzonderingspositie van journalisten stamt uit de tijd dat er nog geen internet was. Nu kan iedereen die een blog bijhoudt zich journalist noemen en dat levert nog wel eens een probleem op, want waar ligt de grens tussen wat nog journalistiek is en wat niet meer? Wat de oplossing is? Een keurmerk of gilde voor journalisten in ieder geval niet, dat is wat mij betreft in strijd met de basisbeginselen van journalistiek. Het moet een vrij beroep blijven.’
De auteurs van het standaardwerk The Elements of Journalism pleiten ervoor dat journalisten zich veel beter moeten verantwoorden. Ze trekken een vergelijking met de transparantie die wetenschappers moeten betrachten wanneer ze werk publiceren. Voor Kohnstamm hoeft het zo ver niet te gaan. ‘De bewijslast voor een journalist om iets te publiceren is een totaal andere dan de bewijslast die een autoriteit als de onze moet hebben bij het innemen van een standpunt. Als wij een verdenking uiten of ongefundeerde uitspraken doen, fluit de rechter ons terug. Maar een journalist moet van mij kunnen zeggen: het ruikt niet goed. Zonder dat hij keiharde bewijzen heeft.’
Het CBP houdt toezicht op naleving en toepassing van wetten die het gebruik van persoonsgegevens regelen. Mede door de zware bewijslast die het CBP heeft, moet het journalisten regelmatig teleurstellen. Kohnstamm: ‘Dan belt een journalist ons op die aan den lijve heeft ondervonden dat misbruik is gemaakt van zijn persoonsgegevens. Hij heeft beet, vindt hij. En of wij dan even willen roepen dat het een grote schande is. Maar zo werkt het niet. Ik heb veel respect voor het werk van journalisten, maar onze rol is anders. Wij kunnen niet zomaar roepen dat iets een schande is, daarvoor moeten we eerst uitgebreid onderzoek doen. Wij zijn geen actiegroep, maar een onafhankelijke autoriteit die moet toezien of de wet wordt nageleefd. Dus sturen wij media vaak door naar onze vrienden van Bits Of Freedom of de stichting Brein. Of naar een Kamerlid dat bereid is er vragen over te stellen.’
Toch is Kohnstamm zo nu en dan bereid een journalist wat tips aan te reiken, zodat hij in ieder geval verder kan met z’n onderzoek. Want, zo vindt Kohnstamm, er is altijd een afhankelijkheidsrelatie met journalisten, het is geven en nemen. ‘Dat geldt vooral voor journalisten die we goed kennen en van wie we weten dat ze hun vak verstaan. Vergelijk het met mijn vaste groenteboer die mij soms ook een sinaasappeltje toestopt.’
In bepaalde gevallen geeft het CBP wél meteen een reactie. Kohnstamm: ‘Dat doen we alleen when the shit hits the fan. Een mooi voorbeeld is de commotie die ontstond toen productiemaatschappij Eyeworks verborgen tv-camera’s had opgehangen op de spoedeisende hulp van het VU Medisch Centrum. In dit geval hoefden we geen onderzoek te doen. Medici gingen aan de haal met de privacy van hun patiënten – dat is zo obvious, daar konden we simpelweg niet nat op gaan.’
Met Edward Snowden en het misbruik van gegevens door de Amerikaanse veiligheidsdienst NSA is Kohnstamm een stuk voorzichtiger. ‘Ik vind de relatie tussen persoonsgegevens en nationale veiligheid enorm gecompliceerd, in ieder geval gecompliceerder dan in veel analyses die ik in de media zie. Ik ben nu voorzitter van een EU-commissie die deze hele zaak onderzoekt. De strijd tegen terrorisme kun je alleen in het geheim voeren. Tegelijkertijd wil je niet dat privacyregels met voeten worden getreden. Maar hoe controleer je dat? De antwoorden op dat vraagstuk liggen niet zomaar voor het oprapen.’
Kohnstamm spreekt begeesterd over het belang van privacy. In de kroeg komt de CBP-voorzitter niet meer, zegt hij schertsend, ‘want daar zegt toch iedereen dat hij niets te verbergen heeft.’ Media praten burgers die zogenaamd niets te verbergen hebben, net iets te vaak naar de mond, vindt Kohnstamm. Misschien komt het vanwege het feit dat het belang van privacy lastig uit te leggen is. ‘Het bedrijfsleven ziet individuen als consument en de consument is koning. Door de voortschrijdende techniek zijn veel goederen en diensten die consumenten leuk vinden ‘gratis’ geworden, maar wat mensen niet zien, is dat ze nu betalen met hun gegevens en dat bedrijven daar vervolgens frank en vrij uit kunnen putten. De consument weet het niet, ziet het niet en kan het niet controleren. Ook de overheid gaat de burger steeds meer als consument behandelen. Ik zou willen dat journalisten wat vaker schrijven over die tegenstelling tussen burgers en consumenten. Ik vind dat een Nederlander zich in alle vrijheid moet kunnen ontwikkelen als burger, zonder dat hij ongevraagd door allerlei instanties en bedrijven wordt gevolgd. En zonder dat hij op tachtigjarige leeftijd nog steeds moet horen dat hij als puber uit de klas werd gestuurd omdat hij propjes zat te schieten – want het stond nu eenmaal op Facebook.’
Natuurlijk zijn er uitzonderingen, journalisten die een stap verder gaan dan de rest. Kohnstamm noemt onderzoeksjournalist Brenno de Winter zijn partner-in-crime. ‘Zijn werk leidt één-op-één tot wetswijzigingen. Maar ik zeg er meteen bij dat hij ook verdomde lastig kan zijn, haha. Verder ben ik blij dat bij steeds meer media – RTL, NOS, Nieuwsuur – zich specialiseren in privacy. Dankzij WikiLeaks en Snowden is er in toenemende mate aandacht voor. In internationaal opzicht wil ik graag Dana Priest van The Washington Post noemen, zij schreef de geweldige serie Top Secret America. Daarin legt ze het werk van de Amerikaanse veiligheidsdiensten bloot. Een fantastische onderzoeksjournalist.’
Praat mee